algemene aenmerking over dit onderwerp, vervolgt hy indezervoege.
‘De wakkere Jongeling denkt niet aan zijnen Schepper in de dagen zijner Jeugd; zijne edele krachten beweegen zich niet ter eere van zijnen Formeerder; alles wat aan hem is zwijgt; dartelend in wellust en ijdelheid verloogchent hy Hem, die den leevendmaakenden adem in zijne neusgaaten geblaazen heeft. - Geheel gevoelloos onder het genot der beste zegeningen, die steeds op elkander volgen, en zijne dagen en nachten vervrolijken, verlaat hij den rotssteen zijns heils: - zo verbloeit de bloem, maar niet ter verheerlijkinge des Scheppers.
Zelfs de krommende Grijsaart wil met zijne graauwe hairen, en met zijne wechgezondigde kragten nog den Heer niet vreezen; hij is bij de onledigbaare volheid der beste zegeningen oud geworden, en nog is de Alomtegenwoordige hem onbekend, dien hij door zo veele millioenen van weldaaden had kunnen zien, gevoelen en smaaken. -
Groote God! welke schriklijke ervaaring! welke vreeslijke waarheid! schoon de blinde mensch ondankbaar is te midden in den stroom uwer zegeningen, schoon de wulpsche jonglingschap, die de beste uuren van een ras voortsnellend leeven in de vermaaken eener zinlijke dartelheid verbeuselt, Uwe Goedertierenheden koelhartig en gevoelloos geniet, en zijne oogen van de wonderen Uwer Godsliefde met verachting aftrekt, schoon de beevende oude, die om den rand van het graf heen strompelt, U niet dienen wil, en zonder dankende verwondering de wechgeleefde dagen zijner hooggeklommen jaaren kan nadenken; evenwel blijft Gij, o God! hun Hoogstgoed, Genadig en Barmhartig; nog zijt Gij niet moede, van het werken aan hun welzijn, - nog doet Gij hun dagelijks de beste zegeningen van Uwen goeden Hemel toevloeijen, - nog is de bornput Uwer Genade niet opgedroogd - nog staan Uwe liefderijke armen open, - nog klopt Uwe erbarmende borst, - nog wenken Uwe oogen hun ontferming in het hart, - nog draagt Gij hen op de armen Uwer Vaderlijke langmoedigheid, - nog beleeven zij de dagen des heils! - nog schenkt Gij hun jaaren van vriendlijk lokkende genade. Ach! ik verstom! ik verstom! - aanbidlijke Hemelheer! groot zijn de wonderen