Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 643]
| |
Van de het gezigt bepaalende brillen.De natuurlyke begeerte van lieden, die handel dryven om hunne bezigheden te vermeerderen, en zich, meer en meer, bekend te maaken, heeft, in veele gevallen, ter oorzaake gestrekt van veranderingen en uitvindingen, nadeelig voor Weetenschap en schadelyk voor 't Gemeen. 't Is eene begeerte, aan welke allen die handel doen, uit hoofde van hunne Levensomstandigheid, zyn blootgesteld, en waarvan men mag vermoeden dat niemand vry is. Aan deeze begeerte mogen wy, met regt, toeschryven, de uitvinding van de het gezigt bepaalende Brillen. En, daar het zeldzaam aan voorwendzels ontbreekt, als het 'er op aan komt, om, 't geen belang aanneemt, te regtvaardigen, poogde de Uitvinder, door schoonschynende redenen, de aandagt der zodanigen te trekken, die zich, door de enkele nieuwigheid, niet lieten inneemen. - Maar het goed begrip der Wereld, 't welk altoos, op den duur, de waarde van ieder Uitvinding op den rechten prys schat, laat thans die oog beperkende Brillen in de welverdiende vergetelnisse. Zy worden door weinigen gedraagen, en dan nog alleen van de zodanigen, die, door langduurige gewoonte, hunne oogen aan deeze schadelyke schaduwen gewend hebben. Onder de redenen door den Uitvinder aangevoerd, stelt hy de grootste kragt hier in, dat, even als wy, in Telescopen en Microscopen, genoodzaakt zyn door voegelyke openingen, de buitenstraalen, welkt strekken om het | |
[pagina 644]
| |
beeld verward te doen worden, af te snyden, ook op dezelfde wyze, de hoeveelheid van Licht in de Brillen moet bepaald worden. - Men heeft hier op geantwoord, dat de gevallen geenzins gelyksoortig waren, en, dat indien ze het waren, de bygebragte reden tegen het gebruik dier Brillen zou stryden: want daar alle lensen eene opening dulden geëvenredigd aan de lengte van derzelver brandpunten, zou een lens van vyf duimen brandpunt, welke een der kortste is in 't algemeen gebruik, een veel wyder opening kunnen veelen dan de diameter van eenig Brillen-oog; doch zeker had men geen bepaalende openingen noodig voor glazen digt geplaatst by 't oog, welks pupilla door de natuur gevormd is om zich naar elken graad van Licht te schikken; en wy moeten, in alle gevallen, de oogen, zo veel mogelyk, laaten in derzelver eigene werking en eenpaarige wyze van zien. - Aangemerkt als een schaduw of bedekzel, zyn de breede hoorne randen op de glazen geplaatst, onvolkomen en schadelyk, en teffens lastig in 't gebruik: want, indien een regel die men zal leezen lang is, moet het hoofd in eene gestadige beweeging weezen, om de woorden te zien, die bedekt worden door den donkeren rand. By deeze, en meer andere redenen, welke men zou kunnen aanvoeren, voegen wy de bewyzen, ontleend uit waarneeming en ondervinding: door deeze ben ik ten vollen overtuigd, dat ze schadelyk zyn voor de Oogen, en dat zy, die 'er zich van bedienen, doorgaans Glazen gebruiken van een korter brandpunt, dan zy die de gewoone soort van Brillen gebruiken. Indien, van wegen de zwakheid des Gezigts, eene beschaduwing noodzaaklyk is, laat het dan zodanig eene weezen, als aangeduid wordt door de natuur. Deeze leert ons dat de zodanigen, wier Oogen diep staan, het klaarste en sterkste Gezigt hebben; en dat, wanneer wy het Licht al te sterk vinden, wy onze Oogleden nederdrukken, of, zo dit niet genoegzaam is, de hand boven onze Oogen houden; dit toont ons, dat de beste gedaante eener beschaduwinge, vast gemaakt wordt aan het voorhoofd, en twee of drie duimen van 't zelve moet uitsteeken. 't Zal niet ongepast weezen, te deezer plaatze, met een woord of twee te reppen, van de Kaarsschermpjes. Ik ben duidelyk van begrip, dat alle donkere schaduwen en schermpjes het Oog benadeelen, zoo wel uit hoofde | |
[pagina 645]
| |
van zeer ongeregelde wederkaatzingen des Lichts van derzelver geschilderde binnenzyde, als van wegen de strydigheid welke het Oog ontmoet, wanneer het zich van het wedergekaatste Licht afwendt, dat is, van het uiterste van helderheid tot het meer donkere of geheel duistere. In plaats van deeze zou ik aanraaden, een kegelagtige scherm van wit papier, middelmaatig van dikte: deeze zal een sterk bestendig Licht op het Boek enz. doen vallen, het Oog beschutten tegen de schitterende helderheid en glans van het Kaarslicht, en de kamer niet te zeer verdonkeren. - In 't voorbygaan nog een woord wegens de Lampen van argand; het helder witte Licht, daar door veroorzaakt, moet ongetwyfeld het Gezigt benadeelen: 'er zyn gevallen, waar in die Lampen met voordeel kunnen gebruikt worden; doch dan moet het zyn als derzelver Licht gemaatigd is vóór het in 't Oog valle. | |
Over brillen met gekleurde glazen.'t Moge bezwaarlyker vallen te beslissen over de verdiensten van Brillen met Gekleurde Glazen, dan over die waar van wy zo even gesprooken hebben, nogthans is 'er grond om te denken, dat ze eer ondienst dan dienst doen aan de Oogen, en dat de beginzelen, op welke men verondersteld heeft dat ze voordeelig voor 't Gezigt zouden weezen, zwak en bedrieglyk zyn. Groene Glazen heeft men aangepreezen om twee redenen. Voor eerst, om dat men in 't algemeen erkent, dat groen een der aangenaamste kleuren is, welke wy zien, en bevonden wordt het Gezigt te versterken, te ondersteunen en te bewaaren. - Ten tweeden heeft men verondersteld, dat zy den indruk der Lichtstraalen op de Retina verzwakken, en daarom welgeschikt zyn voor Menschen met zwakke en tedere Oogen. Op de eerst bygebragte reden zal het genoegzaam weezen te antwoorden, dat, schoon de groene kleur genoeglyk is om op te zien, die genoeglykheid niet blyft stand houden om 'er door te zien: want alle voorwerpen, bekeeken door Groene Glazen, vertoonen zich vuil geel, gemengd met donker groen; ze zyn, egter, niet alleen onbehaagelyk, maar 'er gaan omstandigheden met het gebruik derzelven gepaard, die het hoog waarschynlyk doen worden, dat ze het Oog benadeelen, en geenzins strekken | |
[pagina 646]
| |
om de werking der Lichtstraalen op het Oog te verminderen; eene werking daar aan doorgaans toegeëigend. Wanneer men eene korte poos na de Zon gezien heeft, en de Oogen sluit, zal men, naa het sluiten der Oogen, het beeld der Zonne blyven zien; maar de helderheid zal allengskens verminderen, allengskens min sterke en leevende kleuren aanneemende, eerst rood, vervolgens geel, dan groen, voorts blaauw, en eindelyk violet. Deeze kleuren nu worden toegeschreeven aan de geweldige werking verwekt op de Retina, door de Lichtstraalen; de wederwerking en schuddingen veroorzaaken de gewaarwording van kleur, de sterkste van dien zyn rood, de zwakkere geel, enz. Iets zeer overeenkomstig hier mede komt de meesten over, als zy in 't eerst Brillen met groene glazen draagen: want, wanneer zy dezelve afneemen, vinden zy doorgaans de voorwerpen roodagtig; een klaar en genoegzaam bewys, dat ze niet gunstig zyn voor 't Oog. Verder, als men deeze Brillen niet gestadig draagt, zal de strydigheid tusschen de voorwerpen daar door, en zonder dezelve gezien, nadeelig zyn in de uitwerkzelen, als strydig met die eenpaarigheid welke wy reeds aangemerkt hebben, dat zo noodig is tot bewaaring des Gezigts. Doch 'er is een nog grooter ongemak; het Oog gewent, door een bestendig gebruik, 'er zo zeer aan, dat het met Brillen van eene andere kleur niet gemaklyk kan zien: wanneer het Oog platter wordt, moet het boller Glazen hebben; doch als de bolheid toeneemt, worden de groene Glazen donkerder, en dus min voor 't Gezigt geschikt; den minsten bystand bewyzende als de Oogen dien meest behoeven. | |
Van de leesglazen.Hoewel de uitwerkzels van 't verloop des tyds te ondervinden het zeker en onvermydelyk lot is van allen die een merkelyk aantal jaaren bereiken, en deeze door geene rykdommen kunnen afgekogt, noch door wysheid voorkomen worden, is nogthans de zwakheid van 't menschlyk hart zo groot, en zyn de partydigheden der Zelfliefde zo sterk, dat wy allen voor onszelven en voor anderen de aannaderingen des Ouderdoms tragten te verbergen; niemand heeft zin het voorkomen te hebben van | |
[pagina 647]
| |
iemand, die zich haast na dien eindpaal, van welken nieman te rug komt. Deeze neigingen geeven gelegenheid tot verscheide kunstenaaryen, waar door ieder voor zich en anderen tragt te verbergen, 't welk door geene kunstenaary zich laat vermommen, en voor elk, behalven voor den Mensch zelve, openbaar is; doch deeze poogingen strekken menigwerf, om de kwaalen, welke zy meenen te verbergen, te verhaasten. Gezigtkundigen hebben dagelyks de waarheid deezer waarneeming by ervaarenisse, en zy worden in geen geval volkomener bekragtigd, dan door de voorkeuze door veelen gegeeven aan Leesglazen (onder welke voorwendzels zy dit ook mogen tragten te bedekken), enkel om dat zy denken, dat het verval van hun Gezigt, en het klimmen hunner Jaaren, min zigtbaar zyn, wanneer zy Leesglazen in stede van Brillen gebruiken. 't Is blykbaar, dat de Assen der Oogen in geen geval gedwongen moeten worden; maar in vryheid gelaaten om de rigting te volgen welke zy van de Oogspieren ontvangen; doch dit is het geval niet wanneer men een Leesglas gebruikt: want de Oogen, poogende daar door te zien, worden zeer gedwongen, en, binnen korten tyd, zeer vermoeid. Behalven dit is 'er eene andere tegenwerping tegen het gebruik der Leesglazen, ontstaande uit de onbestendigheid van de hand en de beweeging des hoofds, welke eene gestadige beweeging der Leesglazen veroorzaakt: want het Oog tragt zich te schikken naar elke verandering, en dit tedere Zintuig wordt daar door in geduurige onrust gehouden. - By deeze ongelegenheden mogen wy voegen den verblindenden glans en ongeregelde wederkaatzing van de oppervlakte van het glas, die de Oogen dermaate verzwakken, dat zy, die zich aan Leesglazen gewennen, in korten tyd, zich genoodzaakt vinden die voor een Bril te verwisselen, en veel ouder Brillen te neemen, dan zy anderzins zouden gedaan hebben. Hier by mogen wy voegen, dat de Brillen de voorkeur verdienen, niet alleen als overeenkomstiger met de natuur en de werking van het Oog, maar ook als gemaklyker. De tusschenruimte, tusschen het aangezigt en het voorwerp, wordt open en vry gelaaten, en de Bril ongemerkt bewoogen door de natuurlyke beweeging van het hoofd. De Brilleglazen vertoonen ook de voorwerpen klaarder en onderscheidener dan een dikker Lens; die Glazen zyn dunner en juist voor elk Oog geplaatst. |
|