Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 351]
| |
Over de publique uitgaven en schulden der Engelsche natie.Uit gebh. fried. aug. wendeborn, Prediker te Londen, der zustand des Staats, der Religion, der Gelehrsamheit und der Kunst, in Grosbrittannien, gegen das ende des achtzehten Jahr hunderts. Berlin by C. Spence, 1785.
(Vervolg en Slot van bladz. 316 )
Toen Sir Robert Walpole den grond lag tot de Nationale Schuld, en daar het eerste ontwerp van maakte, zeide hy dat de Natie niet magtig zoude zyn, om den last daar van te dragen, wanneer ze eens tot 80 of 100 Millioenen steeg, en echter heeft zich het publiq Credit, tot aller verwondering, tot nog toe staande gehouden. Niemand heeft, naar myne gedagten, voortreffelyker over deze stoffe geschreven dan humeGa naar voetnoot(*). Ook ben ik ten vollen overtuigd, dat het tydstip niet ver af kan zyn, waar in zyne voorzeggingen tot hare vervulling zullen komen. En schoon het ook, zo men altyd voorgeeft, uit Staatkunde voortvloeide, dat deze schulden eerst aangelegd zyn, om daar door de rykste geslagten zo veel te sterker aan de Kroon te ve binden, vermits van het behoud der tegenwoordige troonopvolging de zekerheid der geleende Gelden afhangt, zo is het 'er wel verre af, dat daartoe zo een ongehoorde last van schulden als die thans is, vereischt wordt, en het is nog veel onstaatkundiger, terwyl men de rykste Geslachten aan de Kroon wil verbonden houden, het volk zelfs daar van afkerig te maken; want het morren over de nieuwe Taxen kon vroeg of laat wel eens gevaarlyk voor de Regering worden, en men moet geheelenal een vreemdeling in de Engelsche geschiedenissen zyn, indien men geen kennis draagt van den invloed van het gemene Volk op de Staatsverwisselingen van dat Ryk. Dat nu de Eerste Minister, by nieuwe geldleningen, wanneer hy daar eene inschryving toe geopend heeft, terstond 12, 20 of meer Millioenen inschryving krygt, en de lieden zich verdringen om toch het eerst in te schryven, wordt van veelen, vooral van buitenlanders, voor een bewys van de zekerheid der Fondsen aangezien: doch deze mening is van allen grond ontbloot, en vermits ik bespeure, dat de wyze, op welke de Minister der Financien zodanig eene lening aanlegt, buitenslands door wel- | |
[pagina 352]
| |
nigen begrepen wordt, zal ik tragten die zaak, zoo veel my mogelyk is, te ontwikkelen. Ik zal het plan of bestek, dat Lord North verkoos, om, voor de behoeften van 't jaar 1781, twaalf Millioenen by een te krygen, voor my nemen, en dan zal zig de zaak het best in een gesprek tusschen den Minister der Financien en den Geldopschieter of Crediteur, laten voorstellen. De Eerste zal dan N, en de tweede W. heten. N. Wilt gy tot de nieuwe geldlening 20,000 Pond. Sterl., gereed geld, inschryven? W. Ja, en wat wilt gy my daar voor zekerheid voor geven? N. Voor elke honderd ponden, die gy wilt lenen, laat ik op uw naam in de Fondsen aanschryven, als volgt, te weten 150 Ponden 3 pCt. en 25 Ponden 4 pCt. Van de eerste goldt gisteren het honderd 58Ga naar voetnoot(*) gereed geld, dus kunt gy deze uwe 150 ponden voor 87 weder verkopen; de 4 percenters waren gisteren op 70, dus kunt gy voor uwe 25 ponden 17 ponden 10 schellingen ontfargen. Wanneer gy nu dit alles te zamen rekent, zo hebt gy, indien gy weder wilt verkopen 104 pond. en 10 schell. gereed geld voor uwe geleende honderd ponden, en ik heb reeds een menigte nieuwe belastingen ontworpen, die ik het Parlement ter bekrachtiging zal voorleggen, en waar mede gy wegens de betaling der Renten van uw geleend geld een toereikende zekerheid zult bekomen. W. Dit is alles zeer aannemelyk, Mylord; doch daar moet toch, op kosten van de Natie, nog een kleine zoetigheid voor myne geleende som by. N. Wel aan! ik zal U dan nog, voor ieder duizend Ponden, die gy inschryft, vier Loterybriefjes, uit de Lotery die van 't jaar trekt, laten geworden, mids gy my voor het stuk betaalt 10 Ponden en 10 Schellingen, waar op gy binnen weinige dagen, ten minsten 2 pond, op ieder, zult kunnen winnen, en dus hebt gy op ieder honderd pond, die gy my leent, voor een zoetigheid nog één ten honderd: Zyt gy nu te vreden? W. Volkomen, Mylord, en zo gy in 't volgende jaar weder geld mogt nodig hebben, verzoek ik zeer onderdanig my indagtig te zyn; want ik vind my als Patriot verplicht, den Staat in zyne benodigdheden by te staan. En nu gaat de Woekeraar met de diepste buigingen uit het huis van den Minister der Financien, en houdt met zichzelven vervolgens deze alleenspraak: ‘Dat is nog al eene tamelyk goede handel, die ik daar gedreven heb; vyf en een half Ponden van elk geleende honderd is waarlyk niet te verachten: doch ik moet deze winst nog meer uitbreiden. Beide myne Vrienden C. en J. hebben my beloofd alles te doen wat zy kunnen, om de Fondsen door | |
[pagina 353]
| |
verdichte tydingen te doen stygeren Dus zal ik in plaats van den Marktprys van gisteren, voor 58 en 70 ten minsten 59 en 71 krygen kunnen; de Loterybriefjes ryzen zekerlyk wel tot 14 ponden tegen de trekking; dus zal ik in plaats van 5 Pond en 10 Schell. wel een BonusGa naar voetnoot(*) of voordeel van 9 pond. krygen: dat is zeker de moeite waard. Doch daar komt myn Vriend Gr. wat of hy te zeggen heeft?’ Gr. Gy ziet 'er zo genoegelyk uit, Heer W. mag ik U ook met de eene of ander aangename gebeurtenis geluk wenschen? W. In der daad, Heer Gr. ik ben van daag boven veele anderen gelukkig geweest; want de Minister heeft van my in de nieuwe Geldleening 20,000 pond. aangenomen, en ik ben verzekerd, dat ik, eer drie maanden ten einde zyn, daar wel 1800 Ponden by winnen zal. Gr. Achttienhonderd Ponden! dan hebt gy waarlyk geen ongelyk om vrolyk te zyn: ik wenschte wel dat ik dat ook kon zeggen: maar evenwel is die winst van 1800 Ponden zo zeker? W. De Minister geeft my 5 Ponden en 10 Schell. ten honderd profyt, en ik hoop, in den Wisselgang, (Change alley,) nog 3 Ponden en 10 Schellingen meer te krygen. Gr. Dat is toch wat hachelyk, want de Fondsen zullen naar alle waarschynelykheid niet ryzen, en als gy 7 ten honderd wint, hebt gy naar myne gedagten geen rede van klagen. W. Wel nu, als het nog maar 7 ten honderd is, is het zekerlyk niet te verachten, en ik zal toch binnen korten tyd 1400 Ponden ryker zyn. Gr. Ik meende, dat gy my, als een oud goed Vriend, en die het geluk niet heb van by den Minister der Financien aanbeveling te hebben, een gedeelte van uwe Som zoudt overlaten; | |
[pagina 354]
| |
en ik zal U 7 ten honderd geven, zo gy my 10,000 Ponden wilt afstaan. W. Gy vergt my wat veel, Heer Gr., evenwel, terwyl wy oude kennissen zyn, zal ik zo nauw niet zien. (a parte) ‘Ik vertrouwe zelfs de Fondsen niet veel, en de Staatsschulden zyn reeds zo hoog gestygerd.’ (Overluid) Gy kunt dan 10,000 Ponden krygen, indien gy my die Som met 7 ten honderd binnen 14 dagen bezorgt. Gr. Zeer zeker kunt gy U daar op verlaten. W. Welaan dan, wanneer gy morgen ochtend het ontbyt by my komt gebruiken, zullen wy die zaak tot stand brengen. Gr. Ik zal U zekerlyk komen opwachten. Vervolgens houdt Gr. met zich zelven deze alleenspraak: ‘Ik ben echter gelukkig geweest, niet tegenstaande ik met myn aanbod te laat by den Minister kwam: Ik had de 7 ten honderd zekerlyk liever zelf genomen, dan dat ik ze aan W. zou afgestaan hebben, die toch evenwel ryk genoeg is, daar zyn Vader de arme Indiaanen in Bengale mede heeft helpen uitplunderen. Ondertusschen is toch twee ten honderd beter dan niets, en de Fondsen en Loterybriefjes zullen zekerlyk ryzen; ik zal die 7 ten honderd wel tot 9 brengen, en ten minsten 200 Ponden met myne 10,000 winnen. Ik zal ze zekerlyk, zo schielyk mogelyk, weder verkopen, want ik vertrouw de Fondsen niet veel, en de bankbreuk der Natie kan, aangezien de grootheid der Schulden, niet ver af zyn. Doch wie zie ik daar aankomen? het is myn Vriend Shallow head (Dom-oor,) die onlangs het geluk gehad heeft, dat een ryk Meisje op hem verliefd is geworden, en hem getrouwd heeft: ik zal zien, of hy myne Som met twee ten honderd winst weder af wil nemen?’ Heer Sh. hoe verheuge ik my, dat ik U van daag voor de eerste keer na uw huwlyk ontmoet, en U myn vergenoegen, over het geluk, dat U ontmoet is, mag betuigen. Sh. Ik ben U zeer verplicht, Heer Gr., voor het deel, dat gy wel in myn geluk wilt neemen. Ondertusschen, om U de waarheid te zeggen, indien myne tegenwoordige Vrouw my niet genomen had, zou het de jonge Miss. Forward, gedaan hebben, die zal een schat van 30,000 Ponden bezitten, en ze is 'er moeilyk over, dat ik haar ontgaan ben; want het is U genoeg bekend, dat schoone Mans diergelyke Meisjes ligt betoveren; ook weet gy wel, doch ik mag niet roemen, en ik zal U gaarn in vertrouwen bekennen, dat myn Vrouw zeer veel geld doorbrengt. Gr. Wel nu, dan moet gy uw best doen, om met uw huwlyksgoed geld te winnen. Sh. Dat is goed, maar hoe zal ik dat aanvangen? Gr. Indien gy een Vriend aan 't Hof hadt, zo kont gy gemak- | |
[pagina 355]
| |
kelyk een duizend pond winnen, als de Minister U maar een gedeelte van de Geldlening van dit jaar wilde vergunnen. Sh. Ik ben by ongeluk niet bekend by den Minister, mogelyk zoudt gy my daar konnen aanpryzen. Gr. Dat zou nu al te laat zyn, want de Minister heeft reeds alles verdeeld: doch ik zoude U nog 10,000 Ponden konnen overdoen, die ik zelfs door een Vriend heb bekomen. Zonder twyfel zullen de Fondsen, daar wy goede narichten te gemoet zien, en de Vrede wel schielyk zal gesloten zyn, binnen kort wel twee of drie ten honderd ryzen, en een acht dagen ten einde zyn, kunt gy eenige honderd Ponden ryker zyn: ik zoude die Som zelfs wel voor my houden, doch een onverwagt voorval, waar door ik morgen 7000 Pond moet betalen, dwingt my myn voordeel uit de handen te laten glippen. Ik heb 'er zelfs 7 ten honderd opgeld voor betaald, en met een percent winst zal ik het U weder over doen, en dan kunt gy 'er mogelyk 10 percent mede winnen. Sh. Gy zyt zeer verplichtend! maar wanneer zullen wy dezen Koop ten vollen sluiten? Gr. Morgen middag, indien het uwe gelegenheid toelaat. Nu betaalt Sh. zyne 8 ten honderd, op hoop van 10 ten honderd te maken, en dus 200 Pond te winnen; doch daar komen nadelige tydingen en de Fondsen dalen, zo dat de laatste Koper, verlegen wordende, met aanmerkelyk verlies weder verkoopt: en dit is het wezenlyke beloop van nieuwe leningen, waarvan ik 'er menig een ken, die dit tot zyn leedwezen zoude konnen bevestigen. Ondertusschen kan men daar klaarlyk uit bespeuren, dat de lust tot spelen of liever tot dobbelen, de wezenlyke oorzaak is, waarom 'er zo veelen opkomen zo haast als de Minister geld lenen wil, dat ieder een voor zich zelfs een goede Markt denkt te bedingen, en dat de laatste eindelyk met schade moet verkopen, en het gelag voor anderen betalen nadien het opjagen eer percenten niet tot in het oneindige kan voortgaanGa naar voetnoot(*). Dus ziet men dan daar uit, dat de gereedheid om geld op te schieten geen bewys is van het crediet van de Regering, maar van de winzucht en lust tot dobbelen, die de Natie in 't algemeen, en ieder byzonder persoon, die den Minister zyn geld aanbiedt, beheerscht. Hier uit begrypt men verder, waarom veele meer duizenden Ponden opschieten willen, en ook veelmalen alzo by den Minister by aanbeveling aangenomen worden, als zy | |
[pagina 356]
| |
honderden Ponden in de wereld hebben; want, indien zy zo gelukkig zyn, van voor 5000 Pond in te schryven, zo verkopen zy, eer dat de eerste termyn van betaling daar is, deze hunne som aan anderen, die daar wederom op hopen te winnen, en steken, zonder de minste moeite, of zonder een schelling uit te schieten, 5 ten honderd, of 250 Pond in de zak. Elke dwaas, die uit de twede of derde hand koopt, hoopt te winnen, en men vindt in Engeland zeer veele gekken, die, zo als in de Actietyd te Parys, zich verdrongen om hun gereed geld tegen Actien op de Missisippi te verwisselen, en aan wie een verstandig man, ziende dat elk zich om 't zeerst bevlytigde, om de eerste te zyn, om zyn geld kwyt te raken, toeriep: ‘Zyt toch niet verlegen, Heeren, dat gy uw geld in handen zult houden, men zal 'er u wel van ontlasten’ Ook moet men zich verder niet verwonderen, dat, behalven de jaarlyksche inkomsten van den Staat, die wel van 12 tot 14 Millioenen belopen, nog voor de benodigdens van dat zelvde jaar van 12 tot 16 Millioenen by elkander gebracht worden; want het geen het eene vierendeeljaars in de Koninglyke Schatkist komt, gaat 'er het volgende vierendeel jaar weder uit, en de betaling der Geldopschietingen geschied in 10 Termynen, zo dat het geld, als het water in een zeef gegoten wordt, en daar onder staan 'er, die het weder opvangen, en het 'er nog negenmalen op dezelvde wyze inwerpen. Reeds over lang, beschouwt men de fondsen als zaken, daar men geen vertrouwen op mag hebben, en die genen, die daar van inkopen, doen het meest allen, zo ze wys genoeg zyn, met eene bewustheid van het gevaar dat ze konnen lopen; maar ook te gelyk met de hoop, dat ze 'er zich, vóór dat zulk een ongeluk gebeurt, weder zullen konnen uitredden: dat nu zo veele ingezetenen, als mede vreemden, hun geld in deze fondsen beleggen, is daar van de oorzaak eensdeels het vertrouwen, dat men zo maar geredelyk op de Engelsche rykdommen vestigt, anderdeels de grote gemakkelykheid, die men heeft, om, op de betaalsdagen, die zo als ik boven gezegd heb, in den Almanak aangetekend staan, of zelf te gaan, of een gevolmachtigden te zenden, om zyne verschenen interesten te ontfangen, het geen zig toch by particulieren, al is 'er nog zo veel zekerheid door de Geldschieters, zo regelmatig niet laat behandelen, en die lieden, die wat achterlyk in het betalen van hunne renten zyn, vinden altyd redenen of voorwendzels van dat uitstel, 't geen zekerlyk in de publique fondsen geen plaats heeft; kunnende men in de bank op het oogenblik te recht komen, zonder vrees van afgewezen of geweigerd te worden. Deze gemakkelykheid en zekerheid, dat men niet te rug gezonden zal worden, zullen dan zo lang duuren, als de belastingen zo veel opbrengen, dat de jaarlykse renten konnen betaald worden, en de Regering alle half | |
[pagina 357]
| |
jaren vyfthalve Millioenen in de Bank kan bezorgen, om de eischen der Crediteuren te voldoen. Doch zo dra de belastingen zo veel niet op zullen brengenGa naar voetnoot(†), en de koophandel en het crediet verminderen, moeten de Fondsen noodzakelyk ten gronde gaan? komt ondertusschen het noodlottig tydstip, dat het papieren gebouw van 't Crediet in den brand vliegt, en 'er geen redden meer aan is, zal zulks over het algemeen meer voor- als nadeel aanbrengen; want gesteld, dat het land, over 't algemeen genomen, 25000 Schuldeischers heeft, zyn 'er zekerlyk wel 17000 van in het Ryk zelf, die allen meest als lediggangers van hunne Interesten leven; nu is dit getal tegen 10 of 12 Millioenen inwoonders, als men Ierland mede rekent, zeer gering, en de Koophandel en Landbouw zullen daarom evenwel hunnen gang gaan, wanneer 17000 leeglopers, die meest al op kosten van het arbeidzaamste gedeelte der Natie leeftGa naar voetnoot(††), door het barsten van het te zeer uitgezette Zeepbelletje van het crediet, nuttige medeleden van de maatschappy worden, en werken moeten, willen zy niet van honger stervenGa naar voetnoot(†††): en de Vryheid zoude daar zekerlyk veel by winnen, want, dewyl die lieden door de Regering opentlyk onderhouden worden, en dezelve als hunne Godheid eeren, zyn zy noodzakelyk met hare maatregelen te vreden, zonder zich om de vryheid der Natie, of over het werkzaamste gedeelte van dezelve, al wordt die nog zo gedrukt, veel te bekommeren. Ondertusschen zouden alle die Millioenen interesten, die door zware belastingen moeten opgebragt worden, en het volk zo zeer drukken, alsdan niet meer nodig zyn, en alles zou beter koop worden: Manufacturen, Fabrieken, en Landbouw, zouden 'er beter door varen, wanneer de arbeidzame en naarstige werkman, van elk Pond Sterling, dat hy voor het onderhoud van zich zelfs en zyn huisgezin wint, maar een derde in de belastingen moest opbrengen, daar hy 'er nu ten vollen twee derden van inbrokt. | |
[pagina 358]
| |
Dan zoude Engeland gelukkiger tyden beleven, en daar zon zich een nieuw tydperk in hare geschiedenis opdoen, die zyne Lente, Zomer, en Najaar hebben zou; tot dat eindelyk, na verloop der eeuwen, wanneer de nakomelingen het spelletje van hunne voorvaderen zouden vernieuwen, het werk weder in een bankbreuk eindigde, en een harde Winter alle de Insecten doodde, die, als schuldeischers van den Staat, de vruchten, die eigentlyk den werkzamen toekomen, verteerden: daar gebeurt toch niets nieuws onder de Zon, en de veranderlyke tyd brengt veele dingen weder in het oude spoor, en verandert den toestand der volkeren, zo als de omstandigheden der byzondere menschen. Men heeft reeds verscheiden voorslagen geöpperd, om zich van dat onverdragelyke pak der Nationale schulden te ontdoen, doch zonder eenig goed gevolg: want het verminderen van een of twee Millioenen van die schuld 's jaars, in vredenstyden, en het weder opnemen van 12 Millioenen in een jaar van oorlog, heeft, naar evenredigheid, even zo weinig te beduiden, als een hand vol zands van een zand-duin af te nemen, om die te verkleinen, terwyl de eerste wind de beste, van de naastgelegene duinen, 'er weder een wolk van zand na toevoert. Eertyd: was ik van gedagte, dat, door een wys overleg, die schulden nog zouden kunnen vernietigd worden, doch thans houde ik het voor eene volslage onmogelykheid: ook schynt 't het Engelsche Ministerie nooit rechten ernst geweest te zyn, dit uit te werken; en het was hen onmogelyk die verschrikkelyke somme gelds, die de oorlogen gekost hebben, door belastingen te doen opbrengen, zo dat zy zig gelukkig achtten, om, daar ze de Hoofdsommen ter leen opnamen, de enkele renten door belastingen aan te konnen schaffen, en lieten het dus onbekreund aan de Nakomelingschap over, om die Hoofdsommen af te betalen, of een bankbreuk te maken. Op deze wyze nu zyn die schulden zodanig gerezen, en de Ministers hebben zich enkelyk daar op toegelegd, om bronwellen tot de betaling der renten op te delven, en nieuwe toegangen tot 's Volks beursen uit te vinden: doch die wellen zyn al tamelyk opgedroogd, en men hoort de schaarsheid reeds van verre uitroepen; ne plus ultra. Ook zyn de Taxen byna tot in het oneindige vermeerderd, en als 'er eens eene opgelegd is, dan denkt men 'er nimmer weder aan om die weg te nemen. Deze Taxen worden onderscheiden in zodanigen, die steeds voortduuren, en in zodanigen, die alle jaren door eene Acte van het Parlement weder vernieuwd en bevestigd moeten worden, zullen zy niet ophouden: tot deze laatsten behoren de Land- en Mout-Taxen; die genen, die altyd duuren, zyn de Tollen, de Accynsen, de gezegelde Papieren, als mede droop Vensters, Rytuigen, en op zodanige lieden gelegd zyn' die in 't klein verkopen, en eene ontelbare menigte anderen. | |
[pagina 359]
| |
Uit het bericht van het bovengemelde Committée, waar op ik my reeds zo dikwils, als op iets daar men het meest op vertrouwen kan, beroepen heb, zie ik, dat de oude Taxen voor den Oorlog, of voor het jaar 1776, meer opgebracht hebben, dan zedert den Oorlog, en dat zy, het een jaar door het ander gerekend, 225,537 Ponden Sterling minder dan te voren hebben aangeschaft. Dit zelvde bericht legt mede de nauwkeurigste berekening open, van het beloop der Taxen, welke zedert den Oorlog zyn opgelegd, en die zekerlyk aan de verwagting niet beantwoord hebben. Alleen die van het jaar 1776 hadden in January 1782, en dus in zes jaaren, een overrekening van 111,492 Ponden Sterling; doch alle de overigen hebben vast niet opgebracht, het geen ze moesten, om de Interesten der schulden te betalen, daar ze voor opgelegd waren, en, volgens het bericht van het Committée, zyn zy, in January 1782, te saam genomen, twee Millioenen, zesmaal honderd en vyf duizend, acht honderd en drie Ponden Sterling te kort gekomen; indien dit nu zo voortgaat, hoe lang zal dan de Natie renten konnen betalen? Omtrent de Taxen in 't algemeen, moet ik zeggen, dat ze zeer ongelyk opgelegd zyn, want de Ryken betalen naar evenredigheid te weinig, en de Armen te veel; en de belastingen op de noodwendigheden des levens zyn zekerlyk te drukkende, daar die op de weelde veel te gering zyn: hier van zyn de oorzaken niet moeielyk om na te gaan: te weten de Parlementsleden zyn meest vermogende lieden, en zy zyn het die de belastingen opleggen: zo 'er al eens hier of daar een rechtschapen beminnaar van zyn land in het Parlement zitten moge, die heeft maar ééne stem. Men werpt ook de Regering tegen, dat zy, om der Taxen wille, en daar uit spruitende groter inkomen, de weelde, en byzonderlyk het gebruik van sterke dranken, meer begunstigt, dan tegengaat. Een brave Engelschman heeft onlangs staande gehoudenGa naar voetnoot(*), dat de Regering de goede Zeden van het volk aan de vermeerdering van 's Lands inkomsten opöffert. Wanneer 'er nu een of ander Tax opgelegd wordt, die het volk tot een last strekt, merkt men wel in den beginne eenige onvergenoegdheid; doch zo dra dezelve eens aan de gang is, schynt niemand 'er zig meer om te bekreunen. Men kan met zekerheid zeggen, dat geen volk meer over de Vryheid spreekt en schryft, en daar grootscher op is, dan het Engelsche volk; doch dat, terzelver tyd, geen volk den ontzagge- | |
[pagina 360]
| |
lyken last hunner Taxen met meer gedult draagt, dan het zelve: niet dat het dien last niet gevoelt, maar het onderwerpt zig aan dezelve: daarom was het vry byzonder, wanneer men, in het begin van den Amerikaanschen oorlog, die, op het laatst met de onafhankelykheid der eertyds gewezene Colonien, geeindigd is, de Engelschen, voornamelyk, die wat verre van Londen woonen, hoorde zeggen, de Amerikanen moeten beoorlogd en onderwerpelyk gemaakt worden, vermits zy niet, zo wel als wy, Taxen betalen, en ons dat grote schuldenpak willen helpen verligten; dus erkenden zy den zwaren last, waar onder zy zugtten, en niet te min, wilden zy, dat de Amerikanen zo wel met belastingen, als de Engelschen, zouden gedrukt worden: om dit nu te bewerken, liet men zich geduldig nieuwe Taxen opleggen, om de Interesten van meer dan honderd Millioenen nieuwe schulden, welke die vruchteloze en ongelukkige oorlog gekost heeft, te betalen. Indien 'er wat minder bloedzuigers onder de Natie, en de Ampten onder de Regering niet zo opgestapeld waren, en zo veel niet opbragten, en 'er wat minder Loon- of Kostrekkers gerekend wierden; zouden de omstandigheden nog al schielyk veranderen. Doch dit zyn de algemene klachten der rechtgeaarte EngelschenGa naar voetnoot(*), dat 'er omtrent drie Millioenen uitgegeven wordt aan Staatsbeampten, en Jaarwedden, en dat die genen die het meeste trekken, 'er niets voor doen; vermits zy zelf of te traag of te onbekwaam daar toe zyn, en daarom hunne Ampten door anderen, die daar bekwaam toe zyn, voor eene geringe belooning laten waarnemen. Nu moet ik hier nog byvoegen, dat, vermits de Taxen of belastingen zo menigvuldig zyn, 'er ook eene verbazende menigte van lieden nodig is tot derzelver inzameling, 'er gevolgelyk ook grote sommen tot onderhoud van deze lieden moeten besteed worden. Om deze onkosten te besparen en den last der schattingen voor het algemeen eenigzins dragelyker te maken, hebben welmenenden voorgeslagen om alle die Taxen in eene algemene Tax te verwisselen, of ten minsten de zo veelvuldige Taxen tot weiniger aantal te brengen. Hier by zouden de geringe het minste lyden, als vermogen en stand daar behoorlyk toe geraadpleegd wierden, en het zoude zekerlyk een groot aantal tol- en accynsbedienden, als mede rentebetaalders uithalen; doch deze welmenende voorslag heeft geen ingang gevonden: en de geringste lieden betalen het groot- | |
[pagina 361]
| |
ste deel der belastingen, ja zelfs trekt de Regering hare Taxen uit de Armpenningen door de Accynsen of andere belastingen, die op de noodwendigheden van het leven gelegd zyn. Ook kon de Regering die inzamelaars niet missen, vermits zy dezelven als hare afhangelingen, tot het stemmen by de verkiezingen, pleeg te gebruiken. Echter is thans aan deze lieden, zo als ik te voren gemeld heb, door een Acte van het Parlement, het recht om by het verkiezen der Parlement leden, hunne Stemmen te geven, benomen: men weet ondertusschen vry zeker, dat 'er voorheen door de Ministers belastingen zyn opgelegd geweest, van welken men te voren wist, datze zo veel niet op zouden brengen, als de inzameling daar van moest kosten; maar de zaak was, dat de Minister zyn Party, by de verkiezingen der Parlement leden, door zodanige beampten of inzamelaars moest versterken, en het aantal zyner vrienden vermeerderen. Zo duur komt der Engelsche Natie haar zo zeer geroemde Vryheid te staan. |
|