Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 167]
| |
Kenschetzende trekken van den graaf De Buffon.(Ontleend uit de Eloge de M. de buffon, par M. le Marquis de condorcet.)
‘Korten tyd naa het uitdooven des grooten lichts in Frankryk, hebben wy, zo spoedig ons mogelyk was, in ons MengelwerkGa naar voetnoot(*), aan een Man gedagt, van wiens Werken volgende Eeuwen zullen spreeken, en een Leevensschets gegeeven van den Graaf de buffon, door den Heer G******, Advocaat des Parlements, in de hoope, om eerlang iets breedvoerigers, te zyner gedagtenisse, te mogen plaatzen: wy treffen daar toe gelegenheid aan in de Lofreden, in de Academie der Weetenschappen, over hem, ten aanhooren van een luisterryken kring, en met de grootste toejuiching, uitgesprooken, door den Secretaris, de Marquis de condorcet. Deeze openbaare Eerbetooningen der Academie, aan de Naagedagtenis haarer Leden, zyn geen enkele Loftuitingen, maar Geschiedkundige Lofspraaken, in welke de Beoordeeling der Overledenen en hunner Werken niet alleen geoorlofd, maar noodzaaklyk is. In eene Maatschappye, aan de Weetenschappen geheiligd, die zich uitgeeft geene Veronderstelling, geene algemeene Beschouwing, dan welke gegrond is op waarneeming, ervaarenis en berekening, aan te neemen, kan het den Redenaar niet vrystaan, door zyne Lofspraaken, 't geen hy voor Dwaaling houdt, te verheffen, of zelfs door ongetrouwe stilzwygenheid te verdonkeren: en zyn de Dwaalingen zo veel te gevaarlyker als hy, die dezelve voorgesteld heeft, meer in bekwaamheid en vermaardheid uitsteekt. - Men moet, overzulks, niet verwagten, dat de Marquis de condorcet het Vernuft en de Werken des Graaven de buffon, zonder eenige bepaalingen, zal roemen. Hy haalt op, 't geen hy veel gewaagd vindt, in veele der stoute Bespiegelingen en schitterende Veronderstellingen van dien | |
[pagina 168]
| |
beroemden Wysgeer; doch zyne aanmerkingen deswegen heeft hy veel eer aangeduid dan ontwikkeld: maar hy geeft zich met welgevallen toe, om door fraaije en juiste ontvouwingen, door aanmerkingen, zo bondig als vernuftig, en door gepaste lofspraaken, te doen bezeffen, alles wat het Vernuft van buffon groots en oorspronglyks bezat, al het schoone en verrukkende van diens Styl, en al den invloed, welken zyne groote Werken, vercierd door eene zo zonderlinge bekwaamheid in het schryven, gehad hebben op den Smaak en den voortgang der Wysbegeerte. De Heer de condorcet vleit zich zeker niet met het denkbeeld, dat hy allen, die deeze Lofreden leezen, tot zyne begrippen zal overhaalen: dit is onmogelyk. Eenige Geleerden, van een strenger aart, zullen hem misschien te slap en te toegeevend keuren, ten opzigte van de Dwaalingen diens grooten Mans; anderen, tot geestdryvens toe met hem ingenomen, hem al te koel vinden, in het vermelden der Schoonheden, in diens Werken aan te treffen. Wy willen ons tot geen Regters in dit geschil opwerpen; doch, indien in de Lofreden, op buffon, de berisping altoos gemaatigd is, door den eerbied, aan zulk een Man verschuldigd; indien geen zyner verdiensten overgeslaagen of ontveinsd wordt; indien de Lofspraake altoos dien toon van opregtheid heeft, welke het gevoel van 't geen schoon en waar is kenmerkt; indien, met één woord, blyke, dat de Graaf de buffon een der eerste Vernuften geweest is, die ooit zyn Eeuw, zyn Volk, de Wysbegeerte en Fraaije Letteren, ten roem en cieraad gestrekt heeft, dan gelooven wy, dat niemand regt hebbe om den Lofredenaar te verwyten, dat hy niet genoeg gedaan heeft. - Wy zullen uit zyne Lofreden die Trekken ontleenen, welke ons 't geschiktst schynen, om de Geestgesteltenis, het Vernuft, en de Werken, van dien onsterflyken Wysgeer, te doen kennen, die, gevoegd by de boven aangeduidde Leevensschets, een goed geheel zullen uitleveren.’
Georges louis le clerc, Graave de buffon, aanblyvende Thesaurier van de Academie der Weetenschappen, enz., zag te Montbard, op den zevenden van Herfst- | |
[pagina 169]
| |
maand, des Jaars MDCCVII, het eerste leevenslicht, en stamde af van benjamin le clerc de buffon, Raadsheer in het Parlement van Bourgogne, en Mevrouwe marlin. Alles scheen hem te roepen tot het Overheids Ampt; zyne Geboorte wees hem, als 't ware, zyne plaats aan, en met allen uitzigt op bevordering, zou hy zich in die loopbaan hebben kunnen begeeven. Dan, hy lag zich geheel op de Weetenschappen toe; en is het eenigst voorbeeld in de Academie der Weetenschappen niet van zodanig eene opoffering; doch 't geen de opoffering des Graaven de buffon zonderling maakt, is, dat hy, in den beginne, zich tot geene Weetenschap in 't byzonder getrokken voelde, door eene veelvermogende neiging, welke den geest dwingt, om zich met één voorwerp bezig te houden, en den wil de magt ontneemt, om zich daar aan te onttrekken. Maar alles wat zyne Denkbeelden verhief, alles wat zyn Verstand uitbreidde, hadt voor hem iets verrukkends. In den aanvange scheen hy zich geheel te zullen toeleggen op de Wiskunde, zints den tyd van newton aangezien als den grondslag en sleutel der Natuurkunde; de Wiskunde was eenigermaate in Frankryk een Weetenschap der Mode geworden, een voordeel, 't geen dezelve deels daar aan te danken hadt, dat de Heer de maupertuis, de Geleerde toen in de groote wereld meest bekend, een Wiskunstenaar was. Doch waren Wiskundige naspeuringen voor eenigen tyd de geliefdste bezigheden voor den Heer de buffon, zy dienden bovenal om zich zelven te bestudeeren, zyne kragten te beproeven, en zyne geestneiging te leeren kennen. Welhaast gevoelde hy, dat de Natuur hem tot andere bezigheden riep, en hy sloeg een nieuwen weg op, dien de algemeene heerschende Smaak hem weder aanwees. De Graaf de buffon werd, in den Jaare MDCCXXXIX, tot Opzigter van 's Konings Tuin benoemd. De pligten, welke deeze post van hem afvorderde, bepaalden voor altoos zyn smaak, tot nog onder verscheide Weetenschappen verdeeld: en, zonder een derzelven te laaten vaaren, bleef hy ze alleen in zo verre beoefenen, als zy betrekking hadden op de Natuurlyke Historie. Verpligt, om die wyduitgestrekte Weetenschap te beoefenen, en de verbaazende groote Werken te doorloopen, in welke men de Waarneemingen van alle Landen | |
[pagina 170]
| |
en alle Eeuwen verzameld heeft, vondt zyne Verbeelding het weldraa noodig te schilderen, 't geen anderen beschreeven hadden: zyn hoofd, gewoon aan het maaken van zamenvoegingen, bemerkte de noodzaaklykheid, om 't geen de Waarneemers hem by brokken, en zonder eenig verband, opleverden, byeen te schikken. Hy durfde het grootsch ontwerp beraamen, om alle die stukken te verzamelen, 'er algemeene uitkomsten uit op te maaken; die eene Beschouwing opleverden der Natuure, van welke de Waarneemingen alleen de Geschiedenis behelzen; om belangrykheid en leeven by te zetten aan de Historie der Dieren, met een wysgeerig tafereel over de leevenswyze en zeden toe te voegen aan beschryvingen, opgecierd met alle de kleuren, welke de kunst van schryven daar aan kan byzetten; om eene Weetenschap, tot nog binnen den kring der Natuurkundigen bepaald, uit te breiden tot alle Wysgeeren en alle Menschen, die eenigzins hunne zielsvermogens beoefend hebben. Tien jaaren besteedde hy in het verzamelen der bouwstoffen voor zyn Werk, in het vormen van zamenvoegingen, in het naspeuren van de gewysden der ondervindinge, geduurende welken tyd hy zich ook beoefende in de kunst van schryven. Deeze verstreeken zynde, verbaasde zyn eerste Deel, over de Natuurlyke Historie, Europa. Wanneer de Heer de buffon zyne Theorie der Aarde uitgaf, maakten onze kundigheden slegts een gering gedeelte uit van die wy naderhand verkreegen hebben, en nog zo onvolkomen zyn. Men mogt, derhalven, het denkbeeld, van toen eene algemeene Theorie des Aardkloots op te geeven, voor veel gewaagd rekenen: dewyl het zulks nog zou zyn. Maar de Heer de buffon kende den Mensch te wel, om niet te bevroeden, dat eene Weetenschap, welke geene dan byzondere gevallen aanbiedt, of algemeene uitkomsten voorhoudt, alleen onder de gedaante van enkele gissingen, zeer weinig de geesten over 't algemeen kan treffen, al te zwak zynde, om den last der twyfeling te draagen. - Hy wist, dat descartes de Menschen niet tot de Wysbegeerte gebragt hadt, dan door de stoutheid van een Stelzel te vormen: dat hy ze niet onttrokken hadt aan het juk des gezags, en aan hunne onverschilligheid voor de waarheid, dan door zich meester te maaken van hunne ver- | |
[pagina 171]
| |
beelding, hunne traagheid te gemoet te komen, en dat zy, in 't einde, van banden ontslaagen, met greetigheid na kennis vervuld, van zelve den rechten weg koozen. - Hy hadt, eindelyk, uit de geschiedenis der Weetenschappen geleerd, dat de Tydperken van derzelver grootste vorderingen bykans altoos die van beroemde Stelzels geweest waren: dewyl die Stelzels teffens de werkzaamheid der Tegenstanderen en Verdeedigeren uitlokken; alle de onderwerpen worden als dan onderworpen aan een gestreng onderzoek, en daar men zich zo bezwaarlyk de Proeven van Party aanneemt, vermenigvuldigen de Proefneemingen van zelve. De tegenwerpingen van eenige Oordeelkundigen, opgemaakt uit nieuwe Waarneemingen, of gegrond op oude bekende ondervindingen, den Heer de buffon ontsnapt, noodzaakten hem eenige stukken in zyne Theorie der Aarde op te geeven. - Maar in zyne Tydperken der Natuure, een Werk, geschikt om reden te geeven van zyne nieuwe inzigten, om zyne beginzels te maatigen of te verdeedigen, schynt hy de stoutheid te verdubbelen, naar maate van de verliezen, aan zyn Stelzel toegebragt; 't zelve met meer kragts te verdeedigen, wanneer men gedagt hadt hem op 't punt gebragt te hebben om het te laaten vaaren; de grootsheid zyner Denkbeelden, de majesteit van zyn Styl, en het gewigt van zyn Naam, overstellende tegen het gezag der Geleerden, tegen hem vereenigd, en zelfs tegen bewysstukken en berekeningen. Op de Theorie der Aarde volgde de Natuurlyke Historie van den Mensch, die daar het gebied ontvangen of zich aangemaatigd heeft. De Waarneemingen van haller en spalanzani schynen het Stelzel der Zintuiglyke Deeltjes, waar op de buffon zyne Theorie van den Mensch gegrond heeft, in de beginzelen aan te tasten en om ver te werpen. Doch wanneer de buffon, van de banden deezes Stelzels ontslaagen, alleen de Schilder, de Geschiedschryver, de Wysgeer is, met welk een belangneeming volgen wy dan zyne stappen niet, als hy de geheele wereld over den Mensch beschouwt, overal in den aart dezelfde, allengskens gevormd door de geduurige werking der Lugtstreeke, van den Grond, der Hebbelykheden en Vooroordeelen; in kleur en gelaat even zo veranderende als in smaak en denkwyze: kragt, vlugheid en schoonheid verkrygende of verliezende, even | |
[pagina 172]
| |
als in verstand, aandoenlykheid en deugd, toe- of afneemende! Met welk een genoegen volgt men in zyn Werk de geschiedenis, zo van de Vorderingen als Agteruitgangen des Menschen; men doorziet de wetten dier bestendige overeenkomst, tusschen de natuurlyke veranderingen der Zinnen of der Zintuigen, en die voorvallen in het Verstand of in de Driften; men leert het werktuiglyke kennen van onze Zinnen, derzelver overeenkomsten met onze Gewaarwordingen of Denkbeelden, de Dwaalingen, waar aan zy ons bloot stellen, de wyze, op welke wy leeren zien, voelen en verstaan, en hoe een Kind, wiens zwakke en onbepaald ziende oogen in 't eerst nauwlyks eene verwarring van kleuren ontdekken, door hebbelykheid en opmerking in staat wordt, om, met eenen opslag van het oog, de schildery van een wyduitgestrekten Gezigteinder over te zien, en vervolgens zelfs Beelden te scheppen en zamen te voegen! Welk eene keurigheid, eindelyk, ontdekken wy in zyne beschryvingen van de leevendigste onzer vermaaken, en van de tederste onzer aandoeningen, van die verborgenheden der Natuur, en der Schaamte, aan welke de majesteit van zyn Styl, en de ernst zyner aanmerkingen, eene voeglykheid en eene soort van wysgeerige waardigheid byzetten, die den Verstandigen zelfs toelaaten 'er het oog op te slaan, en ze te beschouwen zonder bloozen! Misschien is de bekwaamheid, om anderen zyn Geestdrift in te storten, niet min dan het doen van ontdekkingen, noodig, om het Menschlyk Geslacht te volmaaken: misschien is deeze niet min zeldzaam, en vordert dezelve niet min die groote hoedanigheden van geest, welke onze bewondering afpersen. Wy staan die bewondering toe aan de beroemde Redenvoeringen, welke de Oudheid ons heeft naagelaaten, wier uitwerking slegts één enkelen dag duurde; en kunnen wy dezelve dan weigeren aan hun, wier wydverspreide Werken oneindig herhaalde keeren, en veel duurzaamer, zulks op de Menschen te wege brengen? Wy staan die toe aan den Redenaar, wiens hartverrukkende Welspreekenheid eene geheele vergadering vermeestert, en een edelmoedig of heilzaam besluit inboezemt; kunnen wy die dan ontzeggen aan een Man, wiens Werken eene wending gemaakt hebben op den geest der Menschen, hun aangezet tot eene allernuttigste beoefening, en eene omwenteling te wege | |
[pagina 173]
| |
bragten, welke een Tydperk in de Geschiedenis der Weetenschappen oplevert? Indien, derhalven, de Roem de Nuttigheid tot maatstok moet hebben, zullen, zo lang de Menschen aan de enkele Rede niet gehoorzaamen, zo lang het niet alleen noodig zal weezen waarheden te ontdekken, maar hun te dwingen om ze te erkennen, en de begeerte om nieuwe op te zoeken, in te boezemen, Lieden, begaafd met de bekwaamheden, om de waarheid te verspreiden, of de zugt tot ontdekkingen op te wakkeren, op dezelfde hoogte met de Uitvinders moeten geplaatst worden: dewyl buiten hun de Uitvinders niet zouden bestaan hebben, of moeten zien, dat hunne Ontdekkingen nutloos bleeven of in een hoek verschooven. Wanneer zelfs eene kwaalyk begreepene naavolging van den Heer de buffon, in de Boeken over de Natuurlyke Historie, den smaak van wilde Stelzels en ydele woordenpraal hadt overgebragt, zou dit kwaad niets zyn in vergelyking van al het goede, 't welk deeze Weetenschap aan zynen arbeid verschuldigd is. - Men zou verkeerdlyk aan den Heer de buffon wyten die wilde denkbeelden, verborgen onder winderige uitdrukkingen, die weinig zamenhangende beelden, die zwellendheid van styl, welke zo veele hedendaagsche schriften ontcieren, even gelyk men ten onregte rousseau verantwoordelyk zou willen maaken voor die valsche aandoenlykheid, die gewoonte, om zich koelbloedig in 't vuur te zetten, en alles te vergrooten, als mede de dwaasheid, om buiten noodzaake van zichzelven te spreeken, welk alles eene soort van gewoonte en bykans eene verdienste geworden is. - Deeze voorbygaande dwaalingen, in den smaak van een Volk, wyken ligt voor de heerschappy der Rede en van het Voorbeeld: de vervoerende Geestdrift, die ons aanzet om zelfs de gebreken in groote Mannen te bewonderen, schenkt aan die averegtsche naavolgingen slegts een kortstondig bestaan: in 't einde blyft 'er niets over, dan 't geen waarlyk schoon is. Gelyk corneille en boussuet zeer veel hebben toegebragt, om aan de Fransche taal, de een meer kragts, en de ander meer verheevenheids, te geeven, zo deedt buffon dezelve meer grootsheid krygen, terwyl rousseau die Taal een stouter, en meer door drift gevoerden, toon deedt spreeken. De Styl van den Heer de buffon vertoont zich niet altoos in dezelfde maate van volmaaktheid; doch in alle | |
[pagina 174]
| |
stukken, daartoe geschikt, is die netheid, die zuiverheid, zonder welke men, als eene Taal eens gevormd is, geene duurzaame vermaardheid kan verwerven. Indien het eene enkele reize vrystaat, daaromtrent agtloos te weezen, 't is alleen in louter onderrigtende ontvouwingen, waar de overgebleevene gebreken aan de schoonheid geen nadeel doen, en misschien dienen om de schitterende schilderyen, daar op volgende, te meer te doen afsteeken. 't Was door een langduurigen arbeid, dat hy aan zyn Styl die maate van volmaaktheid byzette, en hy hieldt aan, met denzelven te verbeteren, tot hy alle overblyfzels van arbeid weggewerkt hadt. Weinig Menschen zyn zo arbeidzaam geweest als de Graaf de buffon: of hebben hun arbeid zo aanhoudend en zo geregeld voortgezet. Hy scheen eer over zyne denkbeelden gezag te voeren, dan zich door dezelve te laaten wegsloepen. Van natuure begaafd met een zeer gezond en sterk gestel, was hy getrouw aan het beginzel om alle zyne bekwaamheden te gebruiken, tot dat de afmatting hem onderrigtte, dat het misbruik zou beginnen; hier door vondt hy zyn Geest altoos gereed om den taak, daar aan opgelegd, af te werken. - Op 't Land arbeidde hy 't meeste en liefst: zyn Kabinet stondt, aan 't einde van een grooten Tuin, op den top van een berg. In dit eenzaame verblyf bragt hy geheele morgens nu met schryven door, dan met wandelen in de laanen des Hofs, tot welken allen ingang als dan streng verbooden was; alleen in de oogenblikken van ontspanning noodig; te midden van een lang aan een voortgezetten arbeid, niets rondsom zich hebbende, dan de Natuur, was het de besch uwing derzelve, die zyne zinnen vervrolykte, en zagtlyk wederbragt op de denkbeelden, welker voortzetting hy door vermoeidheid hadt moeten staaken. Geplaatst in eene Eeuw, waar in 's Menschen Geest, zich beweegende, alle ketens los gemaakt en 'er eenige gebrooken heeft; waar in men alle gevoelens onderzogt, alle dwaalingen bestreeden, alle oude gebruiken ter toetze gebragt heeft; waar in alle Geesten na de Vryheid eene onverwagte vlugt genomen hebben, scheen buffon in die algemeene beweeging niet te deelen. - Deeze stilzwygenheid kan vreemd voorkomen in een Wysgeer, wiens Werken uitwyzen, dat hy den Mensch in allerlei betrekkingen beschouwd hadt, en teffens aan kun- | |
[pagina 175]
| |
digen een manlyke en vaste denkwyze, wel verre vervreemd van die neiging tot twyfelen en onzekerheid, welke tot onverschilligheid vervoert. Maar misschien heeft hy geloofd, dat het beste middel, om dwaalingen in de Bovennatuur- en Zedekunde tegen te gaan, bestondt, in het vermenigvuldigen der waarheden in de waarneemingen der Natuurlyke Weetenschappen, dat men, in stede van den onkundigen en halstarrigen Mensch te bestryden, hem eene begeerte, om onderwys te verkrygen, moet inboezemen; het was, zyns oordeels, veel nutter, volgende Geslachten tegen de dwaaling te wapenen, door de Geesten te gewennen om zich al ware het zelfs met onverschillige waarheden te voorzien, dan om reeds diep gewortelde vooroordeelen, met de eigenliefde en 't belang der Voorstanderen gepaard, aan te vallen en te bestryden. De Natuur heeft elk zyne gave geschonken, en de Wysheid bestaat in zyn gedrag daar volgens te regelen. Deeze is gevormd om te bestryden, geene om te onderwyzen, deeze om de geesten te verbeteren en te leenigen, geene om ze te onder te brengen en te doen gehoorzaamen. Weinig Geleerden hebben eenen zo algemeenen Roem verworven, als buffon; en hy hadt het geluk, dien steeds te zien toeneemen: naar gelange andere genietingen voor hem verminderden, werden die der Eigenliefde hem te noodzaaklyker. De Vorsten, de buitenlandsche Prinsen, die Frankryk bezogten, lieten niet na, hulde te komen bewyzen aan den Heer de buffon. De Alleenheerscheresse aller Russen verleende hem de onderscheidendste kentekens haarer hoogagting en gunste, hem alles toezendende wat in de Landen haarer wyduitgestrekte Heerschappye 't meest zyne nieuwsgierigheid kon voldoen; haar welbedagte keuze straalde door in het uitzoeken van zodanige zeldzaamheden, als tot bewyzen zyner gevoelens konden strekken. In de verkeering duldde de Heer de buffon, zonder zich moeilyk te maaken, middelmaatige verstanden; of liever, hy hieldt zich onledig met zyne eigene denkbeelden, en bemerkte die laagere geesten niet. Over 't algemeen gaf hy de voorkeus aan Lieden, die hem afleiding en uitspanning konden verschaffen, zonder hem tegen te spreeken, en de verveelende moeite te geeven, om hunne tegenwerpingen te voorkomen, of dezelve te beantwoorden. - Eenvoudig in zyn huislyk leeven, be- | |
[pagina 176]
| |
toonde hy in 't zelve eene onbedwongen gemaklykheid. Uit smaak het pragtige beminnende, en alles wat een voorkomen van grootsheid medebragt, hadt hy die edele welleevenheid behouden, en die uitwendige eerbetooningen voor Rang en Aanzien, welke in zyne jeugd de algemeen heerschende toon waren onder Lieden van de groote Wereld, waar van eene zugt tot de Vryheid en Gelykheid, althans in het voorkomen, ons misschien maar al te veel beroofd heeft. Mevrouw de st. belin hadt hy in den Jaare MDCCLII getrouwd; haare Geboorte, uitwendige Bevalligheid en Deugden vergoedden in zyn oog het gebrek aan Geldmiddelen. De jaaren hadden den Heer de buffon een gedeelte van de bekoorelykheden zyns jeugdigen leeftyds doen derven; maar hy hadt een voordeelige gestalte, een schoone houding, en een gelaat, 't welk zagt en teffens groots was, behouden. De ingenomenheid met zyne bekwaamheden deedt in 't oog van Mevrouw de buffon de ongelykheid van jaaren verdwynen: en, in dat tydperk des leevens, waar in het geluk zich schynt te bepaalen om door vriendschap en 't herdenken van een streelender weggevlugt vermaak, dat gemis aan te vullen, wist hy een tedere, standvastige genegenheid, zonder schaduw van gebrek, in te boezemen: nooit was dieper hoogagting met rechtschaapener tederheid gepaard. Deeze gevoelens straalden door in 't oog, in de houding, in de gesprekken van Mevrouw de buffon, zy hadden haar hart ingenomen. Ieder nieuw Werk van haaren Egtgenoot elke nieuwe eerkroon, door hem behaald, strekte haar tot een bron van de zuiverste geneugten, zonder eenig inmengzel van trotsheid welke in haar zou hebben kunnen ontstaan op het denkbeeld, van in de Eer en den Naam van buffon te deelen. Gelukkig in het enkel genoegen van te beminnen, en te bewonderen, 't geen zy beminde, was haare ziel onvatbaar voor allen trots. De Heer de buffon heeft by haar maar één Zoon naagelaaten, de tegenwoordige Graaf de buffon, Majoor in 't Regiment van Angoumois, die met eer, en in eene andere loopbaane, eenen Naam draagt, die, zo lang de Weetenschappen, de Fraaije Letteren en de Wysbegeerte leeven, geëerd zal weezen. Langen tyd was de Heer de buffon bevryd voor de ongemakken en verzwakkingen, die de Ouderdom mede brengt; hy behieldt en Lichaams- en Zielsvermogens bei- | |
[pagina 177]
| |
de in volle kragt, en 't scheen, of het sterkste Tydperk onzes leevens, ten zynen opzigte, de gewoone perken overschreedde. Eene smertlyke kwaale stoorde dit genoegen, en verhaastte zyn einde. Hy leedt dezelve met geduld, en hadt moeds genoeg om 'er zich aan te onttrekken, door eene afwending in vermenigvuldigde Letterbezigheden te zoeken; doch wilde nooit stemmen in eene gevaarlyke Kunstbewerking, om 'er van verlost te wordenGa naar voetnoot(*). - Hy behieldt, bykans tot zyne jongste leevensoogenblikken, het vermogen, om zich met ernst op zyne Werken en het waarneemen van zyn Post toe te leggen, de volkomene vryheid van zyn Geest en alle kragt zyner Rede: en, slegts eenige weinige dagen hieldt hy op de beroemde Man te weezen, wiens Werken en Vernuft, zints veertig jaaren, Europa bezig hielden. |
|