Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 598]
| |
Redevoering en Aanspraak, ter Inwyding van het gebouw der Maatschappy Felix Meritis, te Amsterdam, gehouden op den 31sten October, en 1sten November 1788. door J.H. van Swinden, Hoogleeraar in de Wysbegeerte, Wis- Natuur en Sterrekunde, aan de Doorluchtige Schoole te Amsterdam: Medelid van verscheiden Academien en Geleerde Genootschappen, en Honorair Lid deezer Maatschappy. Te Amsterdam by G. Warnars, 1789. in groot 8vo. 184 bladz.By gelegenheid dat ons deeze fraaije Redevoering en Aanspraak, van den Hoogleeraar van swinden, in handen komt, meenen wy onzen Leezeren vermaak te zullen doen, met hen eene Schets te geeven, wegens den oorsprong, voortgang, en tegenwoordigen staat deezer Maatschappy; welke schets wy uit het Voorbericht tot deeze Redevoering, als ook uit de Redevoering zelve, en uit eenige echte berichten, opgemaakt hebben. De Maatschappy Felix Meritis is haare geboorte verschuldigd, aan wylen den vlytigen Heer willem writs, en werd in den jaare 1777, op den 1sten November, door veertig Liefhebbers van Weetenschappen en schoone Kunsten in Amsterdam, gevestigd; welke eerste Leden ook daarom nog Ledenstichters geheeten worden; zynde 'er op heden nog maar agttien van dezelve in leven. Deeze Leden, oordeelende dat 'er niets pryswaardiger is dan zich verdienstelyk te maaken, en zyn geluk zo wel in aanhoudende poogingen om verdienstelyk te worden, als in verdiensten zelf te zoeken, koozen tot hun zinspreuk, de woorden felix meritis, dat is, gelukkig door verdiensten: niet om dat zy oordeelden reeds verdienstelyk, en door de verdiensten zelf gelukkig te zyn, maar om dat zy zich het geluk, dat door waare verdiensten verkregen word, tot een bestendig doelwit voorstelden; en plechtig voornamen, alle hunne poogingen aan te wenden, om hetzelve eenmaal te bereiken. Hoewel alle de Ledenstichters door gelyken yver tot Wetenschappen en Kunsten, in het oprichten deezer Maatschappy gedreven werden, beoefenden zy echter niet allen dezelfde takken van Studie. Zy begreepen dus ligt, of dat zy de Wetenschappen slechts zeer oppervlakkig, en in het algemeen moesten behandelen, of dat zo iemand hunner eenige meer grondige Verhandelingen, over deezen of | |
[pagina 599]
| |
geenen tak van Wetenschap, voorlas, allen, die in denzelven niet genoegzaam ervaaren waren, hoe groot ook hunne kundigheden in andere takken zyn mogen, weinig vermaak, geduurende die voorlezing zouden kunnen genieten, en weinig nut uit dezelve trekken. Deeze rede deed hen besluiten zich in Departementen te verdeelen, ten einde de Wetenschappen en Kunsten, met meerder nut en naar behooren, te kunnen beoefenen. Het eerste Departement, dat, volgens dat besluit tot stand kwam, was het Departement des Koophandels, onder het welk men ook de Zeevaart- en Landbouwkunde rekent. Men bedoelde reeds in den beginne, al wat de uitbreiding en de volmaaking van den Nederlandschen Koophandel, de Fabryken, Zeevaart, en andere bronnen van 's Lands welvaart, betreft, by de hand te vatten, door overdenkingen, geschriften, ja zelfs door uitdeeling van pryzen, te bevorderen. Doch, op verzoek van den Oprichter des OEkonomischen Taks, den Heer van den heuvel, vond men goed, de daadelyke uitvoering uit te stellen, tot dat men het eerste Programma, dat de Hollandsche Maatschappy der Wetenschappen op dat onderwerp stond uit te geeven, zoude gezien hebben. Men besloot, in 't vervolg van tyd, zich met dergelyke onderwerpen, op eenen anderen voet, dan den OEkonomischen Tak, bezig te houden, en dus kwam men tot de beschouwing van alle de hoofdtakken des Koophandels; den aart der byzondere Fabryken, en de Werktuigen daar toe gebruikt wordende; de Zeevaart, en het geen tot het bouwen, bestuuren, en beveiligen der Schepen behoort, enz. Waar toe verscheiden aanzienlyke Kooplieden de beste middelen aanwendden. Men verzogt den Heere g. brender à brandis, tot een yverig medewerken in deezen; welke dan ook, na de grondbeginzelen der Zeevaart- en Aardrykskunde, in dat Departement voorgesteld te hebben, zich voornamenlyk met de geschiedenisse van den Nederlandschen Koophandel bezig houdt; hebbende, in de laatste drie jaaren, ook eenige Verhandelingen van hem, als mede van de Heeren w.w. eekman, h. spille, j. bouman egbertusz., a. fokke simonsz., d. van hinlopen en m. nieuwenhuyzen in 't licht gegeeven: van welke wy reeds grootendeels verslag gegeeven hebben, in onze Nieuwe Algem. Vaderl. Letteroeff., IIde Deels Iste Stuk, bladz. 126. Het was niet enkel tot de Maatschappy zelve, dat de | |
[pagina 600]
| |
yver van het Departement des Koophandels zich bepaalde; neen, het strekte zyne geschenken ook tot het Kweekschool voor de Zeevaart uit; wordende aan het laatste, door gemelde Departement, een kunstig zilveren Beker, door een der Leden vervaardigd, geschonken; ten einde die kweekelingen, welke het geheele jaar door het meest uitgemunt hebben, op den Verjaardag van den Slag op Doggersbank, een teug Wyn te laaten drinken. Benevens eenige andere blyken van genegenheid. Op het einde van het jaar 1777, was het Departement der Natuurkunde ook reeds in volle werkzaamheid: de Leden werden van tyd tot tyd talryker, en bezorgden eene schoone verzameling van werktuigen, onder welken men eenige aanzienlyke geschenken telt. Naauwlyks had men zich eenigen tyd met het doen van Redevoeringen, en van Proeven, bezig gehouden, of men begreep, dat een grondig en geregeld onderwys, in de Natuurkunde, van een groot nut zoude zyn; men verzogt den Heer aeneae dien taak op zich te neemen; en zyn onderwys deed wel haast nieuwe behoefte ontdekken, die men te vooren niet gemerkt had. Men zag nu dat de meeste deelen der Natuurkunde niet naar behooren behandeld kunnen worden, en dat anderen geheel onaangeroerd moeten blyven, zo lang men geene genoegzaame ervarenis in de Wiskunde verkreegen heeft; en dit gaf aanleiding, dat men de Heer de hartog verzogt, om, des Dingsdags, ook voor het Departement der Natuurkunde, de Wiskunde te onderwyzen: waar door de Leden thans in staat gesteld zyn, om eene aaneengeschakelde voorstelling, in welke de Wiskundige bewyzen met de Proeven gepaard gaan, by te woonen. Zedert drie jaaren heeft men ook, den Zomer door, in dit Departement gewerkt; en het nieuw gebouw is zodanig ingericht, dat men, behalven het Muzeum, nog een afzonderlyk vertrek heeft bezorgd, geschikt tot het gereed maaken van zommige Proeven, of het doen van anderen, die een geruimen tyd vereischen, eer zy afgelopen zyn. Waar by dan nog de Chemische Werkplaats, of het Laboratorium, het Astronomisch Observatorium, en het aantal keurige werktuigen der Maatschappy, veel nut doet verwagten. Het in rang volgend Departement, zo verre de oudheid of oprichting aanbelangt, is het Departement der Tekenkunde. In dit Departement, dat onder dien zedigen tytel in de daad de beoeffening der Teken-, Schil- | |
[pagina 601]
| |
der-, Graveer-, Beeldhouw-, Boetseer-, en Bouwkunde, en van alle de Wetenschappen, die daar mede verknocht zyn, ten doelwit heeft, zyn, zedert de eerste oprichting, merkelyke verbeteringen gekomen, zo dat men niet meer enkel naar Pleister, of naar gekleedde leevendige modéllen, tekent; maar zelfs twee lieden in dienst heeft, die tot naakte modéllen verstrekken; waar door dit Departement dan ook, van nog geen twaalf leden, tot vyftig Effective, en twaalf titulaire leden is opgeklommen, onder welken omtrent dertig werkende leden zyn; en daar onder zeer groote Kunstenaars. Het Departement der Muzyk was ook reeds by de oprichting der Maatschappy in stand: en, geen wonder! dat men, na de geheele week in de bezigheden des beroeps, en de beschouwing van Wetenschappen en fraaije Letteren doorgebragt te hebben, zich eenen avond, door de streelende uitwerkzelen zocht te vermaaken, en der schoone Sexe gelegenheid verschafte, om daar by tegenwoordig te zyn. De schoone Zaal, en de uitmuntende Kunstenaars, ook in dit vak, hebben deeze Maatschappy verscheidene hoorders en hoorderessen verworven. In den Jaare 1779, werd het Departement der Letterkunde, door vyf Leden uit het Departement des Koophandels, opgericht. Dit Departement, dat zich met Dicht-, Taal-, Geschied-, en Oordeelkunde, gelyk ook met Wysbegeerte en Welspreekendheid, bezig houdt, is nu reeds tot over de Zeventig Leden aangegroeid; zynde uit hetzelve ook eenige Redevoeringen en Dichtstukken in 't licht gekomen, die ook van tyd tot tyd door ons zyn beöordeeld geworden. Deeze Maatschappy kan dan, zo men wil, als vyf byzondere Maatschappyen worden aangemerkt; doch die, door de vriendschap en eendragt, welke onder allen heerscht, door den vryen toegang, welken de Leden van een Departement tot alle andere Departementen hebben, door eenige huishoudelyke schikkingen, en door den zelfden yver tot voortplanting en beoeffening van Kunsten en Wetenschappen, één éénig lichaam uitmaaken. Haare Leden zyn in Honoraire, Effective, algemeen Titulaire, voor alle de Departementen, en byzonder Titulaire, voor een enkel Departement, enz. onderscheiden; doch haare verrichtingen gaan eendragtig voort; zynde Maandag en Dingsdag voor de Tekenkunde, Woensdag voor de Letterkunde, Donderdag voor den Koophandel, Vrydag voor de | |
[pagina 602]
| |
Natuurkunde, en Saturdag voor de Muzyk geschikt, op welke dagen, de leden van het dan werkend Departement den voorrang hebben. De goedkeuring welke deeze Maatschappy, by een aantal waardige Mannen, wegdroeg, die, jaar op jaar, zich als Leden aangaven, was oorzaak, dat men, reeds in 1783, van de Lelygragt, een grooter huis moest gaan betrekken: en men zich in 1785 in de noodzaaklykheid bevond, om, of geen nieuwe Leden meer aan te neemen, of, van den fluweelen Burgwal, naby het Illustre School, mede een grooter huis voor de Vergaderingen der Maatschappy te zoeken. Het eerste kon geenzins in aanmerking komen, en dus besloot men tot het laatste: komende men eenpaarig overeen, een geheel nieuw gebouw voor de Maatschappy te stichten, en dus naar een bekwaam erf te zoeken; welk laatste in 1786, op de Keizersgraft, naby de Beerestraat, gevonden werd. Om een goed gebouw op deezen grond te stichten, gaf men in November 1786, een Programma in 't licht, behelzende eene schets van het geen 'er hoofdzaakelyk begeerd werd, en eenen platten grond van het aangekogte erf, volgens eene naauwkeurige voetmaat getekend. Men beloofde een Premie van zeventig gouden ducaten, voor het volledigst Plan, en een van dertig ducaten aan den geenen wiens Plan in de tweede plaats in aanmerking zoude komen. De Heer jacob otten husly behaalde de eerste Premie; de Heer jan willem le normant de tweede, en het Plan van den Heere pierre louis duivene werd een buitengewoone premie van twintig ducaten toegelegd. Intusschen had men, na de uitschryving, nog een erf naast de voorgaande bekomen, zo dat de Voorgevel nu breeder kon vallen, en het voorste gedeelte van het gebouw grooter werd: welk een en ander de Heer husly in zyn Plan veranderde. Men begon, den 2den Mey 1787, de oude huizen af te breeken, den 25sten Juny den eersten paal te heijen, en den 7den July werd de eerste steen, door den Heer jan sebille roos, als Voorzittend Commissaris, met plegtigheid gelegd; en het werk werd met zoo veel yver voortgezet, dat men, op den 31sten October 1788, deeze Inwydings-Redevoering daar in konde houden; by welke gelegenheid het Departement der Muzyk zich tot het uitvoeren van een buitenwoon Muzykstuk aanbood; bestaande het Orchest uit honderd twaalf persoonen, waar onder twee en twintig | |
[pagina 603]
| |
Zangers en Zangeressen. Men had tot deeze plegtigheid ook Heeren Burgemeesteren, en de verdere Heeren van Regeering verzogt, wier invloed de Maatschappy, op haar verzoek, in het begin des jaars 1787, Vryheid van Stads en van 's Lands impositien op de Bouwmateriaalen, bezorgd had; als ook de Heeren Professoren, en eenige andere Heeren, by welke gelegenheid dan ook alles in de beste orde was ingericht; wordende deeze Redevoering in de Muzykzaal, na dat de overture geëindigd was, door den Hoogleeraar, voor een leezenaar, op de Piano forte geplaatst, uitgesprooken: en vervolgens weder met een treffend Muzyk besloten. Wat deeze Redevoering, op zich zelve beschouwd, aanbelangt; de Hoogleeraar heeft daarin het algemeen nut der Wetenschappen, fraaije Letteren en Kunsten, zeer overtuigend aangewezen, en zeer gepast doen dienen, om de werkzaamheden van Felix Meritis in het juiste licht te plaatzen. ‘Gelukkig (zegt hy ten haaren opzichte) driewerf gelukkig Amsterdam, waar in altoos dergelyke Gezelschappen, op meer dan eene wyze, plaats gehad hebben, en wier Ingezetenen, hoewel voor verre het grootste gedeelte, door hunne beroepen, van Wetenschappen en fraaije Letteren verwyderd, altoos eene drift voor dezelve betoond hebben; eene drift, die in het begin der voorgaande eeuw zo groot was, dat eene der redenen die de Regeering van dien tyd deeden besluiten, eene Doorluchtige Schoole in deeze Stad op te richten, geweest is de zucht om aan de wenschen van een aantal Burgeren te voldoen, die, hoewel den Koophandel toegedaan, hunne uitspanning in geleerdheid zochten; deeze als een wellust aanzagen, en iemand verlangden te hebben, die hen in de Oudheden, Geschied- en Natuurkunde, onderweesGa naar voetnoot(*). ‘Dan, indien Gezelschappen uit Liefhebbers van Wetenschappen, fraaije Letteren, en Kunsten bestaande, als zeer nuttig moeten beschouwd worden, hoe veel grooter zal niet het nut van eene Maatschappy zyn? die, wel is waar, alleen eene letterkundige uitspanning, alleen de bevordering van nuttige kundigheden onder liefhebbers tot hoofdoogmerk heeft; doch die tevens zo ingericht is, dat zy den Geleerden niet dan aangenaam kan zyn; dat zy hun middelen en gelegenheden verschaft, hunne studien, even als in een | |
[pagina 604]
| |
geleerd Genootschap, voort te zetten: en die aan alle haare Medeleden niets laat ontbreeken van 't geen noodig is, om in de beoefening der Wetenschappen, der fraaije Letteren, en schoone Kunsten, zo ver te komen, als hunne vermogens, en hunne omstandigheden, hun toelaaten. Dit is, myne Heeren! het denkbeeld dat ik my van deeze uwe Maatschappy der Verdiensten altoos gevormd heb, zedert gy my vergund hebt dezelve van nader by te leeren kennen: dit is het waare oogpunt, waar uit ik oordeel dat men dezelve moet beschouwen. Zy is geen eigenlyk gezegd geleerd Genootschap, en behoort het misschien nimmer, ten minsten in den striktsten zin, te worden: maar zy is meer dan een enkel gezelschap van liefhebberen: daar zy, buiten de nuttigheden, dergelyke gezelschappen eigen, nog aan alle haare Medeleden, de nodige hulpmiddelen verschaft, om zich grondiger op de Wetenschappen, fraaije Letteren, en Kunsten toe te leggen.’ - Om de Vrouwen ook deelgenooten van deeze plechtigheid te maaken, werd, den volgenden dag, de Muzyk van den voorigen dag herhaald; by welke gelegenheid de Hoogleeraar van swinden eene byzonder opgestelde Aanspraak aan omtrend vierhonderd Vrouwen deed, welke door wel vyfmaal vierhonderd Vrouwen gelezen mag worden, en agter de gemelde Redevoering geplaatst is. Daar deeze Redevoering en Aanspraak zich tot het gansche gebouw, en tot alle de Departementen in 't gemeen bepaalden, achten wy ons bericht, raakende deeze Maatschappy, nog onvolkomen; zoo lang wy 'er de Inwydingen van elk Departement, in 't byzonder, niet bygevoegd hebben. Daar de Departementen der Letterkunde, en des Koophandels, op eene Zaal werken, en deeze nieuwe Gehoorzaal eerst in het begin van dit Jaar voltooid werd, zo wydde de Heer Mr. h.c. cras, Professor in de Rechten aan het Athenaeum Illustre alhier, op Woensdag, den 7den January, die Gehoorzaal voor de Letterkunde in; het welk de Heer willem wagtendorp eekman, als Directeur van het Departement des Koophandels, den volgenden dag, voor den Koophandel verrichtte. Terwyl de Departementen der Tekenkunde en Natuurkunde beide, door den Hooggeleerden Heer andreas bonn, Anatom. & Chirurg. Professor alhier, ingewyd werden: het eerste op den 3den, en het laatste op den 14den November, 1789. Lang voldoe deeze Maatschappy aan het oogmerk zyner Stichters en vlytige Leden! |
|