oogmerk om 'er nuttige leeringen uit te trekken. - Wy kunnen ons, zonder te breedvoerig te worden, met het beloop van dit Stuk niet wel ophouden; liever zullen wy, tot een staal van het leerzaame, hier nog de trouwhartige vermaaning bybrengen, welke Emilia, (die by ondervinding wist, wat het zy, een goeden naam, schoon onschuldig, te verliezen,) aan Sophia geeft, by gelegenheid dat deeze, onvoorzigtig, een stap gedaan had, welke, zo zy kwaadaartig opgemerkt ware, haar character kon doen miskennen. - Na Sophia onder 't oog gebragt te hebben, hoe ligt een jonge Juffer haar goeden naam kan verliezen, vervolgt zy in deezer voege.
‘En is ééns onze goede naam weg, dan is met hem een groot deel van ons geluk, van onze huislyke en stille vreugde, van onze gezellige en onschuldige vermaaken, ter neder geveld. Van edele en goede menschen veracht, uit hunnen kring verbannen en verstooten, moeten wy ons of in ons zelven besluiten en ons zelven alleen genoeg zyn, of, als wy dit niet kunnen doen, de verkeering en het gezelschap van min edele en goede, misschien wel van slechte en gering geachte, lieden zoeken. En dus vallen wy steeds dieper in de meening der menschen; gesteld ook, dat wy onschuldiger en zuiverer waren, dan iemand van die allen, welke ons, zo liefdeloos, hard en onchristelyk veroordeelen en verwerpen. Hebben wy ééns onzen goeden naam verlooren, het geen thans in den mond der menschen het zelfde is, als onze deugd en onze eere, dan is het moeilyk, dat wy hem schielyk weder krygen kunnen.
De wereld laat zich gemaklyk misleiden en bedriegen, zo lang als zy nog niet van het tegendeel overtuigd is; het is daarom op zich zelven zo veel gemaklyker, om de achting en goede meening van goede menschen te bekomen, en zich eenen goeden naam te verwerven. Maar gelooft de wereld ééns misleid, ééns in haare meening bedroogen te zyn, dan word haar hoogmoed gaande, zy schaamt zich over haare ligtgeloovigheid, zy vreest het verwyt van onverstand en dwaaling, en wil zich nu voor de tweede keer niet bloot stellen voor de smertende vernedering, van in het zelfde voorwerp tweemaal mis te tasten. Daar door word zy onrechtvaardig en onbillyk. Geen aanhoudend arbeiden, geen voortgezette poogingen, geene verloocheningen en opofferingen van de vervolgde en onderdrukte persoon kunnen haar zo ver brengen, om weder voordeelig van haar te denken, weder toegeeflykheid omtrent haar te gebruiken. Zy gaat in haaren verkeerden waan dikwils zo ver, dat zy deugd tot ondeugd en waarheid tot valschheid maakt, en alle die poogingen, verloocheningen en opofferingen, aan valsche en onedele beweeggronden toeschryft.
Maak my de tegenwerping niet, lieve sophia, dat men om het babbelen, om den laster en verdichtingen, van slechte men-