Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 342]
| |
ken Godsdienst:’ en hy twyfelt niet of zyne Leezers, schoon ze dit by den aanvang niet bevroeden, zullen echter, wanneer ze voortleezen, dit duidelyker bemerken; en nog meer by de afgifte van een tweede Stukje, het welk op dit staat te volgen, waartoe de gronden in deezen gelegd worden. De schryver, naamlyk, gaat trapswyze voort, en zyn hoofdbedoelde ontwikkelt zich allengskens, in 't verhaal der verschillende ontmoetingen van Aristus, die aanleiding tot veelerleie gesprekken en bedenkingen, over onderscheiden onderwerpen, geeven. Hy weet dezelven zo ongedwongen natuurlyk te doen voorkomen, en ontvouwt zyne denkbeelden steeds met zo veel overtuigende, klaarheid, dat hy des Leezers aandagt bestendig leevendig houde; terwyl hy hem, op eene bevallige wyze, leerzaame onderrigtingen inboezemt, die en in 't Burgerlyke en in 't Godsdienstige haare nuttigheid hebben; en bovenal wapenen, tegen verleidende bedenkingen, die maar al te dikwerf een schadelyken invloed hebben. Men heeft des alle reden, om de vinding en uitvoering goed te keuren, en de oplettende leezing van dit Geschrift allen aan te pryzen, die nog eenige zugt voor goede zeden en een redelyken Godsdienst bezitten; ja ook denzulken, die zich daar van als geheel ontdaan hebben, zo ze nog over te haalen zyn, om iets van dien aart te leezen, dat geschikt zou kunnen zyn, om hen weder gevoelig te maaken voor braave indrukzelen. Na dit in 't algemeen voorgedragen te hebben, zullen wy den inhoud wat nader ontvouwen, waaruit men eenigermaate over de gegrondheid van het gezegde zal mogen oordeelen. Aristus komt voor als een welopgevoed Jongeling, die zyn Academietyd leerzaam doorgebragt heeft, en, op het vroegtydig overlyden zyner Ouderen, in ruime omstandigheden leevende, zich wel dra met eene vermogende en alleszins agtingswaardige Dame in den Egt verbindt. Beiden wordenze beschreven als persoonen van een uitmuntend character, die met de tederste liefde aan elkander verbonden zyn, en 't 'er op toeleggen, om zich het leeven, op eene verstandige wyze, zo aangenaam te maaken, als mogelyk is. Hier toe diende hun byzonder een Buitenverblyf, alwaar 't hun, uit hoofde hunner menschliefde en gulle gastvryheid, genoegzaam nimmer aan gasten ontbrak; 't welk de bovenaangeduide verschillende ontmoetingen ten gevolge had. - Aristus en zyne Egtgenoot schikten zich, wellevend, naar de heerschende Mode, zo ver dezelve onzondig ware; dan ze maakten geene zwarigheid om 'er van af te wyken, en die, by gepaste gelegenheden, bescheiden tegen te gaan, wanneer dezelve oversloeg tot buitenspoorigheden, die schadelyke en schandelyke gevolgen konden hebben: in hoedanige gevallen Aristus zyne denkbeelden deswegens, tegen de bedenkingen van anderen, overtuigend verdeedigde. - Zulks is onder anderen blykbaar in zyn gesprek over het agt geeven, door Dames van | |
[pagina 343]
| |
rang, op de huishouding, en over het oppassen der Dames, of het vermyden van zyne Egtgenoot, in gezelschappen. - Komt de verkeering met een Predikant eenen zyner vroegere Academiekennissen, den Advocaat Lugthart, vreemd voor, Aristus toont hem, hoe verkeerd het zy, vooringenomen te weezen tegen het Predikantsampt, hoe men verstandige Predikanten hebbete ontmoeten, en met hun om te gaan; waarop, by de komst van Do. Denker, eene onderhandeling volgt over de vooroordeelen tegen den publieken Godsdienst. Ter dier gelegenheid ontdekt Echtlief, één der Gasten, een ernstig aankleever van den Christelyken Godsdienst, dat zyn Vriend Aristus onder eene zekere soort van Deïsten behoort; en Do. Denker geeft hem te kennen, dat hy nog wel hoop heeft, om Aristus, dien hy als door anderen verleid beschouwt, den Christelyken Godsdienst te leeren beminnen. - Echtlief raakt vervolgens in gesprek met Aristus, over het agten en minagten van Predikanten; Do. Denker komt by hen; maar een toevallig komend gezelschap verydelt zyn bedoelde; en 't gesprek valt, onder anderen, ook op de vereischte huishoudingskunst der Dames. - Na 't vertrek van 't gezelschap is het pligtmaatig bidden en danken, voor en na den maaltyd, by veelen zo schandelyk met opzet nagelaaten, de voornaame inhoud van 't gesprek; dat voorts natuurlyk liep over de byzondere Voorzienigheid; waaraan zich verder eene opmerking hechtte over de vyandschap tegen den Christelyken Godsdienst, als niet zeldzaam enkel gegrond op een louter vooroordeel; waaruit toevallig een gesprek ontstaat, betreffende de Fynen, die Aristus als een geheel slegt soort van menschen beschouwt; doch waaromtrent Do. Denker hem onder 't oog brengt, dat men ook hier onderscheid moet maaken tusschen goeden en kwaaden. Dit geeft hem aanleiding tot een en ander gesprek met menschen, welken dien naam voeren, en inderdaad vroom zyn. Een volgend voorval wikkelt het gezelschap in een onderhoud over de bedorvenheid deezer eeuwe; en wat laater handelt Do. Denker met Aristus en Echtlief opzetlyk over de vooroordeelen in den Godsdienst, en de wyze, op welke veelen tegen den Christelyken en Hervormden Godsdienst ingenomen worden; mitsgaders over het gebruik en misbruik van Godgeleerde Zamenstellen. De aankomst van een nieuw gezelschap, waaronder twee jonge Gelieven, die openlyk vermydend zyn, en in 't geheim elkander liefkoozen, brengt onderwerpen van eene andere natuur op het tapyt; te weeten, het openbaar betoonen van eerlyke liefde, de aart der waare liefde, de Romans, en 't huwelyk. - Intusschen wagtte men, volgens voorige toezegging, de komst van den bovengemelden Advocaat Lugthart, om met Do. Denker een twistgeding aan te gaan; doch deeze zond een brief, in welken hy voorgaf belet te zyn van te kunnen komen. Aristus is hier over gemelyk; maar Do. Denker en Echtlief zetten hem wat ne- | |
[pagina 344]
| |
der, waar op hy bedaarder aan den Advocaat schryft, dan hy anders in zyne eerste drift gedaan zou hebben; 't welk eene opmerking, over 't gevaar van iets in drift te verrigten, te wege brengt. - Eene herinnering van een vroeger gezegde van Do. Denker geeft vervolgens gelegenheid tot een gesprek over het gedrag van zommige Predikanten, die in hunne Kerk het Leeraarampt waarneemen, en middelerwyl de Leer hunner Kerke niet gelooven. - Eene volgende visite van een jong Zeeofficier was de oorzaak van een gesprek over het vloeken op de schepen, als mede over de voorgewende en weezenlyke dapperheid der Officieren. - Nademaal de Advocaat Lugthart, volgens zyn schryven, gestadig te zeer bezet was, om by de Heeren te komen, zo werd 'er beslooten hem een bezoek te geeven: hy ontving hen vriendlyk; maar het gesprek, dat men aanving, werd geduurig afgebroken, door de komst van menschen, die den Advocaat moesten spreeken; des dit onderhoud niets betekende; en men 't, schoon men den Advocaat nu zeer sterk begen te verdenken, weder uitstelde, tot het hem gelegen zoude komen, om Aristus eene visite te geeven. - Aristus, dus te leur gesteld, zogt zyn oogmerk te bereiken, door eenen anderen zyner Academiekennissen, dien hy voor eenige dagen op zyn Buitenverblyf verzogt. - Doctor Leergraag verscheen op zyn vriendlyk verzoek, en bykomende omstandigheden gaven aanleiding tot een gesprek over de ontbloote Boezems en Keursiyven der Dames. Toen Aristus voorts met Doctor Leergraag alleen was, tragtte hy hem te beweegen, om met Do. Denker eens over den Godsdienst in gesprek te komen, waar toe deeze zich eindelyk liet overhaalen. Zulks had den naastkomenden dag ten gevolge een onderhoud van Do. Denker met Doctor Leergraag, en wel bepaaldlyk over de byzondere Voorzienigheid, welke de Doctor niet erkende; van gevoelen zynde, dat God in alles zekere wetten van beweeging gelegd heeft, naar welke wetten alles onveranderlyk afloopt. Do. Denker brengt het in dit onderhoud zo verre, dat de Doctor erkenne, dit Stuk nooit zo beschouwd te hebben; en dat hy 't raadzaam vindt, om 'er nog eens nader over te denken, welke nadere overweeging hem van ganscher harte toegestaan wordt. - Dan dit gesprek had geen verderen voortgang, dewyl de Doctor den volgenden morgen weder na de Stad moest keeren, omdat hy niet langer van zyne patienten afweezig kon zyn; en met dit vertrek van Doctor Leergraag loopt het eerste Stukje van dit Geschrift ten einde. |
|