Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOude en tegenwoordige staat van de Godsdienstpligten, Kerkzeden, en Gewoontens van alle Volkeren der Waereld, van de Schepping tot op heden. IIde Deel. Met Plaaten. Te Amsterdam, by H. Gartman, W. Vermandel, en J.W. Smit, 1788. In gr. 8vo. 394. bl.Met dit tweede en laatste Deel deezes Werks gaat de Schryver voort met eenige Plegtigheden in de Roomsche Kerk te handelen, en het Leerstellige in den Roomsch Catholyken Godsdienst te beschryven. Hy levert een verslag van de Godsdiensten der hedendaagsche Grieken, Russen, Christenen van St. Thomas en Kopten; en verder de Geschiedenis van den Protestantschen Godsdienst, van den aanvang der Hervorminge af; hier ontmoeten wy eene Beschryving van den staat der Lutherschen, der Gereformeerden. Een byzonder hoofdstuk handelt over verscheidene Godsdiensten in de Nederlanden, de Jansenisten, de Mennoniten en de Remonstranten; ook worden de Collegianten, de Kwaakers, en Hernhutters in overweeging genomen. Desgelyks is 'er een geschikt om den Oorsprong en Hervorming in den Godsdienst der Engelsche Kerke aan te wyzen; en betreft een ander de Gevoelens der Schotsche Kerke, als mede eenige Secten in dat Noordlyk deel van Groot-Brittanje; vervolgens worden de Presbyteriaanen en eenige andere Gezindten in Engeland beschouwd. - In het vierde Boek stapt de Schryver in America over, en handelt over de Godsdiensten der oude Americaanen, Floridaanen, en Wilden van Hudsons-Baay, enz. | |
[pagina 313]
| |
Deeze zeer verkorte opgave van de Stoffe wyst uit, hoe veel de Schryver ondernomen heeft, in het bestek van nog geen vierhonderd Bladzyden, te verwerken. Wy moeten 'er soortgelyk eene aanmerking over maaken, als wy over het Eerste Deel, waaraan dit, in de behandeling gelyk is, gemaakt hebbenGa naar voetnoot(*), dat het den Schryver niet mogelyk was dit alles, in een zo kort bestek, onderscheidenlyk te behandelen, dat de beschryving alleen oppervlakkig is. Eene grootere maate van Oordeel zou veel overtolligs hebben weggelaaten, eene andere en voeglyker schikking ten grondslage gelegd; eene meerdere Beleezenheid 'er verscheide zaaken bygevoegd hebben. Korte Begrippen zamen te stellen schynt een gemaklyke taak; doch weinigen zyn 'er met de daad bekwaam toe, althans komt het ons voor, dat deeze Schryver tot de door hem ondernomene taak niet is opgewassen. Wie zou niet met reden verlangen, dat de bygebragte stukken, met bewyzen uit onwraakbaare Schryveren, overal aangetoogen, gestaafd werden; dat de Autheur, het zaaklyke daar uit opgegeeven hebbende, wees waar men het breeder kan vinden. Dit, 't is waar, geschiedt beide zomwylen; doch het behoorde allerwegen plaats te vinden. In Geschiedkundige Opgaven vordert men bewyzen, en verlangt men, in een nieuw Werk, de jongste berigten. In dit alles is de Schryver gebrekkig. 't Zou ons ligt vallen, van dit alles blyk en bewys, zo uit het voorgaande als uit dit Deel, by te brengen. Een en ander klein staaltje zal genoeg weezen. Van de Doopsgezinden, een zo welbekende Aanhang in ons Vaderland, spreekende, geeft hy, zonder eenig bewys, op, zekere Geloofsleere, door hem getyteld ‘de Vrywillige Geloofsleere der Gallenisten (Lammisten) met welke de Apostoolsche (Zonnisten) hoofdzaaklyk overeenstemmen.’ Hy had behooren kennis te hebben, van den Brief door den Doopsgezinden Hoogleeraar h. oosterbaan, in de Bibliotheca Hagana van den Heer barkhey geplaatst, gerigt aan de Uitgeevers van het Dictionaire Encyclopedique te Yverdon, by gelegenheid van een gebrekkig berigt, 't geen in de Parysche Uitgave van dat Werk, wegens de Mennoniten, geplaatst was. Een | |
[pagina 314]
| |
Brief, die eene veel betere, en de laatste opgave bevat, van de gevoelens der zogenaamde Gallenisten of LammistenGa naar voetnoot(*). Van de Ariaansche en Cociniaansche (leest Sociniaansche) Presbyters handelende, schryft hy: ‘Ik vertrouwe, dat veele van myne Leezeren de voornoemde, van het algemeene Christendom afwykende, Sectarissen, alleenlyk maar by naam zullen kennen; en zulks is geen wonder, aangezien hunne Geloofsleeringen alhier niet publicq mogen verkondigt worden. Of 'er in de Nederlanden veele Arriaanen en Sociniaanen zyn, staat my niet te onderzoeken, ook niet, in hoe verre zy met die van Engeland in gevoelens overeenstemmen: mogelyk egter blykt het, dat de eene en andere met de hedendaagsche Deïsten en Naturalisten niet veel in sentimenten verschillen. In het vryheid denkende Engeland, beoefenen de beide Gezindtens hunnen openbaaren Godsdienst.’ Zonder ons in te laaten, om de Opgave der Gevoelens, zo van Arriaanen als van Sociniaanen, door den Schryver ter nedergezet, te beoordeelen, wyzen deeze zelfs genoegzaam uit, dat die beide van de Deïsten en Naturalisten, waar onder hy ze gaarne schynt te willen rangschikken, wyd en verre verschillen. - Beter hadt hy gedaan, met niet te verzuimen, te gewaagen van het Ontwerp tot een Deïstischen Godsdienst, in den Jaare MDCCLXXVI, door den Heer williams gemaakt en tot stand gebragt, van welke eene Liturgie voorhanden is. Engeland, door j.w. van archenholts, uit het Hoogduitsch vertaald, en te Amsterdam by J. Sluytman van der Meer, in den Jaare 1786 uitgegeeven, hadt hem daar van kunnen onderrigten. Van de Schryfwyze en Styl, die beide de netste en keurigste niet zyn, hebben wy, ter aangetoogene plaatze, reeds een voorbeeld opgegeeven. Wy zullen thans, zonder 'er eenige aanmerkingen op te maaken, mededeelen, 't geen hy van het Paaschfeest in de Grieksche | |
[pagina 315]
| |
Kerke meldt: ‘Naa de voorschreevene Plegtigheid, (die des Avondmaals naamlyk) is die van het Paaschfeest der Grieken de voornaamste. En deszelfs staatlyke omstandigheden zyn wel waardig, dat ik dezelve kortelyk beschryve, aangezien de aansteeking van 't Paaschlicht, in de Latynsche Kerk, 'er geenzins in wonderdaadigheid by kan opweegen. Te middernacht neemt de plechtigheid een begin. De vergadering heeft, in de Kerk, een waschkaars in de handen, en na dat men elkanderen omhelst en gekuscht heeft, word 'er geroepen - “christus is opgestaan!” - de Gemeente antwoord - “Hy is waarlyk opgestaan!” - Ieder Griek moet zulks den anderen op straat toeroepen en antwoorden: alle persooneele haat word by die gelegenheid afgelegd. Men zendt elkanderen geschenken, recht maaltyden aan, ieder kleedt zich in zyn Zondags gewaad, en is vervuld met blydschap. By deeze gelegenheid eeten sommigen een paaschlam met eieren gevuld. Maar het jaarlyksche wonderwerk van het licht, 't welk in het heilige Graf onzes Heeren, te Jerusalem, van zelve ontbrandt, en waar door alle de lampen in de Kerken ontstooken worden, verdient eene byzondere opmerking. Op goede vrydag, en saturdags voor Paaschen, worden alle lampen uitgedaan, doch op den avond van de laatstgemelde dag, welke zy voor een Sabbath houden, door de Grieksche, Armenische, en Coptische Geestlykheid, eenen ommegang, waar by waschkaarssen, onder een aanhoudende wierook, driewerf rondom het heilige graf worden rond gedraagen. Dan gaat de Grieksche Patriarch, met eenen Aardsbisschop, zonder licht of vuur, in het duister graf, naar dat de deur achter hun toegesloten, en door Janitsaaren bewaart wordt. Na een kort verblyf komen gemelde Geestelyken, met lichten in hunne handen, in de geopende deur staan, en de geheele Kerk ziet men oogenbliklyk, door alle haare lampen verlicht. Het volk ontsteekt daar op hunne waschkaarssen, en men houdt het voorgevallene niet alleen voor 't grootste wonderwerk, maar tot een bewys, dat zy het Paaschfeest ter rechter tyd vieren. Alle Grieken zyn van gevoelen, dat het vuur, op 't gebed des volks, van den Hemel nederdaald, en alle lampen aansteekt. Ondertusschen levert de plegtigheid eene prachtige vertooning uit.’ |
|