Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 217]
| |
Nieuwe Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.De Bybel verdeedigd, door Ysbrand van Hamelsveld. VIIIste Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1788. In gr. 8vo. behalven de breede Voorreden en uitvoerige Bladwyzers, 204 bladz.Onvermoeide arbeid komt alles te boven. Toen de Heer hamelsveld deeze Verdeediging des Bybels, in den jaare 1783, ondernam, was hy een amptloos Persoon, en leefde, door de Goesche Gebeurtenissen, van den openbaaren Kerkdienst in die Gemeente afgestaan hebbende, in eene stille rust. Nauwlyks waren twee Deelen van dit Werk afgewerkt, of hy moest zyn afgezonderd leeven verlaaten: dewyl hem geheel onverwagt, en volstrekt buiten zyn toedoen, door de Regeering van Utrecht, zyne Geboortestad, het Hoogleeraarampt in de Godgeleerdheid werd opgedraagen. Behalven 't zelve moest hy een geheelen Predikdienst in de Utrechtsche Gemeente vervullen, geduurende het leeven van Ds. BACIENE den Vader. Omtrent tachtig Predikbeurten, behalven de Collegien, kwamen voor zyne rekening; en werd hem hier voor de geringe wedde van Zes honderd Guldens 's jaarlyks toegelegd, met toezegging van Twaalf honderd Guldens, ingevalle van het overlyden van den Hoogleeraar burmannus. Een dubbele post, welke hy op zulke voorwaarden, door de edelste dryfveeren genoopt, ondernam: en van welke hy zich, geduurende drie jaaren, zo kweet, op eene wyze, dat hy allen, zyne vyanden zelfs, tot Rechters daar over durft neemen. - Onder alle deeze veelvuldige en zwaare Amptsverrigtingen verzuimde hy niet, deeze Verdeediging des Bybels te vervolgen. Ondertusschen namen de verdeeldheden, die ons Vaderland zo deerlyk geschokt hebben, meer en meer toe. In deeze verdeeldheden betuigt hy zich zodanig gedraagen te hebben, als hy meende, dat een eerlyk Man, een waar Beminnaar van zyn | |
[pagina 218]
| |
Vaderland, een Christen, en een Leeraar onder de Christenen, zich behoorde te gedraagen. Ondertusschen moest hy veel smaad, hoon, ja zelfs bedreigingen, ondergaan, ook met allerlei valsche betichtingen en verdraaijingen zyner woorden. Door de grootmoedige versmaading, waar mede hy dit alles behandelde, liep dit egter op eene storting uit, en hadt geen gevolg. - Onder zulk eene ontaarting der tyden viel hem de arbeid te zuur. Eindelyk kwam de Nagt van Beroering te Utrecht, den 16 Sept. 1787, wanneer hy besloot zich veiligheids halve uit Utrecht te begeeven. Kort daarop werdt hy door Burgemeesteren en Vroedschap der Stad Utrecht, als Professor in de H. Godgeleerdheid aan die Academie, gecasseerd en onnut verklaard den Predikdienst in de Gemeente dier Stede waar te neemen: en trok men zyn aangebooren of verkreegen Burgerschap, wegens deszelfs onwaardig en slegt gedrag, in; hem voor geen Burger der Stad erkennende, hem den Predikdienst in die Stad, met inhouding van zyn verscheenen Tractement, verbiedende, onverminderd de Actie van den Hoofd-Officier tegen den gecasseerden Hoogleeraar. Hy deelt de oorspronglyke stukken mede aan de Naakomelingschap, onder anderen om dit merkwaardige, ‘dat het, (gelyk hy schryft,) een Besluit is van dezelfde Regeering en Persoonen, die my, drie jaaren te vooren, des ongevergd en van zelven, tot Hoogleeraar hadden aangesteld, wanneer ik dezelfde grondbeginzels had die ik nog heb, en, als een eerlyk Man, niet verzaaken mag; de beginzels van Vaderlandsliefde, van liefde tot de Waarheid, Godsdienst en Deugd, Vrede, Eendragt en Vryheid.’ - Eenigen tyd daar naa ontving hy een ongetekend Briefje, waar in hem zyne verscheene wedde, van 20 Aug. tot 1 Octob., werd toegeweezen. Durkerdam, zyn eerste standplaats, werd thans zyn wykplaats, waar hy de Verdeediging van den Bybel voltooide. Dit weinige meenden wy te moeten ontleenen uit de breede Voorrede des Schryvers, die in dezelve voorts zyn gehouden gedrag verdeedigt, en zyne denkwyze over 't Staatkundige bloot legt. - Onder zo veelerlei en treffenden Lotwissel, heeft de onvermoeide hamelsveld een Werk ten einde gebragt, welks VIIIste Deel wy thans in handen hebben. In zes Deelen hadt hy voorgenomen 't zelve af te handelen, doch 't is onder het | |
[pagina 219]
| |
bewerken uitgedyd. Van den aanleg en het doel gaven wy berigt by onze Aankondiging des Eersten DeelsGa naar voetnoot(*). De gunstige verwagting, welke wy 'er toen van vormden, is door de uitkomst ten vollen beantwoord: de Berichten van elk Deel, door ons gegeeven, draagen 'er blyk vanGa naar voetnoot(†); en blyft dit laatste aan de voorige gelyk. De Hoofdinhoud van 't zelve kunnen wy onzen Leezeren best doen kennen met §. 1. des Zeven en twintigsten Hoofdstuks, waar mede dit Deel een aanvang neemt, af te schryven. ‘Na dat wy,’ luidt de taal des geleerden Schryvers, ‘tot hier toe, de Waarheid en Godlykheid der H. Boeken en derzelver Inhoud, tegen alle de beschuldigingen en uitvlugten van het Ongeloof, hebben gehandhaafd, staat ons nog ééne bedenking te beantwoorden. Zy is de volgende. “Wie zal ons borge staan, dat de gewyde Boeken der Jooden of Christenen door die Schryvers geschreeven zyn, wier Naamen zy aan het hoofd draagen? Dat zy niet veeleer in laater tyden, toen alles reeds een wonderbaar sprookje was, vol vreemde gevallen, te samen zyn gesteld, en aan de Joodsche Natie vooreerst, en vervolgends aan de wereld, zyn in de hand gestopt, onder den naam van die achtbaare Mannen, die wy thans als derzelver Schryvers openlyk eerbiedigen? SpinozaGa naar voetnoot(§) heeft dit van de Boeken des O. Test. uitdruklyk beweerd, dat dezelve, ten minsten de Geschiedboeken, tot aan de eerste verovering van Jerusalem door de Chaldeën, van éénen eenigen Schryver zouden zyn opgesteld, die geen ander heeft kunnen zyn dan esra; doch de Boeken der Chroniken zouden eerst lang naa esra geschreeven zyn, en wel vermoedelyk ten tyde toen judas de Makkabeer den Tempel wederom gereinigd hadtGa naar voetnoot(‡). En nog laater zouden de Boeken van Daniel, van Esra, Nehemia en Esther, door één en denzelfden Schryver, in derzelver tegenwoordige gedaante gebragt zyn, enz. Wy hebben wel, toen wy in het XXIII Hoofdstuk de Heilige Geschiedenissen begonnen te verdeedigen, aan- | |
[pagina 220]
| |
gemerkt, dat dezelve zo naauwe betrekking onderling op elkander hebben, dat zy als één geheel uitmaaken, ons den ganschen loop van Gods handelingen met zyne Kerk vertoonende. Doch, wanneer spinoza dit tot een bewys gebruiken wil van zyne onderstelling, bedriegt hy zich ten hoogsten. Trouwens, gelyk deeze Eénheid een overtuigend blyk is van de Waarheid der Geschiedenissen, zo getuigt de verscheidenheid in styl, de wyze van voordragt van de onderscheidene Opstellers der Bybelboeken; de Taal, in welke de Boeken des O. Test. zyn opgesteld, schoon dezelfde Hebreeuwsche Taal, is echter, ten aanzien van de zuiverheid en bloei, geheel onderscheiden, en juist berekend naar het onderscheid der verschillende Tydperken, in welken de Schryvers der Godlyke Boeken, volgens het algemeen geloof der Joodsche en Christen-kerken, geplaatst worden. Zy kunnen dan onmogelyk éénen en denzelfden Man voor Schryver erkennen. - Ja, als wy aandagtig den Inhoud deezer Boeken gadeslaan, kunnen zy niet allen door éénen enkelen Schryver in laater tyden geschreeven zyn. Wie zou in staat weezen, zich zodanig in de vroegere Eeuwen te verplaatzen, dat hy derzelver zeden en gewoontens zo natuurlyk uitdrukte, dat hy, door inmenging van zeden, gebruiken of gewoontens van zyne Eeuw, zich niet hier of daar zou verraaden? Wie kan immer de uitbreiding en voortgang der beschaaving van het Menschdom, in die natuurlyke opvolging, welke men in deeze Boeken ontmoet, uitvinden? - Het geen spinoza van alle de Geschiedboeken des O. Test. in 't gemeen gezegd heeft, zulks is, na hem, door meer anderen, in 't byzonder van de Boeken van moses, en de andere Bybelboeken, gezegd geworden, welke men aan derzelver Schryvers ontkend, en aan anderen, van laater tyd, heeft willen toekennen. - Deeze Bedenkingen en uitzonderingen, tegen de Echtheid der Bybelboeken, zullen wy nu in overweeging neemen.’ Hier toe besteedt de Schryver, het O. Test. van Boek tot Boek naagaande, dit Hoofdstuk. Het volgende Hoofdstuk is bestemd om de Echtheid van de Boeken des N. Test. te bewyzen, en vangt, de Schryfstoffe opgeevende, in deezer voege aan: ‘Gelyk wy, zonder ons in te laten in het Geschiedkundig onderzoek, aangaande den tyd en wyze van het verzamelen der Boeken des O.T. tot eene Boekery of verzame- | |
[pagina 221]
| |
ling, die wy gemeenlyk den Kanon noemen, de Echtheid en Oudheid van elk derzelven verdeedigd hebben, zo zullen wy thans op denzelfden voet onderzoeken, het geen men tegen de Echtheid der Boeken des N.T. heeft ingebragt, zonder dat wy iets willen bepaalen nopends den Kanon of verzameling deezer Boeken tot één Lichaam, alzo het voor den Godsdienst genoeg is, indien wy zeker zyn, dat deeze Boeken die Schryvers hebben, onder welker naam zy gaan, en dat zy in die tyden zyn geschreeven, in welke zy gemeenlyk geplaatst worden. - Vooraf merken wy hier in 't gemeen aan, dat ons aan dit onderzoek ongemeen veel gelegen ligtGa naar voetnoot(*). Trouwens, zyn de Euangelien in de daad van mattheus, markus, lukas en joannes opgesteld, dan zyn de geloofwaardigheid van deeze gelyktydige Schryvers, en de Godlykheid van jesus Voorzeggingen, tevens ontegenzeggelyk; zyn de Brieven van paulus echt, en waarlyk uit zyne pen gevloeid, en gericht aan die Gemeentens en Persoonen, zo als derzelver Opschriften behelzen, dan hebben wy de sterkste bewyzen voor de Waarheid van den Christen Godsdienst in dezelven, of men moest zich de Corinthiërs en anderen, zo dom en onnozel voorstellen, dat zy zich door iemand in eenen Brief, aan hun geschreeven, zouden laaten wysmaaken, dat hy de grootste wonderen onder hun verricht hadt, op welke hy zich zo vrymoedig, als paulus doet, ter staaving van zyn gezag, zou beroepen, welke echter, volgends die onderstelling, niet waarlyk zouden gebeurd zyn. Maar wie kent deeze Gemeentens voor zo dom, en paulus voor zo stout? - Ten tweeden, wanneer ik de Echtheid der Schriften des N. Test. beweere, ontken ik niet, dat van ouds reeds over sommigen van dezelve getwyfeld is; eusebiusGa naar voetnoot(†) maakte reeds een onderscheid tusschen Ομολογούμενα, Schriften, die algemeen als echt werden aangenomen, Αντιλιγόμενα, die betwist werden, maar echter van de meesten als echt erkend, en Νοθα, onechte, ondergeschovene; doch als men de gedenkstukken raadpleegt, zal men tevens het volgende vinden: te weeten, dat de Geschiedkundige Boeken onder de eerste | |
[pagina 222]
| |
klasse behooren, het welk voor ons van groot gewigt is, als ook de Brieven van paulus, zelfs den Brief aan de Hebreen niet uitgezonderd: naamlyk men heeft wel getwist over den Schryver van denzelven; maar nooit over deszelfs echt- en oudheid. Men erkende hem als een overblyszel uit de eerste Eeuw, en van den Apostolischen leeftyd. Onder de tweede klasse behooren, volgens de opgave van eusebius, de Brief aan jacobus, en die aan judas toegeschreeven, als mede de tweede, onder den naam van petrus, en de tweede en derde, onder den naam van joannes, als ook de Openbaaring van joannes. Doch, indien zelfs deeze stukken twyfeling onderheevig waren, dan nog zou de Waarheid van onzen Godsdienst genoeg beveiligd weezen uit ontwyfelbaar echte stukken. Eindelyk, de Boeken en Schriften, die eusebius onder de onëchte en ondergeschovene telt, hebben, behalven de Openbaaring van joannes, die sommigen hier ook toebragten, inwendige kenmerken van onëchtheid, hoedanige nooit in onze Boeken des N.T. kunnen aangeweezen worden.’ Op gelegde gronden gaat de Heer hamelsveld voort, om de Echtheid der Boeken des N. Test. gelyk die des O. Test. te beweeren. Ten aanziene van beide brengt hy de Tegenwerpingen van vroegere en laatere Bestryderen des Bybels te berde, en bedient zich te hunner wederlegginge van zyne Beleezenheid in oude en nieuwe Verdeedigschriften, van zyne Geleerdheid, en eigen Oordeel. - In voorgaande Aankondigingen hebben wy zo veel voorbeelden van 's Schryvers manier van behandeling bygebragt, dat wy tegenwoordig die plaats en moeite kunnen bespaaren. Om zyn werk te voltooien, was hem nog overig de Taal en Styl der Heilige Schryveren, tegen de vitteryen van de Bestryders der Openbaaringe te handhaaven, als ook te toonen, dat deeze Godlyke Boeken onvervalscht tot ons gekomen zyn. Hier toe besteedt hy het Negen en twintigste Hoofdstuk. Met vollen regt mag hy, in 't Besluit van dit Werk, deeze Taal voeren. ‘Dus heb ik myn taak volbragt, en, zo niet alle, ten minsten de zwaarste en gewigtigste Tegenwerpingen van hun, die zich tegen het Bybelwerk verzetten, zo veele zy tot myne kennisse gekomen zyn, met alle oprechtheid onderzocht en beoordeeld: en de uitslag van alles was: de Waarheid zegevierde, en het | |
[pagina 223]
| |
Woord des Heeren blyft! Geene onzuivere Inzigten waren de beweegredenen van myn schryven; Ik ben my zelven van geene bedoelingen van voordeel, eer of aanzien in de Kerk, waar van somtyds de Ongeloovigen, met recht of onrecht, de Kerkelyken beschuldigen, bewust. - Verre ben ik van vervolgzugt, of middelen van geweld, te gebruiken, om de Waarheid te verdeedigen, of van aan eenige onëdelmoedigheid my schuldig te maaken. Nooit moest eenen Waarheidminnaar, eenen voorstander van de beste zaak, de zaak van den Godsdienst, zelfs met eenigen schyn, te gemoet gevoerd kunnen worden, dat hy voor den Almagtigen onrecht spreekt, veel minder moest hy aanleiding geeven, dat de taal van joas, gideons Vader, tegen hem zou kunnen gekeerd worden, welke hy zynen Stadgenooten voorhieldt, als zy zyn Zoon ter straffe vorderden, om dat hy den Altaar van baal hadt omgeworpen. Zult gy voor baal twisten? Zult gy hem verlossen? - Indien hy een God is, hy twiste voor hem zelven; om dat men zyn altaar heeft omgeworpen. - Ik herhaal veel meer myn verzoek aan allen, die eenige twyfelingen of bedenkingen tegen den Bybel nog mogten hebben, welke in dit Werk niet zyn voorgekomen, of eenige uitzonderingen op de gegeevene Oplossingen, dat zy dezelve my gelieven mede te deelen: alleen onder deeze voorwaarde, dat zy niet spotten in eene zaak van dat gewigt, als de Waarheid van den Godsdienst is; dat zy geen tien en meermaalen gezegde zaaken herhaalen; dat zy geene byzaaken met het hoofdpunt van den Godsdienst verwerren, noch het geen deeze of geene party der Christenen betreft, ten laste van het gansche Christendom brengen. - Langs den weg van Onderzoek zal men ontwyfelbaar tot de waarheid komen, en ik ben verzekerd, dat deeze eens eindelyk zal zegepraalen. Daar mogen haar nog zwaare tyden dreigen; doch, even zo wel als de Godlyke Voorzeggingen, vergeleeken met het droevig verval van Godsdienst en Zeden, ons met reden doen duchten, voor den toorn der beledigde Godheid, even zo hebben wy door de vertroostingen van die zelfde Schriften hoope, en het blyde vooruitzigt, dat ééns het Menschdom, verlicht door het Euangelie, gode en den Zaligmaaker jesus, eenen dienst van Waarheid, eenen dienst van Liefde en onderlinge Zaligheid, ter verheerlyking van zynen Naam, zal toebrengen. Die gelukkige tyden | |
[pagina 224]
| |
voor het Menschdom met langmoedigheid verwagtende, dank ik god door jesus christus, mynen Heere, dat hy my gelegenheid gegeeven heeft, om voor de waarheid van zyn Woord te spreeken, en het Ongeloof te beschaamen!’ Een Werk, van VIII Deelen, uit zo veele Byzonderheden, van zeer verschillenden aart, bestaande, waar in zo veele Bybelplaatzen verklaard en verdeedigd worden, hadt wel uitgevoerde Bladwyzers noodig, zo der voornaamste Zaaken als der Schriftuurplaatzen, deeze zyn met veel nauwkeurigheid door den Eerw. wilh. chevallerau, Predikant te Reeuwyk, 'er aan toegevoegd. |
|