Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandeling over de sexen der planten, door den Ridder Carel Linnaeus, met aantekeningen van de heeren Smith en Broussonet.(Vervolg en Slot van bladz. 520.)
By de voorheên bygebragte Voorbeelden, en een oneindig getal andere, den Plantkundigen zo wel bekend, en die zelfs, te hunner aanpryzinge, de verdiensten der Nieuwigheid niet zouden hebbenGa naar voetnoot(*), wegens welker egtheid zy alleen kunnen twyfelen, die de Natuur niet waargenomen en zich geen moeite gegeeven hebben, om haare werkingen na te speuren, zal ik 'er geene voegen. Ik keer my tot een ander onderwerp, 't welk zeer veel lichts zal kunnen verspreiden over het Stuk, 't geen wy thans behandelen. Ik zal spreeken over de Tweeslachtige Planten, welker oorsprong ons staat na te gaan, Ik zal 'er van vier gewaagen, wier vorming myn eigen oog heeft waargenomen. Voor eerst. De Veronica spuria, beschreeven in het | |
[pagina 598]
| |
III Deel van de Amoenitates Academicae, pag. 35, is voortgesprooten uit de Veronica maritima, bevrugt door de Verbena officinalis; men vermenigvuldigt ze gemaklyk door afzetzels: zy gelykt naar de Moeder in de Vrugtdeelen, naar den Vader in de Bladeren. Ten tweeden. Het Delphinum hybridumGa naar voetnoot(†) schoot op in een gedeelte van myn Tuin, waar het Delphinum elatum, en het Aconitum napellus, zich by elkander bevonden. Het gelykt naar de Moeder in de inwendige deelen, dat is, in 't geen tot de bevrugting behoort, en heeft de meeste overeenkomst met den Vader, het Aconitum, in de uitwendige deelen, of de Bladeren: naardemaal deeze Planten, die dit Delphinum hebben voortgebragt, elkander zeer naby komen, geeft deeze zeer veel rypwordende Zaaden. Ten derden. Het Hieracium taraxaci, op onze Gebergten, door den Heer solander, in den Jaare MDCCLIII gevonden, gelykt dermaate naar zyne Moeder, het Hieracium Alpinum, door de donker bekleedde Kelken, door de Steng, aan 't uiteinde met hairen bezet, dat iemand, niet zeer oplettend, dezelve niet van deeze Plant zou onderscheiden; doch de zagtheid zyner Bladeren, derzelver intandingen, met één woord, het geheele maaksel, komt dermaate overeen met den Vader, het Leontodon taraxacum, dat men omtrent de herkomst zich niet kan vergissen. Ten vierden. Het Tragopogon hybridum bepaalde myne aandagt in den jongsten Herfst, in een gedeelte van myn Tuin, waar in ik het Tragopogon pratense, en het Tragopogon porrifolium, geplant had; maar de Winter vernielde alle zyne Zaaden. Wanneer in 't volgende Jaar het Tragopogon pratense in bloem stondt, nam ik, 's morgens vroeg, al de Zaadstoffe van de Bloemen weg, door dezelve te wryven; 's morgens ten acht uuren liet ik op die zelfde Bloemen de Zaadstoffe vallen van het Tragopogon porrifolium, en merkte met een draad de Bloemen uit, op welke ik deeze Proeve genomen had. - Ik verzamelde de Zaaden, zo ras dezelve ryp waren, en zaaide ze in dien Herfst; zy kwamen zeer wel op, en hebben dit | |
[pagina 599]
| |
Jaar MDCCLIX purperen Bloemen, geel aan 't Grondstuk, voortgebragt, die Zaad gaven. Ik twyfel zeer, of men eene Proeve kan neemen, die klaarer dan deeze de voortteeling der Planten aantoontGa naar voetnoot(*). Men kan niet loochenen dat deeze drie Planten nieuwe soorten vormen, voortgebragt door eene tweeslachtige voortteelinge: zy toonen ons mede, dat een tweeslachtige Plant, wat de inwendige zelfstandigheid, dat is de Vrugtdeelen, betreft, naar de Moeder, en wat de uitwendige, de Bladeren, betreft, naar den Vader gelykt. - Deeze Proefstukken kunnen van zeer veel dienst weezen voor de Natuurkundigen. Want het is waarschynlyk, dat veele Planten, die thans onderscheide soorten van 't zelfde Geslacht zyn, in den beginne allen gevormd wierden van één en dezelfde Plant, door eene tweeslachtige voortteeling. Veele Geraniums, van de Kaap de Goede Hoop, welke men nooit dan in dat gedeelte van Africa heeft aangetroffen, zyn van alle andere soorten van dat Geslacht onderscheiden, door de Kelk, uit één stuk bestaande, door een groot aantal Bloemen op dezelfde steel, en een ongeregelde Bloemtros, zeven vrugtbaare Helmstyltjes, en drie gebrekkige en bloot liggende Zaaden. Deeze Planten hebben de grootste overeenkomsten met elkander, schoon ze van elkander verschillen, in den Wortel, de Bladeren, en de Steelen, en men in verzoeking zou komen om te gelooven, dat deeze Africaansche soorten alle van dezelfde Moeder herkomstig zyn, maar dat zy verschillende Vaders gehad hebben. Maar of alle Planten elkander opvolgende voortgebragt zyn, dan of de Schepper van den beginne het aantal der soorten bepaald hebbe, is eene zaak, welke ik niet op my zou durven neemen, te beslissen. Ik hou my te vrede, met te denken, dat deeze soort van vermenigvuldiging niet strydig is met het stelzel der Natuur, en de algemeene Wetten, door dezelve bepaald. Zien wy niet dagelyks, dat Insecten, die doorgaans hun | |
[pagina 600]
| |
voedzel op eene bepaalde Plant haalen, in zekere omstandigheden zich vergenoegen met een andere soort van Plant, van 't zelfde Geslacht? Wanneer men slechts eens de Achyrantes aspera gezien heeft, en in opmerking genomen, haar Halm, de deelen des Bloems, de kleine Nectariums, van een zonderling maakzel, als mede de Kelken agterwaards gekeerd, wanneer de Vrugten rypen, is men overtuigd, dat het zeer gemaklyk valle, altyd deeze Bloemen van alle andere te onderkennen; maar, als men de Achyrantes indica ontmoet, en bemerkt dat derzelver Bloemen, met die der evengemelde Plant, zo veel overeenkomst hebben, en ten zelfden tyde waarneemt de groote, dikke, stompe en onegte Bladeren deezer Plant, komt men in 't denkbeeld, dat men voor oogen heeft de Achyrantes aspera, gemaskerd in het kleed van het Xanthium strumarium. Ik open hier den Plantkundigen een wyd veld voor groote ontdekkingen. Zy kunnen nieuwe soorten van Gewassen voortbrengen, door de Zaadstoffe van onderscheide Planten, op verschillende Wyfjes, te verspreiden. Indien myn arbeid gunstig ontvangen wordt, zal ik het overige myns leevens besteeden, in het doen van dergelyke Proefneemingen. Om veele redenen hou ik my overtuigd, dat die talryke en nuttige verscheidenheden van Keukengewassen, bykans op deeze wyze, voortgebragt zyn; en ik veronderstel, dat om die reden, dus de verandering van grond op de Moeskruiden geen invloed heeft. Ik staa geenzints in 't gevoelen der zodanigen, die denken, dat alle de verscheidenheden aan 't verschil van grond is toe te schryven; want, was het met de zaak in diervoege gelegen, dan zouden alle Planten derzelver oorspronglyke gedaante weder aanneemen, als zy op nieuw ter Geboorteplaatze geplant werden. - De Voortbrengsels der tweeslachtige Planten verschaffen ons dus een bewys van voeren, wegens de Sexe der Planten. | |
Byvoegzel van Dr. Smith, wegens eenige Ontdekkingen, zints den Jaare MDCCLXXX gedaan, ten opzigte van de Sexe der Planten.De Planten, behoorende tot de Cryptogamia, of zogenaamde Heimlyker Egtsplanten, en boven al de Mosplanten worden bevrugt op eene wyze, waar van de Plantkundigen weinig weeten. Veele schryvers hebben | |
[pagina 601]
| |
beweerd, dat deeze Planten geene Mannelyke noch Vrouwlyke Deelen hadden; tot der zulken getal behooren de Heeren tournefort, adanson, en necher; deeze laatste Schryver drukt zich over dit onderwerp uit, op eene wyze, die allervreemdst moet voorkomen aan allen, die ter goeder trouwe de waarheid zoeken, en gereed zyn dezelve te omhelzen, waar zy dezelve aantreffen. ‘Ik heb’, schryft hy, ‘my bepaald, om als een verzinzel, als een droomery, aan te merken, alles wat gezegd is, en vervolgens gezegd zal kunnen worden, van de Sexen-deelen, en de Bevrugting der Mosplanten’. - Linnaeus en dillenius oordeelden, wysgeeriger dan deeze Schryver, volgens waarneeming en overeenkomst, dat het de Mosplanten, noch aan de Bloemen, noch aan Zaaden, ontbrak: zy geloofden zelfs die deelen ontdekt te hebben; maar zy bedroogen zich. Micheli ontdekte eerst de Helmstyltjes en Stampertjes der Mosplanten, doch men heeft zyne waarneemingen verwaarloost: alle Schryvers, naa hem, wilden het nauwlyks gelooven, tot dat eindelyk, in den Jaare MDCCLXXXII, de uitsteekende Waarneemer, Doctor hedwig, van Leipzich, zyn Histoire des Mousses in 't licht gaf. In dit Werk toont hy de Deelen der Bevrugting in de Mosplanten, in een zo groot aantal soorten, en ontdekt, op eene zo klaare wyze, de schikking en werking dier kleine deeltjes, dat 'er geen stoffe van twyfel meer overblyve. Hy bewyst, dat het Kookertje van dillenius, (door linnaeus het Helmtje geheeten,) en 't welk deeze beiden geloofden, dat het de Zaadstoffe bevatte, niets anders is dan de Vrugt, en de stoffe der Zaaden: hy bewyst verder, dat de deelen, door linnaeus, en andere Plantkundigen, voor Vrouwlyke deelen genomen, Mannelyke Bloemen zyn. De beroemde Hoogleeraar schreber hadt dit zints lang verondersteld. Zie zyn Dissert. de Phasco. Het denkbeeld van Dr. hedwig is door alle kundigen omhelst: hy heeft zyne onderzoekingen voortgezet tot alle andere Cryptogamias; de Academie van Petersburg heeft een zyner Werken bekroond, waar in hy de Bevrugting van verscheidene ontdekt. 't Aangenomen grondbeginzel deezes Schryvers is, Omnis Planta ex Semine, Alle Plant komt uit Zaad voort; gelyk harvey vaststelde, Omne Animal ex Ovo. Alle Dier komt uit een Ey. Hy gelooft, dat de Sappen in de Planten omloopen even als in de Dieren, | |
[pagina 602]
| |
en dat het Planten- en Dieren-ryk van elkander onderscheiden kan worden, door de Mannelyke Deelen, die in alle Mannelyke Planten, naa de Bevrugting verrigt te hebben, verdorren, terwyl zy in de Dieren overblyven, en die werkzaamheid verscheide keeren verrigten. - Men zou verscheide aanmerkingen tegen dit gevoelen kunnen in 't midden brengen; 't is veel waarschynlyker, dat de Natuur tusschen het Dieren- en Planten-Ryk geene grenspaalen gesteld heeft, en dat de overgang van het eene in het andere op eene onmerkbaare wyze geschiedt. |
|