Zedelyke bedenkingen.
Byaldien de mensch altoos naar zyn pligt handelde, dan zou hy met geen overylende drift, in het doen of laten ener gewigtige onderneeming, te werk gaan: hy zou met eene genoegzame aandagt in zyn geest overpeinzen, alles wat 'er voor of tegen was: het denkbeeld, dat men zich ligt vergrypen kan, zou allerwegen omzigtigheid werken; en, inderdaad, men zou van agteren veel minder reden hebben van zich te beklagen.
Handelde men altyd een anderen, gelyk men gaarn zelve behandeld wierd, wy zouden alle wrevel, bitterheid, haat, beledigingen, en kwaadaartige behandelingen, laten varen en vlieden; wy zouden ons integendeel altyd zeer menschlievende betoonen.
Het roemrugtig Karakter van Jezus, onzen grooten Meester, was het Land doorgaande, en goeddoende aan allen. Laat ons dat schoone Voorbeeld volgen, zyne heilzame voetstappen drukken, en overal, waar wy kunnen, goed doen.
De byzondere trekken van iemands gemoed worden dikwils op onderscheiden wyzen verborgen, en op zeer verschillende minieren geopenbaard, en ten toon gesteld. Ware zedigheid word met een zeker dekkleed overtogen, het geen dikwerf te wege brengt, dat hare schoonheid niet geheel gezien kan worden. Aldus is het ook gelegen met meer andere trekken des gemoeds.
Men vergaapt zich, onder het gemeen, veelal aan dat geen, 't welk eene groote vertooning maakt, dat veel schittert en blinkt. Daarom worden stille zeden, getemde hartstogten, en een stil leven, veelal voorby gezien van eene groote menigte, om dat ze niet genoeg flikkeren in derzelver oogen.
Niets laat zich moeijelyker afbeelden dan de verborgen bevalligheden van 't hart, en de kiesche trekken van aangezicht. Een fyn hartenkenner vind zich veelal niet minder benard dan de bedrevenste Portretschilder.