zalige Scheidsmuur, die in een en hetzelfde Ryk Broeders van elkander afzonderde, gy valt allerwegen neder! Reeds is, met de beweegredenen daar toe, de oude Staat, met de haatlyke Naamen, die denzelven deeden volduuren, vernietigd; en de Vorst, die in zyn Ryk geene andere Onderdaanen vindt, dan ten zynen dienste volvaardig, ziet overal Franschen.
Schoon gloorende Dageraad, kondig ons een helderen Dag aan, die, door een leevenwekkende warmte, den voorspoed der Ryken doet bloeijen! Grond, van den Hemel zo mild gezegend, wees een veilige Wykplaats der Volken! Vrugtbaare Landen, weleer door onze Voorvaderen verlaaten, om onder kouder Lugtstreeken te gaan woonen, om hun verblyf te zoeken by ver afgelegene Volken, strek ter wooninge van hunne Naaneeven!
Wyze en vredekweekende Verdraagzaamheid, zuivere Dogter des Hemels, egte afstammeling van den Christlyken Godsdienst, heilige Deugd, deel van die zwakke en aan dwaaling onderhevige Schepzels, die wederkeerige toegeevenheid behoeven, - neem Gy, eindelyk de overhand bekomen hebbende op het dolzinnig Bygeloof, uw zitplaats op de Throonen der Vorsten! Mogt gy uw gezag, den Stervelingen zo dierbaar, uitstrekken over de geheele Aarde, en den Vrede weder brengen, die zo lange, door bittere oneenigheden, van onder de Menschen verbannen geweest is!
Een tyd zal 'er komen, Christenen! (Toekomende Geslachten, gy zult over uwe Voorvaders van schaamte bloozen,) een tyd zal 'er komen, waar in de Volken, die onze Geschiedenissen leezen, aan derzelver waarheid zullen twyfelen; waar in zy niet zullen kunnen gelooven, dat de verscheidenheid van Geloofsbegrippen onder ons het beginzel was van zo schadelyke verdeeldheden; waar in zy niet zullen kunnen gelooven, dat, by zo veele onderwerpen van geschil en twist, als reeds onder het Menschdom bestonden, onze Voorvaders, die nieuwe schriklykheden gevoegd hebben, en dat Soldaaten, met Beulen, de Leeraars en Redenkunstenaars van een gedeelte van Europa waren. - Dat wy, die gebooren zyn in een gelukkiger tyd, en wanneer die zee, door zo veele stormbuijen opgeruid, niet meer dan een dof en schadeloos geraas gaf, den Vorst zegenen, aan wien wy die gunstige omkeer, die zegeningen, verschuldigd zyn; dat wy, op zyn voorbeeld, leeren elkander beminnen, el-