Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerkingen over de herfstdraaden, of het vliegend spinrag in de lugt;
| |
[pagina 521]
| |
men verhaaltGa naar voetnoot(*), een Vertoog voorgelezen, waarin dit Gossamer afgeleid wordt van Vliegende Spinnekoppen, die in de Lugt haar Spinzel zouden maaken, dat dan zou nederdaalen op het Aardryk: maar eensdeels is dit Gevoelen strydig met gedagte Ondervindingen, andersdeels weet men in de Natuurlyke Historie zo weinig van Vliegende Spinnekoppen, als van Spinnende Torren, die in Vliegen veranderen. Mooglyk zal men de Vliegjes of Wespjes, daarin zig bevindende, voor Vliegende Spinnekopjes aangezien, of de Myten, die dit Geweefzel maaken, zo 'er die by toeval in mogten medegevoerd zyn, met dien naam vereerd hebben. Immers, dat het Diertjes van dien aart zyn, welke de Herfstdraaden spinnen, is vry zeker uit de beschryving van den Acarus Telarius, door my, op het voetspoor van den beroemden linnaeus, in myne Natuurlyke Historie, onder de Ongevleugelde InsektenGa naar voetnoot(†) gegeven, en Herfstdraaden-Spinnetje geheten; gelyk de Heer geoffroy hetzelve, in zyne Historie der Insekten, die omstreeks Parys voorkomen, le Tisserand d'Automne tytelt. Ik heb zyne beschryving van dat Insekt aldaar medegedeeld, waar uit blykt, dat het maar een zeer klein Diertje is, naar een Luisje gelykende, even als de gewoone Myten, niet grooter dan een Neet, roodachtig doorschynende, aan ieder zyde met een bruine Vlak, volgens den Ridder linnaeus, die aanmerkt, dat hetzelve met dat Ongediert, Rag-Luis genaamd, 't welk by Zomer 't Geboomte, in de Broeikassen, insgelyks met Draaden bespint, overeenkomstig zy, en dat men 't zelve, in den Herfst, veel aan de agterzyde der Lindenbladeren vindt. De Sweedsche Heer de geer, die deeze Insekten ook beschryft, verbeeldt zig, dat die Dotjes of Vlokjes te grof zyn, om uit het Spinzel van zulke byster kleine Diertjes te ontstaan. Zyn Ed. zegtGa naar voetnoot(§), ‘ik heb daar altoos kleine Spinnetjes in gevonden, waar van zy zekerlyk gemaakt zyn, en zelfs gezien, dat 'er nieuwe Draaden gefabriceerd werden door diezelfde Spinnetjes, welke dezelven [naamlyk de Vlokken] t'eenemaal afhaspelden onder het dwarrelen in de Lugt’Ga naar voetnoot(‡) | |
[pagina 522]
| |
Een groote Vlok van deezen aart, dien Middag, opvangende, heb ik daar niets in gevonden, dan vier leevende Vliegjes of Wespjes, kleiner dan ordinaire Vlooijen, welken ik daar in aan verscheide Liefhebbers heb vertoond. Dezelven waren overeenkomstig met die Wespjes, van welken de vlytige frisch de Afbeelding en beschryving geeft, als de Diertjes zynde, welke in 't Journal des Scavans, van 1713, onder den naam van Mouches à Coton, dat is Katoen-Vliegjes, voorgesteld warenGa naar voetnoot(*). Het komt hier op uit ‘Zekere Rupsen, door Sluipwespjes met Eijeren bestoken, worden inwendig van de uitkomende Wormpjes allengs verteerd, tot dat zy eindelyk stervende, en aan een Gras-steeltje of Blaadje zitten blyvende, in zulk eene Wolligheid overgaan; welke tevens strekt tot bedekking van de Popjes, waar in de Wormpjes veranderd zyn, die de gezegde Wespjes uitleveren’Ga naar voetnoot(†). Dat, nu de Katoenachtige Dotjes der gezegde Herfstdraaden op zulk een wyze ontstaan, in welken de Spinnetjes of Myten gedagte Vliegjes opzoeken tot hun Aas, en ze, ten dien einde, als afhaspelen; komt my waarschynlyker voor, dan dat die Vlokjes door de Spinnetjes zouden gemaakt zyn. Immers de Draaden van dat Katoen onderzoekende, in welken men het met Spelden van een kan scheiden, bevind ik die geheel anders dan Spinragdraaden, vertoonende zig nog Wollig als Saijet, door het Mikroskoop. En, voor het afhaspelen van die Vlokken, door gedagte Spinnetjes of Myten, moet zekerlyk een reden zyn. Hadden zy die zelf gemaakt, tot hun Nest of Bekleedzel, dan zouden zy zig wel stil daar in houden, ten minsten in het zweeven door de Lugt. Door het wroeten, in die aan 't Gras zittende Vlokjes, kunnen dezelven los raaken, en dit kan aanleiding geeven, dat zy door den Wind worden opgenomen, en in de Lugt gevoerd, terwyl de Vliegjes zig, wegens de kleverigheid, daar uit niet gemakkelyk kunnen ontwikkelen of ontwarren. | |
[pagina 523]
| |
't Geen de Heer Doctor c. peereboom een Tor noemtGa naar voetnoot(*), zal misschien een dergelyke Myt zyn geweest. Immers, zyn Ed. verhaalt my, dat dezelve agt Pooten hadtGa naar voetnoot(†), zynde roodachtig of paarsch van kleur, en wel wat grooter dan de gezegde Vliegjes, maar niet te groot, om in een dergelyk Vliegje te veranderen. Dit laatste kwam zyn Ed. daar uit, te waarschynlyker, voor; alzo hy, ook vier Vliegjes in zyn Dotje gehad hebbende, 'er naderhand maar één in heeft gevonden, zynde de anderen, naar alle gedagten! door die Tor opgevreten. Men heeft denzelven eerst zig in het gedagte Katoenachtige Dotje zien omwentelen, en bedenkelyk, hetzelve afhaspelende, al spinnende, eenige Draaden maaken, als vooren gemeld; doch den Draad van tien en meer Ellen aangaande, denzelven heeft hy buitenshuis in de Lugt gezien, en op 't Oog afgemeten. De iever ondertusschen van deezen Heer, in het waarneemen van dit Verschynzel, en de aanpryzing van hetzelve tot nader onderzoek, of de gezegde Wolligheid ook tot een nuttig gebruik zou kunnen aangewend worden, is zyn Ed. kundigheid ten hoogsten waardig! |
|