| |
Dagverhaal van eenen togt door Champagne en Lotharingen, gedaan in den jaare 1712.
Door den Lieutenant-Generaal Grovestins.
(Ons medegedeeld door den Eerw. Heere j.f. Martinet, A.L.M. Ph. Dr. Lid van verscheiden Geleerde Genootschappen, en Predikant te Zutphen.)
(Vervolg en Slot van bladz. 405.)
| |
Den 14 Juny.
De togt ging deezen dag zeer vroeg over Crocour, Neuville en Verdavois, waar men, denzelfden morgen, het grondgebied van den Hertog van Lotharingen zou overtrekken. Des liet de Generaal zeer scherp belasten, dat geen Ruiter of Dragonder, wie het ook mogte weezen, uit het gelid zou gaan, op straffe van dood geschooten te zullen worden, gelyk ook de geenen, die in eenig huis zouden gevonden worden, dewyl men over een grondgebied van een' goed' Vriend, die onzydig was, zou trekken, 's Morgens kwam het Detachement langs de Commandery van Maltha, genoemd St. Hilaire, alwaar een Pastoor uitkwam, om te klaagen aan den Gene- | |
| |
raal, dat 'er in zyn huis geplonderd wierdt. Aanstonds werdt daarop derwaards gezonden een Officier met twaalf Dragonders van de Voorhoede, om zodanige roovers te vatten. En men kreeg een' Ruiter, een' Dragonder van Hessen, een' Ruiter van Oranje, en een' Husaar, die hunne Paarden hadden verlooren. Deeze vier gevangenen vóór den Generaal gebragt zynde, werdt hun gevraagd, of zy de bevelen, daags te vooren gegeeven, niet wisten, waarop zy ja antwoordden. Hierop beval de Generaal, ten afschrikke en voorbeeld voor het geheele Detachement, dat zy zouden voor den kop dood geschooten worden. Dan, om dat dit hun eerste wanbedryf was, kreegen zy voorspraak om te speelen, wie van de vier sterven zou. De medelydende Generaal stondt dat toe, dewyl zy zeiden, slegts ter zyde gegaan te zyn om eens te drinken, en geen voorneemen van plonderen gehad te hebben. Hierop speelden de vier gevangenen met dobbelsteenen op een trom, en het lot viel op den Ruiter van Oranje, die aan het hoofd van het Detachement dood geschooten werdt; stervende met het goede getuigenis, dat hy tweeendertig jaaren gediend hadt, zonder ooit eenige feil begaan te hebben, gelyk de Collonel
coenders, van deszelfs Regiment en Compagnie, verzekerd heeft. De togt werdt daarop voortgezet tot vóór de Stad St Michel, gelegen aan de Rivier de Maas, waarover een steenen brug lag. In dezelve voerde een Gouverneur van den Hertog van Lotharingen het bevel over de bezetting, bestaande in eene Compagnie Guardes te voet van denzelven. De Generaal maakte halte vóór de brug buiten de Stad, en liet een compliment aan den Gouverneur maaken, met een verzoek, van het Detachement aldaar te mogen verfrisschen. Heuschlyk werdt dat beantwoord, met aanbieding van alle soort van diensten. Hierop liet de Gouverneur eene weide langs de Maas aanwyzen, waar het Detachement overvloedig voedsel voor de Paarden, en genoegzaame levensmiddelen voor de Manschappen, ontving, welke door de Burgers in menigte aangebragt werden. Intusschen toog de Generaal in de Stad, en begroette de wagt aan de poort van de brug met krygsmans-eeretekenen, welke aan hem, zo door de wagt, als door de Burgers, wederom gegeeven werden. Voorts ging hy een bezoek afleggen by den Gouverneur, die zeer ongesteld was, en hem met veel vriendschap ontving. Na het afscheid neemen, deedt de Generaal eenige Brieven voor
| |
| |
het Leger en voor hun hoog mogenden afgaan, dewyl daar het eerste Post-Comptoir was, dat men op den togt aangetroffen hadt. Na zich twee uuren verfrischt te hebben, toog de Generaal op, en begroette de wagt, gelyk by het aankomen. Op den togt kwamen twee Nigten van den overleeden Lieutenant-Generaal dompré, met haare Bedienden, by het Detachement, en booden, verscheiden maalen, vrugten en wyn aan den Generaal, en aan alle de andere Officieren aan; toonende groote blydschap aan onze troepen, onder welken nog veelen waren, die zy gezien hadden, ten tyde dat zy niet wylen den Generaal dompré in Breda woonden. Hierna zettede men den togt voort tot St. Premont en Xyory, waar men over de Rivier Lamaide toog, en daarop halte maakte, om zich te verfrisschen. De Hertog van Lotharingen zondt daar eenen zyner Kamerheeren aan den Generaal, om hem te begroeten, en te bezorgen het noodige voeder en brood voor het Detachement, zo lang hetzelve in Lotharingen zou weezen.
| |
Den 15 Juny.
Men trok vroeg uit tot Sacherpet Voudiere, en kwam, 's morgens, aan de Stad Ponte Moussons, waar de Moesel loopt over eene steenen brug. Van daar ging men voort op Artou en Parfuseil, waar men door de Rivier de Seille zou getrokken hebben, maar het water was te hoog. Des vervolgde men den weg, laatende Mononcour aan de regter-, en Clemerge aan de linkerhand liggen, naar de Stad Nomerig, waar men de Seille overtrok, en daarop halte hieldt.
| |
Den 16 Juny.
Over Mailly, Bagny, Boeng, Cleury, Douly, Magny, La-cense, Bevoies trok men deezen dag naar de hoogte van St. Barbara, vóór de Stad Mets. Hier schikte de Generaal zyne bende in orde van Veldslag, in eene linie, in het gezigt van de Stad. Dit gaf in dezelve, en allerwege op het Land, eene groote opschudding. De Marquis van reffuge, Brigadier van de Fransche Infantery en Commandant van de Stad, maakte daar tegen eenige schikkingen, en liet zyn Voetvolk in den bedekten weg trekken, terwyl hy uit de Stad kanonschooten liet doen
| |
| |
op 't Detachement. De Generaal, dat ziende, schreef daarop twee Brieven, éénen aan den gemelden Commandant, en eenen anderen aan den Intendant van Mets, die van den volgenden inhoud waren, en met een' Trompetter naar de Stad gezonden werden.
Myn Heer,
Indien Gy medelyden hebt met een arm Volk, reeds genoeg afgemat door eenen zo langduurigen Oorlog, zendt dan twee Gyzelaars, om borg te blyven voor de Contributie: anders zal ik verpligt zyn, hoewel tegen mynen zin, op roof te leeven in de drie Bisdommen, volgens de stipte bevelen, die my gegeeven zyn. Ik wagte de eer van uw antwoord binnen den tyd van een uur, en blyve
Myn Heer,
Uw zeer onderdanige en
gehoorzaame Dienaar
f. de grovestins.
Op de hoogte van
St. Barbara
den 16 Juny 1712.
Het Antwoord was van den volgenden inhoud.
Myn Heer,
Ik ontvang zo even den brief, dien Gy my de eer hebt aangedaan te schryven, van de hoogte van St. Barbara, heden ten tien uuren voor den middag. Laat my toe U te melden, myn Heer, dat ik bevelen van den Koning heb, om te beletten, dat de Dorpen van dit Land Contributie betaalen, en ik weet niet, of Gy vollen tyd zult hebben, om uw plan geheel uit te voeren, en uwen hertogt te neemen door het Land van Trier of de Palts: want, binnen korten, zoudt Gy goed gezelschap kunnen krygen. Ik heb de eer te zyn met alle mogelyke achting
Myn Heer,
Uw zeer onderdanige en
gehoorzaame Dienaar
de reffuge.
Te Mets den 16
Juny 1712.
Den Intendant afweezig zynde, brak de Gesubstitueerde den brief open, en antwoordde den Generaal, byna op gelyke wyze, als de Marquis de reffuge; doch wat
| |
| |
omstandiger. Deeze twee Antwoorden ontvangen hebbende, liet de Generaal de Hoofd-Officieren by zich komen, om haar dezelve mede te deelen, waarop de Lieutenant-Collonel lattault bevel ontving, om zich met driehonderd Dragonders te plaatzen op den grooten weg van Verdun, alwaar de Generaal wist, dat een Detachement uit het Fransche Leger, onder het bevel van den Lieutenant-Generaal st. fremont, was aangekomen, om te verneemen, welken weg ons Detachement zou neemen, zynde reeds in meening geweest, dat onze Generaal den hertogt zou neemen door het Land van Luxemburg en de Ardennes. Hierna werdt het Regiment lambert en de Husaaren afgezonden, om de Voorstad van Mets in brand te steeken, het geen zo wel als het uitplonderen geschiedde. In de Stad waren twee honderd Fransche Dragonders, die telkens uitvallen wilden doen, maar altyd terug gejaagd werden. Voorts maakte de Generaal de noodige schikking, om het platte Land in brand te steeken en te plonderen. 'Er werden dan verscheiden' kleine benden, van dertig, veertig of vyftig Paarden, met een Lieutenant of Cornet, afgezonden naar de Dorpen en Kasteelen, om dat uit te voeren, of Gyzelaars mede te neemen. Het schoone Huis van den Entrepreneur-Generaal van Mets, 't geen zeer kostelyk gemeubileerd was, staande op de hoogte van St. Barbara, werdt allereerst geplonderd, en daarna verbrand. Dan, alle de kleine afgezonden' benden hadden bevel, om zich, met Zons ondergang, weder te voegen by het overige van het Detachement, dat den geheelen dag, op de hoogte van Mets en St. Barbara, in de wapenen bleef staan, zonder ontrust te worden. Allen Heeren en Boeren van het platte Land, die by den Generaal kwamen om Sauvegarde, op dat hunne huizen en goederen niet geplonderd
of verbrand zouden worden, werdt een Ruiter of Dragonder gegeeven met een gedrukte Sauvegarde-brief, zonder voor denzelven een' penning te betaalen. Met den ondergang der Zon kwamen alle de kleine Detachementen weder, volgens de aan haar gegeeven' bevelen; gelyk ook de Lieutenant-Collonel lattault, die den geheelen dag geen vyand was gewaar geworden. Egter waren 'er drie Fransche Detachementen, uitmaakende elf of twaalf duizend Paarden, in drie deelen verdeeld; in een van Dragonders, onder 't bevel van den Graaf van coigny; in een tweede van 's Konings Huis, onder op- | |
| |
zigt van de Lieutenant-Generaals st. moris en chaladet; en in een derde van Cavallery, onder bevel van den Graaf van st. cremout, te Verdun aangekomen, en dien dag daar gebleeven, terwyl de Generaal grovestins de gedaane bedreiging in het Land van Mets uitvoerde. Toen alle de kleine afgezonden Benden, 's avonds, terug kwamen by 't groot Detachement, bragten zy mede grooten buit, en zeer veele Gyzelaars; welke alle, naamelyk die van Champagne en Tirache daar onder gerekend, een getal van omtrent drie honderd uitmaakten. Deezen werden gesteld en in bewaaring gegeeven van een' Officier met vyftig Paarden, die altyd op den togt agter de Agterhoede volgde. De schaade, welke men rekent in het Bisdom van Mets geschied te zyn, bestaat in vyfëndertig Dorpen en agttien Kasteelen geplonderd en verbrand te hebben. Veele kleine byzonderheden, by de gemelde uitvoering gebeurd, en welke eene te groote plaats zouden beslaan, of dit Dagverhaal afbreeken, zal men hier agterlaaten, en met het berigt voortgaan. 's Avonds, na Zons ondergang, trok het geheele Detachement op, en toog voort over St. Barbe aux Etangs en Neubrak, en ging
daar over de Rivier Langs.
| |
Den 17 Juny.
's Morgens toog men door Walweringen, gelegen in Duitsch - Lotharingen, door de Stad Boulay, Pledekken tot Bousendorp, naar de Abtdy van Bousouville, waar men de Rivier over eene steenen brug overtrok, en van daar door het Wald van Fektok en Fremtsdorp. Naar gelange de troepen afzakten door dit laatste Dorp, liet de Generaal dezelve trekken langs de Rivier de Saar, alwaar, van afstand tot afstand, verscheiden' Verschanzingen (Redouten) gevonden werden, ieder bezet met een' Officier en dertig mannen van het Regiment Vry-Compagnie van klienholtz, om te beletten, dat 'er niemand van de Geallieerde troepen of partyen, van de Hondsrugge naar Lotharingen, of de drie Bisdommen, mogt trekken, en daar eenen inval doen. Ware de Rivier de Saar ondoorwaadbaar of sterker bezet geweest, dan was des Generaals voorneemen, om te trekken door Bourgogne en Franche Comte, regt aan op Zwitserland, om daarna langs Duitschland en den Rhyn weder te keeren.
Intusschen liet de Generaal den Officier der Redoute,
| |
| |
die digtst by het Detachement was, aanzeggen, van niet eenen schoot te doen, of hy zou hem met de uiterste gestrengheid behandelen, 't geen dezelve aannam, onder voorwaarde, dat men niet te naby zou komen om hem aan te vallen. De Generaal maakte daar schikkingen, om de Rivier door te trekken, welke van beide kanten was afgekant. De Dragonders van de Voorhoede maakten daarin eene opening, en trokken vervolgens door de Rivier, niet zonder moeite, dewyl zy aldaar breed was, en sterk van stroom. Het overige van het Detachement volgde, man voor man. Intusschen was de Commandant van Saar-Louis gewaar geworden, dat eenige troepen der Geallieerden de Rivier by Fremtsdorp doortrokken; des liet hy de Sluizen ophaalen. De Rivier zwelde daardoor allengs op; doch by geluk raakte het geheele Detachement met den avond over, en bleef dus aan de andere zyde in eene weide het nagtleger houden. De Husaaren en de Vry-Compagnie van lambert hadden verscheiden kudden Schaapen met zich gevoerd; doch vermids dezelven niet konden zwemmen, waren zy genoodzaakt geworden die aan geene zyde der Rivier te verlaaten, maar de tagtig vette Ossen, welke zy tot buit gemaakt hadden, kwamen met zwemmen gelukkig over.
| |
Den 18 Juny.
By het aanbreeken van den dag begon het Detachement weder den togt, den berg op, regt naar het Dorp Bergkinge. De Vry-Compagnien van klienholst, die, daags te vooren hetzelve de Rivier in rust hadt laaten doortrekken, zonder een schoot te doen, volgens het verdrag, kwamen nu uit haare Redouten, en schooten op de Voorhoede. Een Officier van de Garde Dragonders werdt gekwetst; een Dragonder het been in stukken geschooten; twee of drie Paarden gewond; dandigné's been in stukken, en twee of drie zyner Paarden gekwetst. De Generaal, daarover vertoornd, liet de voorste Dragonders afzitten, en daarop eene algemeene laag aan den vyand geeven, waardoor hy tweemaalen verjaagd werdt. Hierop volgde de togt op den Hondsrugge tot Thalvaige, dewyl men Saar-Louis op de regterhand liet leggen. Deszelfs Commandant zoudt wel een groot Detachement van zyne vier Regimenten, die daar lagen, langs den Honds- | |
| |
rugge, om alles op te neemen; maar zy hebben zich niet laaten zien.
| |
Den 19 Juny.
Trok de Generaal, van Thalvaige, door het Hoog-Wald, en legerde zich des avonds te Moerbak.
| |
Den 20 Juny.
Eerste Rustdag, na zo grooten afmattenden togt.
| |
Den 21 Juny.
Trok men op naar Lutzbier, twee uuren van Traerbag, alwaar alle de Gyzelaars in zekerheid gebragt werden, en daar gelaaten, onder het bevel van den Brigadier d'hobadye, die aldaar het bewind hadt.
| |
Den 22 en 23 Juny.
Rustdag.
| |
Den 24 Juny.
Trok men voort naar Cappel.
| |
| |
Den 26 Juny.
Ging de togt naar Boklebay.
| |
Den 27 Juny.
Toog men voort naar Waldsche. 's Nagts kwamen eenigen op Paarden in de Bosschen omzwerven om te rooven; maar, wegens de uitgezette wagten, durfden zy niets onderneemen.
| |
Den 28 Juny.
Liep de weg door een groot Bosch, dat twee uuren lang was. Men trok over de Moesel by Coblents, en legerde zich te Havensdorp, een half uur van de Stad.
| |
| |
| |
Den 29 en 30 Juny.
Rustdag. De Generaal ging, intusschen, met eenige Officieren naar Diest, om aldaar de Vorstin van nassau te begroeten.
| |
Den 1 July.
Met den aankomenden dag werden twee honderd Dragonders te voet vooruit gezonden, om de doortogt naar Wyssenthooren, op den weg van Andernag, langs den Rhyn, te bezetten. Ook werdt aan tweehonderd en vyftig man van 't Guarnisoen van Coblents bevel gegeeven, om den weg naar Zyntig zeker te maaken. Het Detachement trok naar Andernag.
| |
Den 2 July.
Toog men naar Zyntig.
| |
| |
Den 4 July.
Ging men naar Mulheim.
| |
Den 5 July.
Kwam men te Bonne.
| |
Den 6 July.
Hieldt men Rustdag.
| |
Den 7 July.
Kwam men te Broel.
| |
Den 8 July.
Toog men naar Brouwilliers.
| |
Den 9 July.
Besloot men Rustdag te houden.
| |
Den 10 July.
Ging men voort tot Bedlbuye Eyffers.
| |
| |
| |
Den 11 July.
Trok men tot Leyning.
| |
Den 12 July.
Legerde men zich te Borchet, by Aken.
| |
Den 13 July.
Hieldt men Rustdag.
| |
Den 14 July.
Hervatte men den togt naar Willers en Gulpen.
| |
Den 15 July.
Kwam men behouden te Maastricht.
| |
Den 16, 17 en 18 July
Hieldt men daar Rustdag.
| |
Den 19 July.
Trok men op naar Tongeren.
| |
Den 20, 21 en 22 July.
Besloot men daar op nieuw uit te rusten.
| |
Den 23 July.
Ging de togt naar St. Truyen.
| |
Den 24 July.
Toog men naar Tierlemont.
| |
Den 25 July.
Kwam men te Leuven. Hier ontving de Generaal een' Courier van Prins eugenius, met tyding van het gevegt by Denain, en bevel, om naar Brussel te trekken tot nader bevel; het geen dien dag geschiedde.
| |
| |
| |
Den 26 July.
Ontving de Generaal een tweeden Courier, met bevel om naar Mons te trekken, het geen des nagts nog geschiedde. Men hieldt halte te Soigny.
| |
Den 27 July.
Kwam men te Mons, waar de Generaal een derden Courier ontving, met bevel om ten eersten uit Mons naar Doornik te trekken.
| |
Den 28 July.
Kwam het Detachement te Doornik, alwaar de Generaal bevel vondt, om te gaan opneemen, of Pont Auby, Belle Ferriere en Pont Arrache, bezet waren door den vyand: zo niet, dat hy dan met het geheele Detachement zou trekken in Douai, zo het mogelyk zou weezen. Dan, op het ontvangen berigt, dat alle deeze Posten bezet waren, kreeg de Generaal bevel, om met het geheele Detachement weder by het Leger te komen, het geen denzelfden dag zich te Doornik neêrsloeg.
Dus is deeze roemryke togt, die Frankryk deedt beeven, en Parys zelf in alarm bragt, geëindigd.
Wy voegen hierby eene Lyst, van de verloren Manschappen en Paarden, op deezen togt.
Van Dandigné, Dragonders, vermist |
14 Man en 35 Paarden. |
Van Prins Willem van Hessen, of Guarde Dragonders |
39 Man en 64 Paarden. |
Van Dopf - Dragonders |
8 Man en 28 Paarden. |
Van Schmittau - Dragonders |
5 Man en 13 Paarden. |
Van de Carabiniers van Albemarle |
13 Man en 23 Paarden. |
Van Lambert - Dragonders |
7 Man en 35 Paarden. |
Van Hessen, Cavallery en Dragonders |
6 Man en 17 Paarden. |
Van Oranje - Cavallery |
10 Man en 19 Paarden. |
Van Grovestins - Cavallery |
6 Man en 26 Paarden. |
Van Glinstra - Cavallery |
7 Man en 23 Paarden. |
Van Colonitz, Keizerlyke Husaren |
27 Man en 37 Paarden. |
Van Spleni |
23 Man en 39 Paarden. |
|
----- |
Dus |
165 Mannen en 359 Paarden. |
|
|