Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 431]
| |
Natuurlyke historie van den Strontjaager, of Labbe.(Volgens den Heer de buffon.)
De Strontjaager is een Vogel, dien men onder de Meeuwen zou tellen, als men alleen agt sloeg op zyne gestalte en trekken; maar is hy van dat Gezin, dan zal niemand ontkennen, dat hy voor een ontaart Geslachtgenoot moet gehouden worden: want hy is dan een onophoudelyk Vervolger, en verklaard Vyand van veele zyner Naastbestaanden, en bovenal van eene kleine Meeuw, door de Noordsche Visschers Kutke-Gaap geheeten. Hy vervoegt zich by deeze, vervolgt ze onophoudelyk, wanneer deeze, op de aankomst van den Strontjaager, vlugt, en geschiedt zulks, zo men wil, om den afgang, door benauwdheid geloosd, op te vangen, en te eeten. Ingevolge van dit denkbeeld, heeft hy den onhebbelyken naam van Strontjaager, en in 't Latyn dien van Stercoranus, gekreegen; men hadt liever den Zweedschen naam van Labbe mogen houden: want 'er is alle waarschynlykheid voor, dat deeze Vogel geen Stront eet, maar den Visch, die de vervolgde Vogel uit den bek laat vallen. De Heer baillon heeft my, ten deezen opzigte, eenige mededeelenswaardige opmerkingen gezonden. ‘Eenige Natuurkundigen, schryft hy, hebben vermeld, dat zekere soorten van Meeuwen andere Meeuwen vervolgen, om derzelver Afgang te eeten; ik heb alles gedaan wat ik kon, om dit stuk, 't geen my ongelooflyk voorkwam, te onderzoeken: dikwyls heb ik my aan strand vervoegd, om myne waarneemingen te doen, en eindelyk ontdekt, wat aanleiding gegeeven heeft tot dit Fabeltje. - De Meeuwen voeren een geduurigen kryg om de vangst; althans is dit het geval der grootste en der middelsoorten; wanneer 'er een uit het water komt met een Visch in den bek, valt de eerste, die hem ontmoet, op hem aan, om dien prooy te ontweldigen; indien deeze zich niet haastte, om den gekreegen Visch in te zwelgen, wordt hy, op zyn beurt, door de nog sterkere nagezet, die hem geweldige slagen met den bek toebrengen; hy kan ze | |
[pagina 432]
| |
niet ontwyken dan met weg te vliegen, en zich van den vyand te verwyderen; 't zy dat de Visch hem in 't vliegen hindert; 't zy de vrees hem eene onwillige beweeging doet manken; 't zy hy weete, dat de Visch, dien hy in den bek heeft, de eenige oorzaak is der vervolginge, hy haast zich om dien kwyt te worden; de ander ziet den Visch vallen, vangt dien behendig op, eer dezelve in 't water komt; 't mislukt zeldzaam. - De Visch vertoont zich wit in de lugt, door de wederkaatzing des lichts, en schynt, door de snelheid van den vliegenden, die denzelven uit den bek laat vallen, uit diens agterste te komen. Deeze twee omstandigheden hebben de Waarneemers, die van het bedryf der Strontjaagers als ooggetuigen spreeken, misleid. - In myn tuin heb ik de reeds bygebragte Waarneeming bevestigd gevonden; schreeuwende vervolgde ik groote Meeuwen, die, onder 't vliegen, den opgevatten Visch lieten vallen: ik wierp ze hun weder toe, dezelve was zeer welkom, en zy vingen ze als de Honden een stuk Broods.’ De Strontjaager, zo genaamd, vischt zelve, eet walvischspek, en vindt voedzel in de groote voorraad van schepzelen, die de Zee aan de Zeevogelen aanbiedt; weshalven hy niet verweezen is om het leeven te houden by iets, 't welk alle andere verwerpen. Niemand heeft deeze Vogels beter beschreeven dan de Heer ghister, in de Memoires de l' Academie de Stockholm. ‘De vlugt van de Labbe is zeer snel en dryvend; de sterkste wind belet hem niet zyn koers juist zo in te rigten, dat hy de kleine Vischjes, door de Visschers hem toegesmeeten, vangt: wanneer de Visschers hem roepen met den naam van Lab Lab, schieten zy terstond toe, neemen den Visch en andere spyze, hun voorgeworpen. Zy laaten de Haringen in de Vischschuiten niet ongemoeid, treffen zy gezouten Haring aan, zy wasschen ze af eer zy ze opeeten: men kan deeze Vogels niet naderen of schieten, zonder hun eenig lokaas voor te werpen; maar de Visschers ontzien deeze Vogels, dewyl ze hun een voorbode en een bykans zeker teken zyn van de Haringvangst; in de daad, wanneer de Labbe zich niet vertoont, betekent de vangst zeer weinig. Deeze Vogel onthoudt zich bykans bestendig op Zee, doorgaans ziet men 'er twee of drie by elkander, zeer zeldzaam vyf of zes. Vindt hy geen | |
[pagina 433]
| |
voorraad in Zee, dan vervoegt hy zich na Strand, om de Meeuwen, die zo ras de Labbe aan komt schreeuwen, te berooven: hy valt op dezelve aan, legt ze op den rug, en dwingt ze, door twee of drie slagen met den bek, om den ingezwolgen Visch weder over te geeven, die hy dan oogenbliklyk binnenslaat. De Labbe legt, even als de Meeuwen, de eijeren in de klippen; het Mannetje is zwarter en veel grooter dan het Wyfje’Ga naar voetnoot(*). In grootte verschilt de Strontjaager niet van de kleine Meeuw, de kleur der Pluimadie is donker aschgraauw, met gryze golfswys loopende veeren doormengd: de Vleugels zyn zeer groot, de Pooten van maakzel als die der Meeuwen, alleen wat zwakker, de Vingers veel korter; doch de Bek verschilt meer van dien deezer Vogelen: want het uiteinde van de Bovenkaak is gewapend met een nagel of een haak, die 'er aan toegevoegd schynt, een kenmerk, waar door de Labbe wel na de Petrellen gelykt, zonder nogthans, gelyk deezen, de neusgaten in kookers te hebben. In gang en houding van den Kop heeft de Labbe iets van een Roofvogel, aan dit voorkomen beantwoordt zyn vyandlyke en oorlogzugtige leevenswyze volkomen. Hy gaat recht op, zyn stem is sterk; hy schynt, zegt martens, i-ja te zeggen, of johau, als men hem van verre hoort. De Leevenswyze deezer Vogelen zondert ze noodzaaklyk van den anderen af, en verstrooit ze: zelden vindt men ze, schryft diezelfde Reiziger, byeen; en voegt 'er by, dat de soort hem niet talryk toeschynt, dat hy 'er maar weinigen, omstreeks Spitsbergen, gezien heeft. Het stormend weer van Slachtmaand, des Jaars MDCCLXXIX, dreef twee deezer Vogelen op de kusten van Picardie, de Heer baillon hadt de goedheid ze ons toe te zenden, en hebben wy ons van dezelve in deeze onze beschryving bediend. Behalven deeze Labbe is 'er eene andere, de Langstaartige bygenaamd. De verlanging van de twee middelste Staartpennen in twee veeren, van elkander gescheiden en afwykende, kenmerkt deeze Vogelsoort, die, voor 't overige, gelyk is aan de boven beschreevene: hy heeft op den Kop een zwarte kalot, zyn Hals is blank, en voorts | |
[pagina 434]
| |
de Pluimadie grys: zomwylen zyn de twee lange Staartpennen zwart. Deeze Vogel is ons uit Siberie toegezonden, en wy houden hem voor denzelfden, dien de Heer gmelin ontmoette in de vlakten van Mangasea, op de oevers van de Rivier JeruseaGa naar voetnoot(†). Men vindt dien ook in Noorwegen, en zelfs veel laager in Finmark en AngermanieGa naar voetnoot(§), en de Heer edward's heeft denzelven uit de Baai van Hudson ontvangen, waar, volgens zyne optekening, de Engelschen deezen Vogel, buiten twyfel uit hoofde van deszelfs vyandlykheden tegen de Meeuwen, the man of war bird noemen, of den Oorlogschips-Vogel. Hy voegt 'er by, dat, zyns oordeels, uit de langte der Vleugelen en de zwakheid der Pooten veel is op te maaken, dat die Vogel zich meer op Zee en in de vlugt moet onthouden dan op den grond, en in rust: als mede dat de Pooten ruw zyn als een vyl, en geschikt om denzelven vast te doen staan op de gladde lichaamen der groote Visschen. Deeze Natuurkenner is met ons van gedagten, dat de Labbe, door het maakzel van zyn Bek, de overgang uitmaakt tusschen de Meeuwen en de Petrellen. De Heer brisson gewaagt van eene derde soort van Labbe, door hem den Gestreepten Strontjaager geheeten: maar, dewyl hy geen grond voor die onderscheiding heeft dan de beschryving, door den Heer edwards gegeeven, van een enkelen Vogel, van dien Natuurkenner aangezien voor het Wyfje van den Langstaartigen StrontjaagerGa naar voetnoot(‡), erkennen wy deeze derde soort niet; wy denken met den Heer edwards, dat het alleen eene verscheidenheid is van Sexe, of ouderdom; en hier toe zou misschien ook onze eerstgemelde soort kunnen gebragt worden: want de overeenkomst van deeze met den Vogel, door edwards beschreeven, en de gelykheid der natuurlyke geaartheden van beide, schynen dit aan te duiden: en, in dit geval, zou 'er niet meer dan ééne soort van Labbe of Strontjaager weezen, waar van de volwassene, of het Mannetje, de twee lange pennen aan den Staart zou draagen, en het Wyfje het geheele lyf bruin hebben. |
|