Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 390]
| |
Aanmerkingen over de kwaal en den dood van den Graaf De Buffon.(Gazette de Santé.)
‘Wegens de Kwaal des onsterflyken buffon's, van wien wy een Leevensberigt gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*), vinden wy de volgende mededeelenswaardige Aantekeningen.’ Eene openbaare hulde te bewyzen aan een der uitsteekendste Vernuften, ooit door Frankryk voortgebragt, is voor ons een des te heiliger pligt; daar zyn Dood een treffend voorbeeld oplevert van de gevaaren en onheilen, die een zeer stilzittend leeven, en gebrek aan lichaamsbeweeging, kunnen naa zich sleepenGa naar voetnoot(†). Niemand heeft misschien de droeve tol van Vermaardheid duurder betaald dan de Graaf de buffon. In de laatste jaaren zyns leevens heeft hy, door veelvuldige en ongeregelde toevallen, de smertende pynen gevoeld, die de gevolgen zyn van een Steen in de Blaas, en een Ontsteeking in dat deel. Zyn water was stinkend, geduurende zyne laatste ziekte; doch langen tyd voorheen hadt men opgemerkt, dat het klaar en zonder eenige kwaade reuk was, als hy | |
[pagina 391]
| |
zittende zyn Water maakte; maar troebel en van een ondraaglyken stank, als hy onder het wandelen waterde. Zulks ontstondt uit eene soort van drukking, die eene groote menigte kleine Steentjes maakten op eene gedeelte der Blaaze: eene byzonderheid, ten vollen ontdekt, by de opening zyns Lichaams, naa zyn dood, op den 15 April deezes jaars. Men vondt in de Blaas zes en vyftig Steentjes, deeze van de grootte van een Ert, andere als kleine Boontjes; eenige waren buiten, maar de meeste in die gedrukte plaats of hoek van de Blaas, waar van gesprooken is. Te zamen genomen, woogen ze twee en een half once; de wanden van de Blaas hadden, door den langzaamen voortgang der Ontsteekinge, eene zo groote maate van dikte gekreegen, dat dezelve omtrent de dikte van een vinger haalden: by het openen des lichaams ontdekte men hier en daar beginzels van Koud vuur. Be Blaas was het eenig gedeelte der Waterwegen niet, met Steentjes bezet, men vondt ook eenige Steentjes in de slinker Nier, als mede in den Pisweg aan die zyde. Men kan dit verschynzel verklaaren uit den stand, waarin buffon doorgaans zat te schryven: want hy zat ter zyde van een tafel aan zyn slinker zyde, en was gevolglyk genoodzaakt om zich, tot schryven zettende, na dien kant te wenden: dit bragt de Waterwegen aan die zyde in een gedrongen staat, en heeft, met eene natuurlyke geschiktheid, om Steentjes te doen gebooren worden, kunnen medewerken. De Natuur hadt aan buffon alle voordeelen van een gezond en zeer sterk lichaamsgestel geschonken: hy was kloek van gestalte, zyne leden waren welgespierd en vol kragt, en de frisheid van zyne kleur, welke hy tot het laatste jaar zyns leevens, dat is tot op zyn een en tachtigste, behield, stak in zyn laatsten tyd wonderlyk af by de grysheid zyner hairen. Men zou veelligt zeggen, dat hy een afbeelding van zich zelven gegeeven heeft, als hy, den Mensch in 't algemeen beschryvende, op zekere plaats, in zyne Natuurlyke Historie, zegt: ‘Hy houdt zich recht overeinde, zyne houding is als die eens bevelvoerders; het hoofd strekt hemelwaards, en vertoont een eerwaardig aangezigt, waar op het kenmerk zyner waardigheid gedrukt staat.’ Niemand heeft misschien beter dan hy verdiend, dat men op hem toepasse, 't geen een der Ouden, in een ander opzigt, gezegd heeft, ‘dat men zich niets groots | |
[pagina 392]
| |
kan verbeelden, of het deedt zich aan zyn Geest op!’Ga naar voetnoot(§) Ten bewyze hier van zou men kunnen aanvoeren, de schielyke voortgangen en het ontzagwekkend vertoon, 't welk, onder zyn bestuur, eene der schoonste Instellingen in de Hoofdstad genomen en gekreegen heeft; zyn onveranderlyk plan, om buiten den draaikring van geleerden twist te leeven, en alleen de aandrift van zyn eigen Vernuft te volgen; zyne verheevene beschouwingen van de Schoonheden, en 't grootsch geheel der Natuure; en eindelyk, het uitgestrekt denkbeeld, en het groot geheim, om zich te verheffen boven de ommewentelingen, die, in 't vervolg der eeuwen, de vorderende voortgangen in de Natuurlyke Historie zullen te wege brengen; en op zyne Schriften een onveranderlyk kenmerk van bestendigheid te drukken, door de verheevenheid der beelden, en den bedaarden grootschen Styl, waarin hy zich uitdrukte. |
|