Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 383]
| |
Onderzoek van de vraage: of het best is, één ge neesheer dan meer teffens te gebruiken?
| |
[pagina 384]
| |
ben boven den ontvanger, in doorzigt, in kunde, in oordeel: de verdiensten, derhalven, van den Raadgeever groeit in dezelfde evenredigheid als die des Raadvraagers of Raadontvangers afneemt. Het blyft met dit alles waar, dat het aantal en 't gewigt der zaaken, die behandeld moeten worden, dat het verschil van de wyze, op welke zulks kan geschieden, dat de strydigheid der redenen, die het raadpleegen aanof afmaanen, en eindelyk de twyfeling aan een ongelukkigen uitslag, die ons altoos niet zou kunnen geweeten worden, dikwyls een zamenloop van kundigheden en overleggingen vorderen. In deezer voege is het geen schande voor een Vorst, met den last des Ryksbestuurs op zyne schouderen, dat hy een erkenden Raad hebbe; en schoon alles, wat het Burgerlyk en Staatkundig Bestuur betreft, in zynen naam geschiedt, weet men, dat die on erscheide werkzaamheden, door het schrander beleid en de hulp van veele andere bekwaame Mannen, gebeuren. Wanneer men, derhalven, toestaat, dat de vereeniging der Raadslagen noodig is tot volmaaking der zaaken, ten algemeenen welzyn behoorende, zal het dan min nuttig zyn de Raadslagen van verscheidenen in te neemen, als het, ik zal niet zeggen het leeven en gezondheid van een Vorst, maar van een Zieken, betreft, indien het waarschynlyk is, dat de werkzaamheden van verscheidenen hem meer zullen baaten dan van één eenigen? Elk Mensch heeft buiten twyfel aanspraak op de algemeene regten der Menschlykheid: en men kan het niet gering schatten, wanneer de Staat beroofd wordt van een nuttig Burger, de Vrouw van haaren Egtgenoot, de Kinders van een Vader. Ingevolge hiervan is het de gewoonte geworden, dat men niet alleen by Vorsten en Grooten, wanneer eene eenigzins gevaarlyke ziekte hun aantast, verscheide Geneesheeren te haalen; maar dit geschiedt by lieden, die het eenigzins doen kunnen. Ouders zouden schroomen voor het oordeel des Gemeens, of denken reden van onvoldaanheid over zich zelven, ten opzigte van den Kranken, te zullen hebben, indien zy, by eene knellende ziekte, het op één Doctor hadde laaten aankomen. Maar 'er is geene zaak ter wereld, waarin eene kwaade keuze meer stoffe tot berouws geeft, dan in 't geval van de keuze eens Geneesheers. Indien dit zeggen in den mond eens Geneesheers na verwaandheid mogt smaaken, zou ik plinius voor my laaten spreeken, die met zeer | |
[pagina 385]
| |
veel nadruks zegt: ‘'t valt zo aangenaam, zich voor eigen rekening te vleijen, dat men zich geheel en al overgeeft aan elk die den naam van Geneesheer aanneemt, schoon 'er geen schadelyker dwaaling is.’ Welk een byvoegzel van voorzigtigheid moet men dan niet hebben, als het 'er op aankomt, om by den gewoonen Geneesheer 'er nog één of meer te haalen. Om dit stuk te beslissen, waar over men zeer lang zou kunnen uitweiden, zal ik eerst opmerken, dat 'er wederzydsche verbintenissen zyn van den Zieken en den Geneesheer; en dat de Zieke alleen te myden hebbe wat de Eer van den Geneesheer kan benadeelen, of zyne Kieschheid kwetzen. Dit vastgesteld zynde, en de zaak zonder eenige persoonlyke vooringenomenheid beoordeelende, kan niet gelochend worden, dat, zo ras gy een tweeden Geneesheer roept, de agting van den eersten eenigen krak krygt: dewyl men hem, daar door, op de een of andere wyze, zegt, dat gy hem niet bekwaam genoeg oordeelt, tot het behandelen van eene Kwaal, welke gy, 't zy met, 't zy zonder rede, als hachlyk aanmerkt; en de schande, die gy hem aandoet, is des te grooter, naar gelange de tweede Doctor, in eenigerlei opzigten, minder is dan zyn Amptgenoot. Kan een kundig Geneesheer met bedaardheid zien, dat hy op zichzelven, en zonder den medegeroepenen, niets kan uitvoeren? - Veronderstel, dat de laatstgehaalde Doctor een misslag begaat, die de kwaal verslimmert, of de Lyder aan zyn einde helpt, de 'Eer van den eersten lydt 'er zeker by, dewyl hy zo wel met hem in de schande van 't mislukken, als in de eer van 't welslaagen, moet deelen. Misschien is de tweede Arts een trots, zich veel aanmaatigend, Man, een pocher, een geschilzoeker, hoe zeer moet dan de rust des geenen, die zyn best voor u deed, door zulk een toevoeging gestoord worden? - Nog veel meer zyt gy te beschuldigen, als gy heimlyk eenen anderen Geneesheer raadpleegt, onderrigt of onkundig van 't geen 'er omgegaan is, en gebruik van diens Geneesmiddelen maakt, buiten weeten van den eersten, dien gy misleidt, hem verslag geevende van de uitwerkzelen zyner voorschriften, welke gy agter de bank geworpen hebt. Ach! waarom zyn 'er, en ik heb Geneesheeren gekend, baatzugtig genoeg, om eene slaafagtige oppassing te verrigten by eenen Lyder, of diens Naastbestaanden; ja, die het zich niet te laag rekenden zelve in de Apotheek te gaan, om Geneesmiddelen te haa- | |
[pagina 386]
| |
len, en in de zak mede te neemen, zonder zich te bekreunen, dat een eerlyk Man het voorwerp wierd van den spot des Apothecars en diens Jongens. Maar deeze laage zielen kunnen niet ongestraft blyven, en terwyl zy zich Esculapen waanen, zullen zy zich zelven opofferen, en verlaaten worden voor eenen nieuwen Geneesheer. ô Gy, die deezen onvoegelyken dienst toestaat, gelooft gy dat de agting van een eerlyk en kundig Geneesheer voor eenig geld koopbaar is, of denkt gy, dat de schande minder groot is, om dat het den Geneesheer, dien gy smaadlyk behandeld hebt, vry staat te vertrekken, of te blyven? Neen, het is, myns bedunkens, dezelfde zaak, met de daad ergens ten huize uitgestooten te worden, of dat men 't zelve, door kwaade bejegeningen daar toe getergd, verlaat. Laaten wy de zaak van den kant des Zieken beschouwen, uit dit oogpunt bezien, zal dezelve niet min onze ernstige overweeging verdienen. - In alle zaaken, welke niet van dien aart zyn, dat ze de vermogens van één enkel Mensch te boven gaan, geloof ik is het eene onbetwistbaare waarheid, dat de zodanigen, die aan de zorge van één kundig Persoon worden toevertrouwd, beter en vaardiger uitgevoerd worden, dan wanneer ze in de handen van veelen zyn. Dat men op iemand eene zaak laat staan, hy zal ze als zyne eigene aanmerken, nooit uit het oog verliezen, en op de best mogelyke wyze uitvoeren. Zo ras gy hem een Medehelper geeft, zo ras kwynt ook de werkzaamheid, door een noodwendig gevolg van de verdeeling in lof of blaam daar in te behaalen. Maar wanneer het onder de Menschen altoos zodanig gesteld is, waarom zal men dan zich verwonderen, als, onder een aantal Geneesheeren, de yver van ieder bekoelt, als de ingespannenheid, voorheen werkzaam op alle toevallen, en de keus der Geneesmiddelen, kwynt, als, met één woord, de verscheide hulpmiddelen, die den Kranken dienstig zouden weezen, verwaarloosd worden, byzonder uit dien hoofde, om dat de een van den ander de hulpmiddelen verwagt, welke zy beide vergeeten, ten einde het een door het ander niet gewraakt worde. - Men staa toe, denk ik, dat men, in eene kiesche en twyfelagtige zaak, dezelve veel beter uit verscheide oogpunten kan beschouwen, en veel gelukkiger de noodige middelen ontdekken, indien men, door niemand gestoord, zich daar toe in stilte nederzet. Veron- | |
[pagina 387]
| |
derstel nu, dat de toegevoegde Doctor een groote snapper is, trots op zyn kunde, vastgehegt aan zyn leerstelzel, en twistgraag, dan zal zeker de leevendige werkzaamheid van den kundigen Arts verzwakt worden; deeze, die voorheen slegts één oogmerk hadt, zal 'er verscheide krygen; en dit alles moet zo veel te minder ten voordeele van den Zieken strekken; wanneer die Geneesheer, als hy niet geheel gevoelloos is, (en geheel gevoelloos kan een verstandig Man niet weezen,) zonder de grootste verontwaardiging, de vreemde tooneelen, welke zyn nieuwe Amptgenoot aanrigt, niet kan aanschouwen, of de rol, welke hy speelt, aanhooren. - Buiten tegenspraak is het van het uiterste belang, dat de geest eens Geneesheers bedaard is, en vry van alle stoorenis; dan hier zal hy, die voorheen maar met één kwaad, de Kwaal zelve, te doen hadt, een ander te bestryden vinden, namelyk zyn nutloozen Medehelper, zo dat hier het spreekwoord geldt, terwyl 'er twee twisten sterft de derdeGa naar voetnoot(*). Gy zult zeggen, dat een eerlyk en inschiklyk Geneesheer zich verheft boven alle de snorkeryen en zotheden zyns Amptgenoots, en liever wil bukken, dan zich halstarrig toonen. Maar kunt gy eene inschiklykheid goed keuren, die uw Leeven, het Leeven van een Vader, van een Bloedverwant, in de waagschaal stelt, en waar van de gevolgen zo veel te meer te dugten zyn, als de Kwaal tot de zodanige behoort, die de spoedigste hulpverleening vorderen. - Daarenboven, indien het gebeurt, dat de tyd voor het Ziekbedde, waar de Geneesheeren vergaderd zyn, lang genoeg is om de zaaken ryplyk te overweegen; inzonderheid als men spreekt over een zeldzaam middel, over een middel, verdonkerd door de verscheidenheid der deelen, waar in het bestaat, met één woord, over een middel, welks geneeskragt niet bevestigd is door | |
[pagina 388]
| |
de algemeene ondervinding. - Wat zal ik zeggen van die nutlooze Geneesmiddelen, die in de zamenkomsten der Geneesheeren zonder noodzaake vermenigvuldigd worden, waarin elk zyn gevoelen wil staande houden, in de hoop, om zich daar door by den Zieken aangenaamer te maaken? Indien men hier over oordeelde uit de menigte van Vlesjes, Potjes, Doosjes, die door 't Ziekenvertrek op de vensterbanken en tafels staan, zou men by de intrede denken in een Apothecars winkel te komen, zo het steenen van den Zieken zelven, en de vreemde lugt, ons niet beter onderrigtte; en die het oogmerk der Geneeskunde niet wist, zou denken dat wy min eene heilzaame en weldaadige kunst beoefenden, dan het werk van een bedrieger en beurzesnyder. Die verbaazende menigte van Geneesmiddelen bragt menigmaal den Lyder in verlegenheid over den tyd, de orde, of met welk vogt hy dit of dat moest inneemen. Desgelyks gebeurt het menigwerf, dat men Geneesmiddelen zamenvoegt, die uit eigen aart stryden, en wier hoedanigheden elkander verwoesten. Alle deeze verkeerdheden grypen te ligter stede, wanneer, zo als zeer dikwyls het geval is, de Geneesmiddelen in 't afweezen der Geneesheeren gebruikt worden. Gy bemerkt, derhalven, myne Heeren, met hoe veel regt adrianus, stervende, deeze spreuk uitboezemde. De veelheid der Geneesheeren heeft den Koning gedood. Ondertusschen heeft niemand het dus verre bygebragte in dier voege op te vatten, als of ik, in 't algemeen, het brengen van meer dan één Geneesheer voor het Ziekenbedde afkeurde en verwierp: dewyl ik zulks voor den Zieken en de Geneesheeren nuttig keur, doch onder zekere bepaalingen. Eene ziekte tast iemand aan, zy schynt van geen boozen aart, en bedriegt door dit gunstig vertoon; de Zieke vergenoegt zich met een jong, en nog weinig ervaaren, Doctor te haalen; maar de ziekte neemt toe, wordt van aanbelang, ontzettend, en de Kranke verzoekt om een Geneesheer van meer ondervinding. Zulk een eisch dient ten voordeele des Lyders, en kwetst de Eer des jongen Geneesheers niet: dewyl hy zelve met den Lyder verlegen, of, dien in bloedverwantschap bestaande, niet op zich zelven afdurft, en den bystand eens Amptgenoots begeert. En, in de daad, wanneer een Geneesheer zelve ziek is, bevindt hy zich niet zelden buiten staat, om zich zelven de gepaste hulpmiddelen voor te schryven: of wan- | |
[pagina 389]
| |
neer hy eene Egtgenoote, een Kind, een Vader, en Moeder, onder handen heeft, wordt hy zodanig getroffen door derzelver lyden, en de treffende verschynzels, welke zich by het Krankbedde door Naabestaanden opdoen, dat hy gevaar loopt om mis te tasten, zelfs in stukken, die hem zeer gemeen zyn. Daarenboven, dewyl het niet genoeg is, dat men aan Zieken de beste Geneesmiddelen voorschryft; maar de Zieken dezelve ook moeten inneemen, en stipt gebruiken, gebeurt het doorgaans, dat de Naastbestaanden eens Geneesheers dit beter doen, op raad van een vreemden Geneesheer, die, geene nadeelige toegeevenheid bezittende, en zeldzaamer by den Kranken tegenwoordig zynde, aan zyne raadgeevingen meer gezags en gewigts weet by te zetten. - Wat andere Zieken betreft, zal een voorzigtig Geneesheer wel iets aan hunne begeerte toestaan, en, indien hy bespeurt, dat hy, een Amptgenoot by zich neemende, den geest des Zieken kan gerust stellen, als mede de bekommerde Vrienden, zal hy niet twyfelen om 'er aan te voldoen: dewyl hy ten vollen overtuigd is, hoe veel de bedaardheid van geest konne toebrengen aan de geneezing; en hy zal zich daar van niet laaten te rug houden, door het oordeel dier kwaadaartigen, die denken, dat een Geneesheer geen ander by zich neemt dan om de blaam en berisping te ontgaan der boozen, indien de Zieke sterft. Ja, ongetwyfeld, wanneer twee verstandige Geneesheeren over de behandeling van een Zieken met elkander spreeken, zal het altoos ten voordeele des Lyders strekken. 'Er zyn zo veele zamengestelde Kwaalen, derzelver oorzaaken zyn dikwyls zo duister, het doorzigt der Menschen, in die byzondere gevallen, is zo verschillend, 'er zyn zo veele Geneesmiddelen door den een en ander beproefd, dat het geenzins te verwonderen is, dat, in een zeer gewigtig geval, de meest dienstige Geneesmiddelen, welke een Geneesheer weet, 't zy door eigen ondervinding, of door het leezen van anderer Proeven, niet voor den geest van een ander komen, op het tydstip, als het noodig is dezelve aan te wenden. Eindelyk, in zeldzaame Ziekten, en die zelfs in een langduurige beoefening der Geneeskunde nauwlyks éénmaal voorkomen, is het geenzins onregtmaatig, te denken, dat hy, die meermaalen dusdanige Ongemakken behandeld heeft, op welke men geen algemeenen regel kan toepassen, tot die Geneezing meer dan een ander kan toebrengen, en 'er dus met reden aan mag worden toegevoegd. |
|