Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 375]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Vertoog, over de ongeoorlofdheid van bloedeeten.(Overgenomen uit the Institutes of Natural and Revealed Religion, van j. priestley, Dr. in de Rechten, en Lid van de Koninglyke Maatschappy der Weetenschappen te Londen. Vol. III.)
Het Verbod, om geen bloed te eeten, 't welk noäch gegeeven wierdt, schynt verplichtend voor alle zyne Afstammelingen; en daar hetzelve de eerste uitdruklyke vergunning van dierlyk voedzel vergezelt, schynt het bloed voorbehoudend te zyn; ten blyke der erkentenis, dat God de geever is van het leeven, en van het voedzel tot deszelfs onderhoud. Dus kan door dit betoon van achting voor bloed, gestort wanneer dieren tot voedzel geslagt worden, als zynde het meest zichtbaar bekleedzel (vehiculum) van het leevensbeginzel, bedoeld zyn, dat uitgedrukt zou worden, eerbied voor 't leeven, als de hoogstwaardige giste van God; en eene waarschouwing voor ons, om geen dier, veel min eenig mensch, daar van, buiten noodzaaklykheid, te berooven. 't Is opmerklyk, dat de vreesverwekkende aankondiging van 't Godlyk oordeel, tegen Moordenaaren, onmiddelyk volgt op het verbod wegens het bloed-eeten, even als of daar mede eenig verband tusschen het een en ander wierdt uitgedrukt. gen. IX:3 6. Al wat zich roert dat leevend is, zy u tot spyze; ik heb het u al gegeeven gelyk het groene kruid. Doch 't vleesch met zyne ziele, [dat is] zynen bloede, zult gy niet eeten. En voorwaar, ik zal uw bloed, [het bloed] uwer ziele eisschen; van de hand aller gedierte zal ik het eisschen: ook van de hand des menschen, van de hand eens iegelyken zyns broeders zal ik de ziele des menschen eisschen. Wie des menschen bloed vergiet, zyn bloed zal door den mensch vergoten worden: want God heeft den mensch naar zyn beeld gemaakt. Tevens kan men, | |
[pagina 376]
| |
als een bykomend bewys voor de onthoudinge van bloed, aanmerken, dat hetzelve, ver van een gezond voedzel te weezen, schurft, en scorbuticque ongesteldheden, byzonderlyk in heete gewesten, veroorzaaktGa naar voetnoot(*). Daar zyn 'er, die willen, dat het Voorschrift, aan noach gegeeven, eeniglyk strekte tot verbiedinge van het eeten van raauw vleesch, of van vleesch van een leevend dier afgesneeden, alvorens hetzelve gedood is; dan, de oude Jooden verstonden zulks uitdruklyk van alle soort van bloed-eeten. En als mozes de ontzegging voor de Jooden, in het byzonder, herhaalt, (waarin men niet ontkennen kan, dat hy het gebruik van het bloed zelfs bedoelt,) zo geeft hy juist dezelfde reden, welke aan noäch wierdt voorgesteld: lev. XVII:10-14. ‘Gy zult het bloed van geenerhande soort van vleesch eeten: want het leeven des vleesches is in zyn bloed.’ Waarschynlykst, derhalven, is het, dat de twee bevelen slechts in uitdrukkingen verschillen, doch dezelfde bedoeling hebben. Men zou zich schier verbeelden, dat de Heidenen, door den Christelyken Godsdienst, ontslagen zouden geworden zyn van de waarneeminge van dit Voorschrift: dan, onder andere zaaken, welken zy voormaals als onschuldig of onverschillig aanmerkten, doch waar van zy zich onthouden moesten na hunne aanneeminge van het Christendom, telden de Apostelen uitdruklyk ook dit, toen zy plechtiglyk vergaderd waren, om raad te pleegen over het antwoord, 't welk zy den Discipelen te Antiochiën geeven zouden; welke zich tot hen vervoegd hadden, wegens derzelver verplichting tot waarneeming der wetten van mozes. En, hoewel niet uitdruklyk gezegd wordt, dat zy byzonderlyk door God bestierd wierden, om dus te beslissen, schynt zulks nochthans te kennen gegeeven te worden, door hun gezeg: dat het den Heiligen Geest dus hadt goedgedacht, zo wel als henzelven. hand. | |
[pagina 377]
| |
XV:28 en 29. Het heeft den Heiligen Geest en ons goed. gedacht ulieden geenen meerderen last op te leggen, dan deeze noodzaaklyke dingen: dat gy u onthoudt van het geene den afgoden geöfferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererye: van welke dingen, indien gy u zelven wacht, zo zult gy wel doen. Zommigen hebben aangemerkt, en wel met naame Dr. Lardner, dat dit slechts een tydelyke, en niet altoos verplichtende, voorziening was; bedoelende om te voorkomen het geeven van ergernis aan de Jooden. Maar men kan hier tegen inbrengen, dat 'er geene aanduiding, noch voorbehouding is omtrent de altyd duurende verplichting van het Voorschrift; ook wordt 'er nergens eenige meldinge gemaakt van den tyd, wanneer het verbod zou ophouden. Hoewel Apostel joannes, na de verwoestinge van Jerusalem, schreef, op een tyd, wanneer men niet voorwenden kan, dat 'er eenige noodzaakelykheid bleef, om zo veel toegeeflykheid ten opzichte der Jooden te oefenen, zo gewaagt hy echter niet van 't ophouden van dit gebod. Daarenboven is het niet onwaarschynlyk, dat onze Zaligmaaker, in zyn scherpe vermaanlesse aan de Kerk te Thyatire, op dit Apostolisch besluit doelt, en 'er tevens zyne staaving aan geeft; byzonder als Hy zegt: openb. II:24, 25. Ik zal u geenen anderen last opleggen, maar het geene gy hebt, houdt dat tot dat ik koome. Geen zedelyk voorschrift wordt immer in de H. Schriften een last genaamd; weshalven 'er blykbaar zommige plechtige waarneemingen door uitgedrukt worden; ook bedienen de Apostelen en onze Heer, in dit geval, zich van juist het zelfde woord βαρος, lastGa naar voetnoot(†]. | |
[pagina 378]
| |
't Mag zonderling schynen, dat het verbod van Hoerery, by dat wegens het bloed-eeten, in hetzelfde Bevelschrift, gevoegd wordt. Maar men heeft hier aan te merken, dat Hoerery niet wanzedelyk gekeurd wierdt door de Heidenen; en zelfs hadden de Jooden, in dit opzicht, geenzins die begrippen van kuisheid en- zuiverheid, welke den belyderen des Euangeliums zyn voorgeschreeven. Dr. Lardner onderstelt, dat wy, door Hoerery, in het Apostolisch besluit, te verstaan hebben, Echtverbindtenissen met Heidenen; die Apostel paulus den Christenen te Korinthe zo ernstig afraadt. Wyders meent Dr. Lardner, ‘dat het Apostolisch besluit niet moet worden aangemerkt als een voorschrift of bevel, maar als eene raadgeeving, betreffende zaaken van voorzichtigheid en beleid; met betrekking tot den toestand van zaaken en persoonen, ten dien tyde.’ Remarks on Ward's Dissertations, pag. 141. Dan, men kan niet ontkennen, dat het allen Christenen betaamt, zich volgens zodanig eene raadgeeving te gedraagen; wanneer dezelve zich tot hen uitstrekt. En, zo het zich uitstrekt tot Christenen, na de verwoestinge van Jerusalem, (gelyk hy toestaat) zo zie ik niet, wat reden 'er zouden zyn, waarom het zich niet tot ons zou uitstrekken. Hier by komt, dat één der redenen, voor de onthoudinge van bloed, welke by het Verbod, aan noäch gegeeven, gevoegd wierdt, thans van zo veel gewigt is als immer voorheen. Men heeft als een bewysreden, tegen het altyd duurend gezach van dit Apostolisch besluit, bygebragt, dat Apostel paulus hetzelve, in zyne Schriften, nergens aanhaalt, noch 'er zich op beroept. Doch, onderstellende dat hetzelve slechts van bepaalde duurzaamheid was, zal niemand echter staande houden, dat het niet bedoeld was, om van kracht te blyven, na het schryven zyner Brieven: en daarbeneven, hoewel men erkent dat de Hoerery altyd onwettig is, heeft paulus zich evenwel van geen bewysreden, uit het Apostolisch besluit ontleend, bediend, toen hy over dat onderwerp schreef aan de Korinthers, die onder alle de Grieken het meest aan die ondeugd gehecht waren. Wanneer wy voorts dit Apostolisch verbod verklaaren, door het gedrag der eerste Christenen, van welken men bezwaarlyk kan onderstellen, dat zy deszelfs aart en duurzaamheid niet juist verstaan zouden hebben, moeten we | |
[pagina 379]
| |
besluiten, dat volstrektheid en altydduurendheid waarlyk bedoeld wierdt; vermits zy in eene reeks van verscheiden eeuwen geen bloed hebben geëeten. Wanneer den Christenen ten laste gelegd wierdt, dat zy 's nachts samenkwamen en bloed dronken, ten einde zich onderling, tot geheimhouding van zommige wanzedelyke bedryven, te verbinden; merkt Tertullianus daaromtrent aan, dat het wel bekend was, dat geen Christen op eenigerhande wyze bloed zou nuttigen; zo verre zelfs, dat het onder de Heidenen gebruiklyk was, als zy niet wisten of iemand een Christen was, zodanig een bloed-beulingen voor te zetten, als eene voldoende proeve. Tot op deezen dag gebruiken de Christenen, in het geheele Oosten, geen bloed, noch ook de Grieken, of zulken der Russen, welke tot de Grieksche Kerk behooren. En eerst zeer laat wierdt zulks in de Westersche Landen ingevoerd. Toen de Pommerschen tot het Christendom overgingen, 't welk voorviel in 't Jaar 1120, wierdt hen byzonderlyk geboden, zich van bloed te onthouden, als een teken hunner belydenis. 't Was niet geoorlofd bloed te eeten in het Westen, ten tyde van Beda, of eene Eeuw laater; noch wierdt zulks ergens in Zwitserland gedaan, tot dat Calvyn dit gebruik van elders invoerde. Zie Curcellaeus, in zyne Verhandeling, over dit Onderwerp, te vinden agter zyne Zedelyke Werken, bl. 721. - Dr. Lardner echter zegt, dat de Latynsche Christenen, van het eind der vierde Eeuwe, weinig acht gaven op de schikkingen van het Apostolisch besluit. Zie zyne Remarks on Ward's Dissertations, p. 136. Wyders wordt aangemerkt, dat zodanig een onderscheid van spyzen, als het verbod van bloed-eeten, onderstelt, ten sterksten stryd, met den geest der vryheid, welke den Christenen geschonken is; ja dat zelfs de uitdrukkelyke betuigingen van onzen Heer, en van deszelfs Apostelen, zodanig eene onderscheiding uitsluiten. Dus leezen we matth. XV:11. Het geen ten monde ingaat ontreinigt den mensch niet, maar het geen ten monde uitgaat, dat ontreinigt den mensch. En Apostel paulus stelt den zodanigen, welke gelooft dat hy alles mag eeten, niet voor als zwak, maar als sterker, en van een meer geoefend verstand, dan den geen welke anders denkt en doet. Rom. XIV:1, enz. Dit doet hem ook vs. 17 zeggen: Het Koningryke Gods is niet spyze en drank, maar rechtvaardigheid, vrede en blydschap door den Heiligen | |
[pagina 380]
| |
Geest. En vs. 20. Alle dingen zyn wel rein, maar het is kwaad den mensche die met aanstoot eet. Dan, onze Zaligmaaker deedt bovengemelde verklaaring op een tyd, toen hy zelfs zich naauwkeuriglyk gedroeg, volgens de Joodsche onderscheiding van spyzen; en paulus zinspeelt misschien op dezelfde onthoudingen, waar aan veele Christenen zich toenmaals zo wel, als aan andere Joodsche gebruiken, onderwierpen. Dezelfde Apostel stelt op die eigenste algemeene wyze geen belang in het onderscheid der dagen; hoewel hy, buiten kyf, één dag, van de overigen der weeke, onderscheiden heeft. Hoewel ik, in de onderzoeking van dit Onderwerp, over het algemeen de bewyzen voor de Ongeoorlofdheid van bloed-eeten heb opgegeeven, eer dan die welke daar tegen zyn, en meer heb ingebragt tegen de laatsten dan tegen de eersten, moet de Leezer evenwel niet besluiten, dat ik zelf in myn oordeel over deeze zaak ten vollen bepaald ben. Weeg zelf wat van beide zyden wordt aangevoerd; en beslis voor u zelven; doch vergeet niet, dat dit geschil het minste van alle stellige Voorschriften betreft; en dat alle stellige of plechtige Voorschriften van weinig gewigts zyn vergeleken met de geringste zedelyke plichten, of de betragting der Deugd. |
|