| |
| |
| |
Berigt, van de tegenwoordige verspreiding der Gipsies in Europa, van derzelver huishouding, leevenswyze, zeden, godsdienst, taal en weetenschappen.
(Overgenomen uit Mr. grellmann's Hoogduitsche Verhandeling over dat Volk.)
't Is ongelooflyk, hoe talryk de Gipsies zyn, en hoe wyd en zyd zy zich over den Aardbodem verspreid hebben. Zy zwerven om in Asia, in de binnenste gedeelten van Africa plunderen zy de Kooplieden van Agaaes; en, gelyk Springhaanen, hebben zy meest alle Landen van Europa overdekt. America schynt het eenig Werelddeel, waar zy onbekend zyn: want, by geen Schryver, die over 't zelve geschreeven heeft, vind ik des gewag. Ik zal my niet ophouden met de Geschiedenis der Gipsies, in Asia en Africa, dewyl wy geene byzondere narigten van dezelven bezitten; maar my tot die in Europa bepaalen.
Slegts weinige Landen in Europa zyn geheel vry van Gipsies, schoon reeds, Eeuwen geleden, ieder Staat zich bevlytigd heeft om 'er van ontheeven te worden. Onder Koning hendrik den VIII en Koningin elizabeth, vonden zy zich aan eene algemeene vervolging in Engeland blootgesteld: nogthans vindt men ze in dat Ryk overvloedig: zeven of acht jaaren geleden, dreigden zy de Stad Northampton in brand te steeken: dewyl de Magistraat eenigen hunner jonge lieden vastgezet hadt, wier loslaating zy te vergeefsch verzogten: eenigen werden daarom gehangen, intusschen hadden zy getoond, dat hun geslacht verre van verdelgd was. 't Is niet zeldzaam, bovenal in 't Graafschap Bedfort, deeze lieden, in afgelegene plaatzen, ten getale van veertig of vyftig, by den anderen te zien; doch zy draagen zorge om niet in grooter getale te reizen, zelden vertoont zich in Steden of in Dorpen meer dan één te gelyk.
Spanje heeft zo veel van dit Volk, inzonderheid in de Zuidlyke Landschappen, dat ze by groote hoopen zwerven; dreigende de Reizigers, die zy op eenzaame plaatzen, verre van eene Stad of Vlek, werwaards zy zouden kunnen vlugten, ontmoeten, uit te plunderen, en te vermoorden. - Swinburne stelt derzelver getal zeer
| |
| |
hoog; ons verzekerende, dat het verlies der Gipsies, door eene in 't oogloopende vermindering des Volks, zou bemerkt worden. Daar nu Spanje geschat wordt op elf Millioenen Inwoonders, hoe groot moet dan het getal eens byzonderen deels weezen, als derzelver wegneeming in 't oog viel. Twis spreekt ook van derzelver groote menigte, doch schat dezelve op 40,000; een verbaazend getal, maar zeker veel te klein, of men moet swinburne en anderen van eene sterke vergrooting beschuldigen, zelfs wanneer men toestaat, dat hy van de Zuidelyke Landschappen alleen spreekt.
In Frankryk zyn ze schaars, om deeze in 't oogloopende reden, dat elke Gipsie, die in handen komt, strafbaar is by den Regter. Lotharingen en de Elsas maaken hier eene uitzondering; in deeze Gewesten zyn de Gipsies talryk, bovenal in de bosschen van Lotharingen. Hier schynen zy eene zagter behandeling te ontmoeten, nogthans worden, volgens de berigten van zeker Reiziger, 'er veelen in de gevangenhuizen van Lotharingen bewaard. In dit Landschap zyn ze te meer toegenomen: dewyl de laatste Hertog van Tweebruggen ze zeer nauwkeurig heeft laaten opspooren, en uit zyne Landen doen dryven: waar de tegenwoordige Hertog ze even min wil dulden.
Zo algemeen worden ze in Italie gevonden, dat zelfs Sicilie en Sardinie 'er niet vry van zyn. Talrykst komen ze voor in den Kerklyken Staat: myns oordeels, ter oorzaake dat in denzelven de slegtste Regeering en het meeste Bygeloof is. De eerste stoort hun niet, en de laatste zet hun aan, om de onkundigen te bedriegen: daar het hun gelegenheid verschaft om ryklyk in te zamelen, door goedergelukzeggen, en 't verkoopen van tooverringen. - Daar is een algemeene Wet door gansch Italie, dat geen Gipsie langer dan twee nagten in één en dezelfde plaats zich zal onthouden. Ingevolge van deeze schikking, blyft geen deezer gasten lang op eene plaats, doch de een is niet weggegaan, of de ander komt: het loopt in een kring rond, en die bepaaling is voor hun volkomen zo goed als eene geheele dulding. Italie heeft eer nadan voordeel van deeze Wet: daar dezelve dit Volk in gestaage beweeging houdt, en meer kwaads doet pleegen dan op andere plaatzen.
Zeer schaars zyn ze in veele Oorden van Duitschlaad, als mede in Zwitzerland en in de Nederlanden. Iemand kan veele jaaren in Opper-Saxen, in Hanover, of Bruns- | |
| |
wyk, woonen, zonder ooit een Gipsie te zien: wanneer 'er een, by toeval, in een Stad of Dorp verschynt, verwekt het een verbaazend opzien, de Kinderen loopen van hun speelgoed op straat weg, de ouder lieden kyken 'er na, tot dat het Geregt 'er zich mede bemoeit, en hen weder onzigtbaar maakt. - In andere Landschappen, integendeel, byzonder aan den Rhynkant, is een Gipsie geen vreemd verschynzel. Eenige weinige jaaren geleden, waren 'er zo veel in het Hertogdom van Wurtemberg, dat zy overal lagen; doch daar zy, volgens hunne gewoonte, leefden van steelen, door goedergelukzeggen, en andere kunstenaaryen, het volk van geld beroofden, gaf de tegenwoordige Hertog last aan eenige honderd Soldaaten, dit Volk uit hunne holen en schuilplaatzen te dryven, en zuiverde dus zyn Land van dit gebroedzel, op dezelfde wyze als de Hertog van Tweebruggen.
Ik weet niet hoe het met de Gipsies in Poolen gesteld is. - Dat ze in Deenemarken, Zweeden en Rusland gevonden worden, is zeker, doch hoe talryk zy zyn in die Noordsche Ryken, kan ik niet bepaalen.
Het Zuidoostlyk gedeelte van Europa schynt de algemeene verzamelplaats der Gipsies: derzelver getal beloopt in Hungaryen, volgens een geschreeven berigt, 't welk voor my ligt, meer dan 50,000; in de streeken van Banat, verzekert ons crisellini, dat, toen de Graaf clary de plaats van President bekleedde, de Gipsies op 5500 geteld werden; en nog talryker zyn ze in Zevenbergen. 't Is niet alleen de Heer benko, die zegt, dat ze in het Land vallen als zwermen Springhaanen, maar ik heb ook een zekere berekening van Hermanstadt, waar in het getal tusschen 35 en 36000 begroot wordt. - Cantemir zegt, dat de Gipsies over geheel Moldavie verspreid zyn, waar ieder Baron verscheide Familien aan zich onderworpen heeft; in Wallachie en Sclavonie zyn ze niet min talryk. In Moldavie en Wallachie worden ze verdeeld in twee soorten, de Prinslyke en de Bojarische: de eersten beloopen, naar de opgave van sulzer, verscheide duizenden; doch deezen komen niet in vergelyking by de laatste: want 'er is geen Bojaar in Wallachie, of hy heeft ten minsten drie of vier Gipsies tot Slaaven: en de ryken hebben dikwyls ieder eenige honderden onder hun bevel.
Bessarabie, geheel Tartarye, Bulgarie, Griekenland en
| |
| |
Romanie, krielen van Gipsies; zelfs in Constantinopolen, zyn ze ontelbaar. In Romanie heeft een groote streek van den Berg Haemus, welke zy bewoonen, van hun den naam van Tschenghe Valkan (of de Gipsie Berg). Dit gewest strekt zich uit van de Stad Aydos tot Philippopolis, en bevat meer Gipsies dan eenig ander Landschap in het Turksche Ryk.
Uit het bygebragte kan de Leezer opmaaken, hoe opmerkenswaardig een Volk de Gipsies in Europa zyn, afgescheiden van de menigte in Egypte en eenige deelen van Asie.
Indien wy eene nauwkeurige opgave daar van in de onderscheide Landen bezaten, of, indien het omzwervend leeven deezes Volks het niet by uitstek moeilyk deedt worden deeze te bekomen, zou het ontzaglyk aantal grootlyks onze verbeelding overtreffen. Volgens eene gemaatigde en van alle vergrooting vrye berekening, mogen zy tusschen de 7 en 800,000 geschat worden. Welk een onderwerp van ernstige opmerking, als wy bedenken, dat het grootst gedeelte, van dit ontzettend aantal, uit Lediggangers, Landloopers, Bedriegers en Dieven, bestaat! Welk een wyd veld opent zulks voor de bespiegeling der Staatkunde.
Laaten wy dit Volk nader doen kennen. - Dat de Gipsies tot nog de onbeschaafdste Schepzels zyn, door de Natuur gevormd, of, ten besten genomen, slegts één trap in de beschaafdheid vorderden, blykt, onder andere, uit hunne Huishouding.
Veelen der Gipsies hebben vaste en geregelde woonplaatzen, naar hunne Leevenswyze. Tot deezen rang behooren die openbaare Huizen in Spanje houden, en anderen die geregeld werk verrigten in Zevenbergen en Hungaryen, welke laatsten hunne eigene jammerlyke Hutten hebben by Hermanstadt, Cronstadt, Bistritz, Groswaradein, Debrerin, Epereis, Karihau, en op andere plaatzen. 'Er zyn ook veele Slaaven, aan byzondere Bojards, in Moldavie en Wallachie, toebehoorende, die niet meer dan anderen zich van de plaats huns verblyfs verwyderen.
Doch verre weg het meerder gedeelte deezes Volks leeft op eene geheel andere wyze. Onkundig van de gemakken des leevens, die eene vaste woonplaats verschaft, zwerven zy by Horden of Benden om, van de eene plaats na de andere; geene andere wooningen hebbende dan Ten- | |
| |
ten, holen in de rotzen, of gaten in den grond: de eerste dekken hun in den Zomer, de laatste beschutten hun in den Winter. Veelen deezer zwervende hoopen, bovenal in Duitschland en Spanje, voeren zelfs geene Tenten mede; doch ontwyken het steeken der zonne in bosschen, in de schaduw van rotzen, of agter heggen: liefst verkiezen zy Willige boomen, om 'er met den avond onder te rusten.
Eenige leeven in Tenten, (in hunne taal Tschater geheeten) zo des Winters als des Zomers; en geeven bestendig de voorkeuze aan dit verblyf. In Hungaryen laaten zelfs de zodanigen, die de zwervende leevenswyze verzaakt, en Huizen voor zich gebouwd, hebben, zelden een Voortyd voorby gaan, zonder zich te bedienen van het eerste bestendig goede weer, om een Tent tot hun Zomerverblyf op te rigten. Onder dezelve begeeft zich ieder met zyn Gezin, en denkt om zyn Huis niet, voor dat de Winter komt, en hun met vorst en sneeuw weder derwaards dryft.
De zwervende Gipsie, in Hungaryen en Zevenbergen, heeft, indien hy het kan bekomen, een Paard; in Turkyen dient hem een Ezel, om zyn Wyf, Kinderen, en Tent, te draagen. Wanneer hy komt op eene plaats, die hem aanstaat, naby een Dorp of Stad, ontpakt hy den last, richt zyn Tent op, zet zyn Beest aan een staak, om te graazen, en blyft 'er eenige weeken. Vindt hy de plaats niet naar zyn zin, hy breekt naa een dag of twee op, belaadt zyn Dier, en zoekt een beter in de nabuurschap van eene andere plaats. In de daad, hy heeft het niet altoos in zyne magt, om te bepaalen hoe lang hy op dezelfde plaats zal blyven: want de Boeren zyn zeer gereed hem tot verantwoording te roepen, wegens de Ganzen en ander Gevogelte, door hem gestoolen. 't Gebeurt zomwylen, dat zy, wanneer de Gipsie zeer op zyn gemak gezeten is, hem aanvallen met stokken en dorschvlegels, en zulke kragtige drangredenen, om te doen vertrekken, gebruiken, dat hy geen oogenblik twyfelt een ander verblyf te kiezen: schoon de Gipsies over 't algemeen loos genoeg zyn, om, als zy iets ontvreemd, of eenig ander misdryf begaan hebben, zich weg te pakken, eer de Boeren hun beginnen te verdenken.
Tot hunne Winterbutten graaven zy holen, ter diepte van tien of twaalf voeten, in den grond, het dak bestaat uit kruiswys liggende roosters, gedekt met stroo en zoo- | |
| |
den: de Stal voor het Beest, dat de Tent in den Zomer draagt, is een Hut, aan den ingang van het hol opgeslaagen, en digt gemaakt met mest en stroo. Deeze Hut en eene kleine opening, om den rook uit te laaten, zyn de eenige tekens, waar aan de Reiziger hunne wooningen kan ontdekken. Zo in den Zomer als in den Winter draagen zy zorge, om hunne verblyfplaats omstreeks eene Stad of Dorp te hebben. Liefst bouwen zy tegen eene hoogte aan; de holen in den vlakken grond vervaardigen zy niet dan in de uiterste noodzaaklykheid, wanneer 'er zich geene hoogte voordoet by de plaats, op welke zy bepaald hebben den Winter door te brengen. Een Hungaarsch Schryver draagt hunne wyze, om de tweede gemelde soort van verblyfplaatzen te vervaardigen, in deezer voege voor: ‘Zy graaven een Hol, omtrent een vadem breed, diep genoeg in den heuvel, om hun vloer op eene hoogte te brengen met het overige van de vlakte, ten einde zy een vaste regt opstaande wand mogen hebben voor het agterste gedeelte des gebouws. In de wand steeken zy een staak, omtrent zes voet boven en evenwydig met den vloer: deeze staak reikt zo verre als de beoogde diepte van de wooning; zelden meer dan zeven of acht voeten. Het eene einde zit in de wand vast, het ander rust op een paal, in den grond geslaagen. Dit gedaan zynde, leggen zy planken, binten, of zulk hout, als zy best kunnen vinden, daar tegen, aan ieder zyde, in de gedaante van een spits toeloopend dak, 't welk, op eenigen afstand gezien, van vooren de gedaante van een gelykbeenigen driehoek vertoont. Het werk wordt voltooid, door het geheele Gebouw met stroo, zooden, en aarde te bedekken, om de Inwoonders tegen regen, sneeuw en koude te beschutten. Zy schikken het, wanneer zy kunnen, altoos in diervoege, dat de wooning van vooren tegen over de opgaande
of de middagzon komt; dit is de zyde, waar de opening gelaaten wordt die tot een deur moet dienen, welke 's nagts geslooten wordt met een grof wollen kleed, of eenige daar voor gezette planken.
Men kan zich gereedlyk verbeelden, hoe jammerlyk zulk een wooning der Gipsies van binnen moet gesteld weezen. Van lugt en daglicht verstooken, vol damp, vuiligheid en stank, gelykt dezelve veeleer naar 't hol van een wild Dier, dan naar de verblyfplaats van redelyke weezens. Om Kamers en afgezonderde Vertrekken
| |
| |
denkt men niet; alles bestaat in een ruimte, te midden van welke het vuur brandt, dienende tot kooken en warmen teffens. De Vader en Moeder liggen half, en de Kinderen geheel, naakt rondsom 't zelve. Stoelen, tafels, of bedsteden, vindt men 'er niet, zy zitten, eeten, slaapen, en doen alles op den grond neder, 't allermeest is dat zy een oude deken, of, in het Banat, een Schaapenhuid onder zich spreiden. Als het goed weer is zetten zy de deur open, om de zon in de wooning te laaten schynen, wagtende zo lang deeze zich boven den gezigteinder vertoont: met het eindigen van den dag sluiten zy de deur, begeeven zich ter rust, en slaapen tot de zon weder opkomt. Als het Weer koud is, of de sneeuw hun het openen van de deur belet, steeken zy het vuur aan, zitten 'er rondsom, tot zy in slaap vallen, zonder eenig ander licht dan het vuur hun verschaft.
(Het Vervolg by de naaste gelegenheid.)
|
|