| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
De strekking der geschiedkunde, om de gevoelens van deugd te versterken, door veele treffelyke voorbeelden opgehelderd.
(Overgenomen uit Dr. priestley's Lectures on History.)
Dat de Strekking der kennisse van de Geschiedkunde dient om de Gevoelens van Deugd te versterken, zal terstond openbaar worden, wanneer wy in aanmerking neemen, in welker voege Deugdzaame Indrukken daadlyk op de Ziel geschieden. Hoe verkrygen wy eene Liefde tot de Deugd, dan door dezelve dikmaals te beschouwen uit die gezigtpunten, waarin ze ons begeerlyk voorkomen, en in eene Zielsgesteltenisse, waar door wy geene overhelling tot de Ondeugd krygen?
Het kan niet gelochend worden door iemand, die beweert, dat de Deugd haare eigene genoegzaame Belooning in dit leeven medebrengt, dat zelfs eene rechtmaatige en welaangelegde Wereldkennis deeze gezegende uitwerking zou te wege brengen. 't Is alleen uit hoofde van eene gedeeltlyke kennis aan dezelve, van het beschouwen der Voorwerpen in een ongunstig licht, en met Zielen vooringenomen met vooruitzigten op vermaak, belang, of valsche denkbeelden van Eer, dat dit gelukkig gevolg niet algemeen stand grypt. De Geschiedkunde beoefenende, verkrygt men Wereldkennis in de gunstigste omstandigheden. De Geschiedschryvers zyn de beste Gidsen, welken wy op de leevensreize kunnen neemen. Zy vertoonen ons het geheel van de Verrigtingen en Characters, voor dat een gedeeltlyke beschouwing van dezelve tyd gehad kan hebben, om eenige ongunstige indrukzels op onze Ziele te veroorzaaken; en alle de bedenkingen, welke zy maaken op Menschen en Bedryven, worden eenpaarig voorgeschreeven door een gevoelen van Deugd en Eer. Machiavel zelve, schoon zyn naam het denkbeeld medebrengt van laagheid en schurkagtigheid als een Staat- | |
| |
kundige, ontdekt, volgens de waarneeming van hume, waare gevoelens van Deugd, in zyne Geschiedenis van Florence.
Wat reden hebben wy, om, in zulk een gezelschap, en in de handen van zulke bekwaame en getrouwe Leidslieden, onze Vrienden tot de kennis van het Menschdom te zien inleiden? Zeker is 'er een groot onderscheid tusschen het beschouwen van alexander den grooten, of karel den XII, aan 't hoofd hunner zegepraalende heirlegers; van het Hof van eenen dionysius, van eenen nero, of van een lodewyk den XIV, in al deszelfs luister, en tusschen het beschouwen van de figuur, welke hun geheele Leeven maakt in de Jaarboeken der Geschiedkunde. In het eerste geval, zou de onbedagtzaamheid eens Jongelings gevaar loopen, om verrukt te worden door de bekooringen van Staatzugt, Wellust, of Praalzugt: doch dezelfde Voorwerpen beziende in den voordeeliger stand, waarin de Geschiedkunde ons plaatst, moeten wy even zeer ons getroffen voelen door hunne Trotsheid en Dwaasheid, een wederzin tegen en een afkeer van hun opvatten. 't Is met de Wereldkennis even eens gelegen als met de Geleerdheid, waar van pope zegt:
Here smaller draughts intoxicate the brain,
But drinking langerly sober us again.
Een kleine dronk bedwelmt en maakt het brein ontsteld,
Een grooter teug doet straks de dronkenschap bedaaren.
De eenige rede, waarom men een Jongeling niet veilig kan toevertrouwen, de Ondeugden zo wel als de Deugden te zien, bestaat hier in, dat hy, in het daadlyk leeven aan zich zelven overgelaaten, gevaar loopt, om de Ondeugd in zodanige omstandigheden aan te treffen, dat ze maar al te uitlokkend word voor zyne Onervaarenheid. Maar in de Geschiedenis komt de Ondeugd nooit verlokkend voor. In de daad, welke ook de geaartheid der Geschiedschryveren zelve moge weezen, kunnen zy een getrouw verhaal der dingen, zo als zy gebeurd zyn, opleverende, niet nalaaten de Deugd in een gunstig licht te zetten. Zo bestendig en bestaanbaar met zich zelven is de Orde der Godlyke Voorzienigheid, dat wy, indien het tooneel getrouw en geheel geopend wordt, 'er staat op kunnen maaken, dat het niets zal opleveren, dan waar
| |
| |
uit wy veilig mogen besluiten, dat de Ondeugd over 't geheel verkieslyk is. In tegenoverstelling, derhalven, van 't geen gedugt mag worden het gevolg te zullen weezen van eene vermengde verkeering in de Wereld, kunnen in den Spiegel der Geschiedkunde de Ondeugden even veilig als de Deugden, beschouwd worden. Ja zy beide leeraaren even zeer Wysheid en goede Zeden. 't Is zelfs onmogelyk te bepaalen, welke van beiden de gewigtigste lessen met den meesten klem indrukken. De buitenspoorigheden van eenen dwinglandschen nero, en de goeddaadigheden van eenen marcus aurelius, doen in de Geschiedenis denzelfden dienst.
Dus blykt, van vooren de zaak beredeneerd zynde, uit het licht, waarin Characters en Gebeurtenis in de Bladeren der Geschiedenisse voorkomen, dat dezelve eene uitwerking, ten voordeele van de Deugd, moeten baaren. Ik zal nu voorts dezelfde zaak meer byzonder bewyzen, door aan te toonen, welke tooneelen de Geschiedkunde met de daad oplevert, die deeze gelukkige strekking hebben.
De Geschiedenis, de gevoelens en gedraagingen van waarlyk groote Mannen, en die van een tegenovergesteld Character, ten toon spreidende, strekt, om ons met een smaak voor waaren Roem en weezenlyke Grootheid te bezielen, en overtuigt ons, dat deeze niet bestaan in dat geen, 't welk het gros des Menschdoms met zo onverzaadelyke gretigheid zoekt.
Wy kunnen ons nimmer verbeelden, als wy ons onderwys uit de School der Geschiedkunde haalen, dat waare Grootheid in 't bezit van Rykdommen gelegen is; wanneer wy zien, dat eenige der uitsteekendste Characters in de Jaarboeken der Wereld, in armoede, gevormd wierden en leefden; wanneer wy Mannen aantreffen, die hunne versmaading der Rykdommen betoonden, door het weigeren om zich te bedienen van de voorkomende gelegenheden, om schatten op een te stapelen. Om niet te reppen van cincinnatus, fabricius, en andere Romeinen, in de vroegste Eeuwen dier Wereldstad geëerd om hunne Armoede, doch die zich niet in de gelegenheid bevonden, om dat geen te verkrygen, wat wy eigenlyk Rykdom zouden heeten; scipio aemilianus, die bykans al den schat van het ryke Carthago hadt kunnen verzamelen, bediende 'er zich nimmer van. De groote philopaemen ging meest altoos in een eenvoudig gewaad, zonder eenigen knegt
| |
| |
of lyswagt. De Keizers nerva, trajanus, antoninus en aurelius, verkogten hunne Paleizen, hun Goud en Zilverwerk, en kostbaaren toestel, en alle overtolligheden, welke zy konden missen, en door hunne Voorzaaten waren opgehoopt; en verbanden, met de uiterste strengheid, alle kosten en lekkernyen van hunne tafels.
Deeze Vorsten, als mede vespasianus, pertinax, alexander severus, claudius de II, en tacitus, door verdiensten ten Keizerlyken zetel verheeven, en door alle Eeuwen bewonderd als de grootste en beste Vorsten, waren zeer gesteld op de grootste eenvoudigheid in hun voorkomen, toestel, en hofhouding. De ruïnen van 't Landlusthuis van hadrianus zyn nog te zien, en 't blykt, dat het, in grootte, geen onzer gemeene Landlusthuizen overtrof. Augustus zelve veranderde, in eene bykans vyftigjaarige Regeering, zyn Huis of Huisraad niet. Wy ontmoeten dezelfde juiste wyze van denken by de beroemde cornelia, Dogter van den grooten scipio. Eene Romeinsche Vrouwe van haare kennis, by haar zeer sterk aandringende om haar Toilet te zien, stelde zy het voldoen deezer nieuwsgierigheid uit, tot dat haare Kinderen, de vermaarde gracchi, uit de School kwamen, en toen was haar woord: En! haec ornamenta mea sunt. ‘Deeze zyn myne Cieraaden.’
Wanneer Maatigheid, Spaarzaamheid, en een juist begrip van Grootheid, met zulke naamen, als ik zo even vermeld heb, praalen, zullen wy dan gevaar loopen van ons aan buitenspoorigheden over te geeven, in naavolging van een schandlyk berugten nero, wiens Gulden Paleis, naar 't zeggen van herodianus, zo groot was als het overige gedeelte van Rome, en wiens overdaad in andere opzigten geëvenredigd was aan de grootheid deezes gebouws? Zullen wy de voetstappen begeeren te drukken van eenen caligula, van een beestagtigen commodus, of dwaazen heliogabalus? Bewonderen wy eenen lucullus te meer om het denkbeeld, 't welk cicero ons geeft van de kostbaare tafel diens Slempers? Of kunnen wy denken dat marcus antonius zich aanpryst, dewyl hy eene onafgebrooke opeenvolging van Tafelgeregten steeds in gereedheid hadt, ten einde hy nooit een half uur zou behoeven te wagten, wanneer de eetenslust hem bekroop.
Kunnen wy denken, dat Eerbetooningen en Verheffingen waare Grootheid uitmaaken, als wy in de Geschiedenis- | |
| |
sen ontdekken, dat de waardigste Mannen ze doorgaans versmaad hebben? Tacitus en probus, die aan hunnen hoog verhoeven staat zo veel eers aandeeden, werden beiden, tegen hunne verkiezing, tot de Keizerlyke Waardigheid verhoeven; en in hoe veel schooner licht praalen hunne Characters, dan die der veragtlyke Zoonen van Staat- en Heerschzugt, die 't niet ontzagen door een zee van bloed zich den weg ten Ryksthroon te baanen?
De buitenspoorigheden van alexander den grooten, in het dooden zyner beste Vrienden; de wreedheden, door de Spanjaarden in America gepleegd; de verwoesting van Zweeden, door den oorlogzugtigen carel den XII, zyn zeker geschikter, om ons de dwaasheid en dolzinnigheid te toonen van onbegrensde Staatzugt, dan hunne Overwinningen, om ons oog door derzelver verblindenden glans te doen schemeren. - Hoe zeer bejammeren wy die ongelukkige wending van den geest, als wy overweegen, welke dierbaare Leden van den Burgerstaat, julius caesar en pompejus, met hunne bekwaamheden, zouden geweest zyn, hadden zy dezelve vereenigd gebruikt, om den roem huns Lands te vermeerderen? Als wy bedenken, dat de onkosten van lodewyk den XIV, in 't maaken van toebereidzelen tot 's Ryks bederf, meer dan genoeg zouden geweest zyn, om verscheide Volkplantingen aan te leggen, en in den bloeiendsten staat te brengen.
Niets geneest den Mensch kragtdaadiger van den dwaazen Trots, op Geboorte en Familie, dan het inzien der Geschiedenissen, als dezelve ons eenige der grootste Mannen, gelyk een tamerlane, Cardinaal ximenes, Paus sixtus den V, voor oogen houdt, die uit eenen zeer laagen staat tot die hoogte van Waardigheid en Vermaardheid opklommen. Ook bekoort het ons altoos, wanneer waarlyk groote Mannen, die de voordeelen eener aanzienlyke Geboorte bezaten, allen eisch op verdiensten, uit dien hoofde, van de hand wyzen. Zelfs vespasianus lachte om de zodanigen, die hem van hercules wilden doen afstammen.
Een overmaatige zugt tot Vermaardheid, die het hoofddoel van iemands bedryven wordt, doet een Mensch in de Geschiedenis zeer laag daalen. Hoe zeer doet de Brief, welken cicero schreef aan luccius, en die ongelukkig voor hem in weezen is gebleeven, (waarin hy hem aanmaant, om hem, ten koste der waarheid, te pryzen, in
| |
| |
de geschiedenis van zyn Burgemeesterschap,) dien grooten Man in onze agting daalen? Integendeel, hoe zeer klemt het Character van cato by ons, door de weinige woorden van salustius, Maluit esse, quam videri, bonus! ‘Hy wilde liever goed zyn dan schynen!’ De prys, dien nero stelde op het uitmunten in Muzyk, en de begeerte van commodus, om gepreezen te worden, van wegen zyne behendigheid in het dooden van wilde Dieren, legt op 't volkomenst aan den dag de gemaaktheid om uit te munten in iets, 't welk buiten onzen kring loopt. Die zelfde grondregel wordt ons ingescherpt door philippus, toen hy zyn Zoon alexander vroeg, of hy zich niet schaamde, zo wel op een Muzyktuig te speelen als hy deedt.
In hoe verschillend een licht komen ons in de Geschiedenis voor, de zodanigen, die gretig alles zamenhaalen tot eigen lof, en die van harten alles toebrengen tot het vermeerderen des roems van anderen? Een voorbeeld van de eerstgemelde soort ontmoeten wy in claudius, die een niets beduidenden krygstocht deedt, om de vermeestering van Brittanje te voltooijen; een voorbeeld van de tweede schenkt ons m. aurelius, die zich zelven het genoegen ontzeide, om zyne Zuster lucilla (die hy aan l. verus uithuwelykte,) in het Oosten te vergezellen, ten einde zyne tegenwoordigheid geen krak zou toebrengen aan de groeiende hoogagting zyns Schoonzoons, en hy niet mogt schynen de eer van het eindigen eens gewigtigen Oorlogs zich aan te maatigen, tot krenking van eens anders roem. De Geschiedenis verschaft de ruimste vergelding aan Mannen, die edelmoedig hun eigen roem aan 't algemeen welweezen opofferden. Zo verloste fabius maximus, niettegenstaande de tergende beledigingen, welken hy van minucius ontvangen hadt, deezen uit de handen van hannibal; zyne gevoeligheid ter zyde zettende, en alleen te raade gaande met zynen yver voor 't belang zyns Vaderlands.
Wy bezeffen klaarder, wat waare Grootheid van Ziel is, wy worden daar over met grooter bewondering aangedaan, en branden door een sterke drift, om daar na te streeven, op het enkel verhaal van eenige Gevallen in de Geschiedbladen opgetekend, dan door de uitgewerktste en wysgeerigste beschryving van die Zielsgesteltenisse. Wat kan ons een duidelyker denkbeeld geeven van de edele gevoelens van strikte Eerlykheid en Braafheid,
| |
| |
dan dat de Marschalk turenne eene somme Gelds, hem aangebooden, indien hy met zyn Leger door zeker Landschap niet wilde heen trekken, weigerde, om dat hy geen oogmerk hadt dien weg te neemen? Gevoelt niet ieders boezem de gevoelens van Goeddaadigheid gloeijen, als hy een weldaadigen titus hoort uitboezemen: Myne Vrienden, ik heb één dag verlooren! dewyl hy op denzelven niemand eenen goeden dienst gedaan hadt? - Indien iemand in staat zal zyn, om zich een denkbeeld te vormen van Grootheid van Ziel, in 't vergeeven van verongelykingen, hy zal het doen, als hy het antwoord leest, 't geen lodewyk de XII gaf aan een Hoveling, die hem aanspoordde, om een Persoon, die den Vorst, eer hy den Throon beklom, beledigd hadt: ‘Het voegt een Koning van Frankryk niet, de beledigingen, den Hertog van Orleans aangedaan, te wreeken!’ - Wat, eindelyk, kan ons zulk een juist denkbeeld schenken van de Grootmoedigheid eens Krygshelds, als het antwoord, door den Burggraaf dorée aan Koning carel den IX gegeeven, als hy van dien Franschen Vorst bevel kreeg, om de Hugenooten te verdelgen: ‘Ik wenschte dat uwe Majesteit my wilde gebruiken in iets dat mogelyk was!’
Dit laatste voorbeeld brengt my tot eene andere waarneeming, hier in bestaande, dat de Geschiedenis ons in staat stelt, om regtmaatige begrippen te vormen van de Waardigheid en Zwakheid der Menschlyke Natuure, die ons beide van zeer veel diensts kunnen weezen in dit leeven. De eerste vervult ons met eene edelaartige Eerzugt, om ons boven het peil van het gros onzer Natuurgenooten te verheffen. De laatste maatigt die Eerzugt, zonder dezelve weg te neemen, met een behoorelyke maate van nederigheid en zelfsmistrouwen, en werken zy beide tot het zelfde einde. Eenige weinige voorbeelden zullen myne gedagten breeder ontwikkelen.
Hoe kunnen wy ons een juister of een verheevener denkbeeld vormen, van 't gevoel van waare Eer en Heldhaftigheid, dan by het leezen van zodanige Geschiedenissen, als het gedrag des Graven van peterborough, in het bekende beleg van Barcelona. Terwyl hy de Voorwaarden van 't Verdrag der Overgaave met den Spaanschen Veldheer regelde, ontving hy de tyding, dat een gedeelte van het Vereenigd Leger, strydig met den getroffen Wapenstilstand, de Stad was ingerukt. De
| |
| |
Graaf betuigde den Spaanschen Veldheer, dat, indien hy hem wilde veroorloven, met zyne Engelsche benden de Stad in te trekken, hy het Vereenigd Leger 'er uit zou dryven, en dan wederkeeren, om het Verdrag der Overgave te voltooijen, 't geen hy met de daad volvoerde.
Ik zal niet reppen van de fabelagtige Geschiedenis van curtius, dien men wil dat in eene vuurpoel sprong, noch van codnis, die, om zyn Land te bevryden, zyn eigen dood zogt, naardemaal voorbeelden van gelyken Moed, in het braveeren van den dood, niet zeldzaam zyn in de hedendaagsche Geschiedenis. By de belegering van turin, stak een mica een Myn aan, waar door hy wist dat hy met den vyand teffens zou omkomen; en hoe veele Scheeps-Bevelhebbers hebben liever 't kruid van hun eigen Schip aangestooken, om in de lugt te vliegen, dan dat zy hun vlagge streeken. - Men zal zeggen, dit zyn de uitwerkzels van een verfynd gevoel van Eer, alleen verkreegen in een staat van verre gevorderde beschaafdheid. Doch wy kunnen de aangeboore kragt der Ziele ontdekken in de Noord-Americaansche Indiaanen, die, gevangen genomen zynde, zich onthouden van de handen aan zich zelven te slaan, ten einde zy gelegenheid mogen hebben, om de Eer huns Vaderlands te handhaaven, door het uitharden der schriklykste pynigingen, welke zy weeten dat voor hun bereid zyn.
Daaden, gelyk deeze, gepaard met die der uitgebreidheid van 's Menschen Verstand vertoonen in zulke Mannen, als aristoteles, archimedes en newton, geeven ons hooge denkbeelden van de Waardigheid der Menschlyke Natuure, en de uitgestrekte vatbaarheid van 's Menschen Ziel. Maar de andere zyde der Schilderye, welke de Geschiedenis met eene gelyke maate van getrouwheid ons voor oogen houdt, schenkt ons een alleraandoenlykst, doch teffens leerzaam, onderhoud, wegens onze droeve zwakheid en broosheid, zich vertoonende in anders groote Mannen.
Nauwlyks kunnen wy een treffender blyk aantreffen van de zwakheid en onbegaanbaarheid met zich zelven, waar voor 't Menschlyk hart vatbaar is, dan wanneer wy ontdekken, dat Mannen van een gezond en opgeklaard Verstand, in de meeste opzigten, en met het beste hart, tot gevoelens vervallen, welke aanleiding geeven tot groote en smertlyke Bygeloovigheden. Een alleropmerkenswaardigst voorbeeld hier van levert ons
| |
| |
pascal, een der grootste Verstanden en beste Menschen, die ooit den aardbodem betraden. Hy vormde zich een begrip, dat god de Menschen hier op Aarde elendig maakte, om ze, in een ander leeven, tot des te hooger trap van geluk, op te voeren: uit deezen hoofde lag hy zich zelven de onaangenaamste zelfplaageryen op. Hy gaf last, voor de vensters van zyn Studeerkamer een muur op te metselen: dewyl hy oordeelde daaruit een fraay gezigt te hebben. Hy droeg een gordel, vol scherpe punten, op zyn bloot lichaam, en wanneer hy iets at of dronk, 't geen hem wel smaakte, prikte hy, by aanhoudendheid, zich zelven, ten einde hy die aangenaame aandoening niet mogt hebben. Zyne Zuster, eene Vrouwe van Verstand en groote Godsdienstigheid, stierf van Dorst, gelyk zy dagt, tot Eer van god. 't Was zeker, door eene zwakheid van dezelfde natuur, in den verstandigen en uitmuntenden fenelon, dat hy zich, zonder eenige bepaaling, onderwierp aan het willekeurig vonnis van den Paus, als deeze een Boek, door hem uitgegeeven, veroordeelde. Hy predikte zelfs om zyn Boek te veroordeelen, en verboodt zyne Vrienden 't zelve te verdedigen.
Niet alleen zien wy braave Mannen, die een waarlyk Godsdienstig hart in den boezem omdroegen, overgegeeven aan zulke ongegronde Bygeloovigheden, maar ook de snoodste en gruwzaamste booswigten. Beiden toonen zy de zwakheid aan, voor welke onze natuur bloot staat. Doch, daar een braaf Man, aan Bygeloof verslaafd, ten voorwerp strekt van hartlyk medelyden, is de snoodaart, in denzelfden toestand, veeleer belachenswaardig. Wat, by voorbeeld, kan belachlyker weezen, dan dat lodewyk de XI, Koning van Frankryk, een Man, die geene zwaarigheid maakte, om schandelyke stukken te pleegen, altoos overlaaden ging van heilige overblyfzels, en een looden Beeldje, van de Maagd maria, in zyn hoed droeg, aan 't welk hy gezegd wordt vergiffenis verzogt te hebben, van zyne moorden, vóór dat hy dezelve volbragt. Die zelfde Vorst maakte een Overdragt, van het Hertogdom Bolloigne, aan de Maagd maria.
Zelfs de gevoelens van Zedelykheid, die wy zouden denken, dat van allen het onveranderlykst en onbedorvenst zouden blyven, heeft men grootlyks bedorven gevonden, en vermengd met denkbeelden, die geheel vreemd en strydig zyn met Zedelykheid, by geheele Volken. Dus agten de Tartaaren, die, gelyk voltaire schryft, het een
| |
| |
hoofd-misdryf rekenen, een mes in 't vuur te houden, op een zweep te leunen, een paard met den teugel te slaan, of het eene been met het ander te breeken, het geen zonde agten, in zommige gevallen, hun woord te breeken, te plunderen en te moorden. - De zelfde Arabier, die u, aan zyn deur om Herberg verzoekende, als zyn Broeder zou ontvangen, en in den volgenden dag veilig geleiden, zou niet geschroomd hebben u te vermoorden als zyn prooy, hadt hy u één uur te vooren in de woestyn ontmoet. - Meer voorbeelden op te haalen van de zwakheid, en met zich zelve onbestaanbaarheid, van 's Menschen hart, welke de Geschiedenis ons oplevert, zou een eindeloos werk weezen. De bygebragte zyn genoegzaam, om ons een begrip te geeven, hoe treffend en nuttig zulke beschouwingen zyn, en teffens hoe vol onderhouds voor een doordenkend Verstand.
|
|