Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMiddel voor de hondsdolligheid.Aan de Wel-Edele Heeren, de Heeren Schryvers der N.A.V. Letteroefeningen.
wel-edele heeren! ‘Indien U Wel Ed. het met my noodzaakelyk en nuttig vind, om dit nevensgaande in Uw Mengelwerk van de Maand Juny te plaatsen, zal zulks hoogst aangenaam zyn, aan U Wel Ed. Dr. f. buchner, Chirurgyn.
Dat de Hondsdolligheid een allerysselykst gebrek is; dat zy der dubbele aandagt van allen, zo die direct of van ter zyde tot de herstelling van hunne medemenschen geschikt zyn, als alle anderen, die liefde voor zig en hunnen evenmensch koesteren, overwaardig is, zal niemand, die dit gebrek ooit zag, of 'er slegts van hoorde, ontkennen. Geen wonder, dat Vorsten zig wel wilden laaten gelegen leggen, om door geloften het een of ander middel uit te vinden, waar door de verschrikkelykste van alle kwaalen zou kunnen hersteld worden: de Edel Mog. Staaten van onderscheide Gewesten in ons Vaderland waren met dezelfde drift bezield. - Ondertusschen heeft het middel, dat aan de Bilt, by Utrecht, verkogt, zo veel verzonden, en in verscheide Steden en plaatsen in gereedheid word gehouden, het grootste vertrouwen, zo veel my bewust is, altoos gehad: dikwyls heb ik my verwonderd, by het leezen, dat daar groote Vorsten dit of dat middel, van minder waarde, en in niet zo kwaadaartige gebreken, voor eenige duizenden kogtten, en het | |
[pagina 257]
| |
zelve ten nutte van 't algemeen bekend maakten, dat dit middel niet door een of ander Gewest, Genoodschap, of edelmoedig Aanzienlyken, is gekogt, en aan de geheele waereld medegedeeld. - Het voordeel toch, dat een enkel Persoon, Familie, of zelve een geheele Plaats, heeft, kan niet opweegen tegen het verlies van een eenig mensch, door het gemis van dit middel; - en al worden die middelen gereed gehouden, moeten dezelve even als anderen allengskens kragteloozer worden; en al word daar in voorzien, door telkens versche bereidzels zig aan te schaffen, zo is dit alleen maar goed in zulke Steden en plaatsen, daar men door een naby gelegen ligging ze van daar kan bekomen, of uit Stads of 's Lands Kasse in gereedheid houd. Hier van daan al mede, dat elk de zyne heeft, om dadelyk wat by de hand te hebben; onder deze zyn 'er veele zo zeer zaamengesteld, dat men, gelyk dit in de Genees- en Heelkonst algemeen waar is, overal, waar men zulke zaamgestelde voorschriften ontmoet, niet weet waaraan de geneeskragt is toe te schryven, en hier door ook het toestellen derzelve wel eens verydeld word; want ontbreekt maar één of twee derzelve uit dat lange Voorschrift, hoe verlegen moet men niet wezen, met reden bedugt, dat het gemis van het een of ander het geheel werkloos maaken kan. Hier over denkende, en dat de tyd, in welken deeze kwaadaartige Ziekte meest voorkomt, de Zomermaanden zyn, had ik, reeds voor twee jaaren bezitter zynde van een eenvoudig middel tegen dezelve, myne poogingen te werk gesteld, om eene duisterheid, in 't aan my nagelaaten geheim voor my, om het Publiek des te meer dienst te doen, weg te neemen, met den Hoogleeraar burmannus geconsuleerd over het Kruid, Roode Muur genaamd, dat de basis van dit voorschrift uitmaakt; maar, tot smert van dien Hoogleeraar en my zelven, wierd ik niet uit myne donkerheid gered; ik doorbladerde des een en anderen Herbarius, en bevond, dat, onder de verscheide zoorten van Muur, geen een was, die den naam van Roode verdiende. - En terwyl my nog wel geheugde, dat myn overleeden Vader dezelve liet zoeken aan oude muuren, dagt ik, dat het de Rutamuraria ware; maar deeze, zegt dodonaeus, pag. 837, krygt geene bloemen; en evenwel wist ik, dat 'er roodagtige of geele bloempjes aan waren, die ik, jong zynde, gezien heb. - Hierom denke ik, dat het zelve, om dat dit aan de oude muuren wies, onder het | |
[pagina 258]
| |
algemeen den naam van Muur, en wel Roode Muur, gekreegen heeft, in onderscheid mogelyk van de Alsine, of Hippia major, groote Muur; zie dodonaeus, pag. 42, die witte bloemtjes geeft, en dat door Roode Muur hier moet verstaan worden de Semper vivum, van het derde zoort; zie dezelfde Autheur, pag. 198. - Ik ontbood deeze Plant van elders, zy kwam in myn geheugen vry wel met de eigentlyke overeen, maar myne jeugd had dezelve te oppervlakkig gezien, om nu te beslissen: ik kon dus niet verder gaan. Evenwel hier by het te laaten steeken, kon ik niet van my verkrygen, alzo ik, hoe zeer my het eigentlyke van dat Kruid vergeeten ware, niet gemakkelyk, de Proeven daar mede genomen, zo menigwerf aan my verhaald, vergeeten kan; en daarom nam ik het besluit, het voorschrift zelve, zo als het aan my is nagelaaten, aan het Publiek mede te deelen; hoopende dat meer kundigen door my een deur zullen geopend zien, waardoor dat geheim waereldkundig gemaakt, en dus myn evenmensch dienst gedaan worde; zie hier het voorschrift. | |
Recept voor de Rasernye.‘Men moet in de Maand July Roode MyrheGa naar voetnoot(*) vergaderen, en dezelve droogen tusschen de twee Vrouwedagen. Wanneer men een drank wil gereed maaken, moet men een handvol of twee of drie, na dat men voor veele menschen of beesten van noden heeft, van voorsz. Myrhe kort snyden, en doen die in een nieuwe aarden pot, en giete op yder handvol een mengel eigen gebrouwen bier, hoe ouder hoe beter, en laat het zelve tot op de helft verkooken, of tot het zelve een schraalheid in den mond geeft. Een Mansperzoon van 20 jaar, of gepasseerd, neemt 20 lepels, minder jaaren minder lepels; een Vrouwsperzoon van 18 jaar 18 lepels, minder jaaren minder lepels, voor yder jaar een lepel minderGa naar voetnoot(†). Een volwassen beest 20 lepels, een beest van 4 jaar 16 lepels, van 3 jaar 12, | |
[pagina 259]
| |
van 2 jaar 8, van 1 jaar 4 lepels. Een Zog of Varken van 2 jaar 8, van 1 jaar 4 lepels. Een Windhond of Bandhond 12 lepels, een Spion of Brak 7 of 8 lepels. Een Paard 26 lepels. Als men de Myrhe gekookt heeft, moet men dezelve doorwringen, dan doet men voor yder mensch voor 2 st. Veneetse Driakel daar in, ook voor yder Paard of beest, voor een Kind na het oordeel, een Schaap of Hond na advenant; men moet de wond met een eiken spaan open krabben, dat ze bloedt, en dézelve met die gekookte Myrhe wryven; die het zelve doet, moet het zelve ook inneemen; welke alrede met de Ziekte behebt zyn, moeten dubbel inneemen. Het mensch, dat gebeeten is, moet zig ten eersten van Linnen verschoonen, en zyn Kleederen moeten gewasschen worden; die den drank inneemt, moet daarop twee uuren vasten, en dien dag geen natte spys eeten, dan alleen warm bier en zoete melk; dat men meer dan een drank in de pot heeft, moet men, wanneer men de beesten wil ingeeven, 2 à 3 lepels in een hoorntje doen, en dan den drank weder omroeren, want anders zou het sterke na onder zakken; zo men iets mogt storten, dat de beesten het getal niet inkreegen, zal men, na 't oordeel, zo veel daar weer by doen als 'er gestort is; die geene, die het beest wat ingeeft, zal een Neusdoek voor mond en neus houden, anders zou hy ook moeten inneemen, en die het beest vasthoud, zal Handschoenen aandoen, op dat hy hem voor krabben bewaare. Men moet yder drank afmeeten, en doen de Veneetse Driakel daar in, de grootte van een groote erwt, of kleine boon, en dezelve te deeg laaten smelten, en de wonden, als men die wel heeft uitgewasschen, een linnen doek omdoen, die in den drank gedoopt is; de lepel, waar mede de drank gemeeten word, moet een 2 stuivers tinnen lepel wezen, het beddegoed moet ook gelugt worden; een klein schoothondje neemt 2 à 3 lepels vol; de mensch moet nugteren wezen, zonder iets gegeeten te hebben; op yder handvol is het een mengelen of vles bier, daar het in gekookt word; een kind voor yder jaar oud 1 lepel vol.’ Zie daar het eigen handschrift, na het welk ik weet dat meer dan eens goede proeven genomen zynGa naar voetnoot(§), - | |
[pagina 260]
| |
verscheide aanmerkingen kunnen 'er op gemaakt worden; ik heb ze zelfs 'er op gemaakt; - maar wat zeggen eenige vlakken of kleine fouten, op een schoon schilderstuk! Gelukkig zal ik my rekenen, dat myn oogmerk bereikt worde; myn tyd zal ik beklaagen, indien goud-dorst hier haar oogmerk bereikt. |
|