| |
Zamenspraak tusschen Tasso en Voltaire.
(Uit het Fransch van den Heere de la dixmerie.)
Wy zyn beiden de Roem van ons Vaderland geweest, en
beiden door 't zelve vervolgd.
Milton hadt min reden om zich te beklaagen: men liet hem
van honger sterven; maar men liet hem vry.
Ik heb langen tyd 't zelfde geluk tot denzelfden prys genooten.
Eindelyk riep een Prins van Italie my ten zynen Hove,
hy schonk my groote Eerbetooningen, en was nog kwistiger in
beloften. Ik hield hem voor myn Vriend, ik was de zyne.
Doch welhaast zette de magtigste Vriend den zwaksten in eene
De Gevangenis en het Paleis staan altoos naby elkander.
Men sloot my in die der Gekken. 't Is waar, ik was verliefd.
Werd gy weder bemind? De Liefde is geene dwaasheid, dan
wanneer dezelve niet wordt beantwoordt.
Ik zal u niet zeggen of ik gelukkig was; dit hangt nog in
geschil: en voor 't algemeen en zelfs voor mynen Mededinger,
Ik zag my met ketenen belaaden, op enkel vermoeden. Men
mag vrylyk gelooven, dat, door alle tyden heen, de Overbrengers
ten Hove voor onfeilbaare Regters gehouden worden.
Hoe veel leeds deed men my aan? Ik woonde in het Ge-
| |
| |
vangenhuis der Gekken, en dagt 'er met de daad een te worden.
Wat voerde gy in 't uwe uit?
Ik maakte een Heldendicht.
Eene Gevangenis is een jammerhartige Parnas. Homerus, zegt
men, maakte zyne Verzen in een Spelonk: maar hy hadt 'er
Gy weet, denk ik, den uitslag myner onderneemingen. Myn
Held verdiende wel bezongen te worden! Aan hem ontbrak
alleen dat hy geen tien of twaalf Eeuwen eerder gebooren was,
en geoorlogd hadt in een Land vol wonderen.
Ja, hendrik de IV was te hedendaagsch. Wy hebben Gebeurtenissen
en Menschen noodig, die wy, naar ons welgevallen,
kunnen schilderen en hervormen.
Wy moeten ook Leezers hebben, gelyk Italie u aanboodt.
Men hadt my, in voorraad, gezegd: De Franschen zyn niet voor
't Heldendicht geschikt. Doorgaans zong ik op een zo verheven
toon als gy, zomtyds hooger; maar myn Dichtstuk kon nog in
belangrykheid, noch in verscheidenheid, noch in rykdom, het
uwe evenaaren. Ik kon geen clorinda, geen herminea, en
nog veel min eene armida plaatzen. Ik had niets dan de Rede
ten mynen dienste, en de Toverkonst stondt u ter hulpe.
Ik bemerk, dat my een gelukkiger lot ten deele viel, ik kon
myne Helden scheppen; gy moest de uwe schilderen.
Onze Jaarboeken booden my ook onderwerpen aan, oud genoeg,
om, naar eigene opvattinge, behandeld te worden; doch
uw Volk laat zich door 't geen het oor behaagt vangen; het
Fransche Volk bestaat uit gekken, die vorderen dat hunne Schryvers
wys zyn. Men staat den Romanschryver toe dat hy dartele,
en de ongelooflykste verdichtzels op elkander stapele; de Heldendichter,
(ten minsten hy die deezen tytel verdient) vindt zich
meer bedwongen. Waarom? De een schryft om te vermaaken,
en men veronderstelt dat de ander ernstig spreekt. Ik heb, zo
goed als een ander, weeten te boerten. En gy ziet onder ginschen
lommer ariosto, die van dit stuk genoegzaame bewyzen oplevert.
Die leezing schynt hem te vervrolyken: misschie nzou ze hem
bedroeven, als hy nog de wereld, door ons verlaaten, bewoonde.
Een der grootste voorregten, welke ons de Eilseesche Velden
| |
| |
opleveren, is, dat wy schootvry zyn voor de jalousy die wy over
ons zelven kunnen voelen, en die welke anderen ons inboezemen.
Ik heb de eerste weinig gekend; maar ben langen tyd het slachtoffer
Dit is een groot ongeluk voor uwe Benyders en uwe Vervolgers
van allerlei soort; men zal zien wie zy waren, door te zien
Dit voorbeeld, indien gy my niet vleit, moest voor alle Menschen
dienen, ten minsten voor de zodanigen, aan welken het
geluk het kwaadaartig vermogen om te verdrukken ontnomen
heeft, en dezulken, die, zonder deeze droeve bekwaamheid te
hebben, het misdaadig oogmerk koesteren.
Ik zal u myn geheim mededeelen. Groote Lettervervolgingen
vernederen niet: het ontbreekt nimmer aan middelen om ons
gelyk te stellen met die ons vervolgen, en dit is zomtyds hun
maar al te veel eers aandoen. Doch oogt gy niet op een Duisterling,
die een schimpend vers tegen u uitwierp?
Als dan wil zodanig een zich aan onze zyde zetten, en dit is
het welk tot onze vernedering strekt: het beste zou weezen zich
te gelaaten als of men het niet bemerkte.
Ik bezat die maate van geduld niet. Ik gaf slag voor slag weder,
en zomtyds heb ik myn tegenstander met weinige en korte
regels geheel te neder geworpen.
Dewyl zyn leeven zo zwak was, waarom liet gy hem dan
niet van zelve sterven? Hercules schiep geen vermaak in Vlinders
Men lag my ten laste, dat ik, gelyk gy, het gewaagd hadt,
de hand aan te veel onderscheide soorten van verzen te slaan.
Ondertusschen heb ik, nimmer, de hoogte van een Opera-Comique
Ik denk ook dat gy even min ooit een Amintas gemaakt hebt.
En gy geen Zaïre! - Myne Werken waren genoegzaam
om tien onderscheidene Schryvers, tien onderscheidene soorten
van Letterroem te bezorgen, en ik heb den mynen nooit in
Ik had myn Heldendicht vervaardigd, en de Hertog van Fer-
| |
| |
rare gaf voor dat ik gek was. Eindelyk zou ik, dank heb de
Smaak en de Zorge van Paus clemens den VII, op het Capitool
gekroond zyn geworden. Ik stierf op den avond vóór myn
Ik was gelukkiger dan gy; men kroonde my op het Tooneel
myns Volks, acht dagen voor myn dood.
Ik heb u eene vraag voor te stellen.
Indien het u vry stondt weder op de wereld te verschynen,
en uwen loop te hervatten, waarop zoudt gy u toeleggen?
Buiten twyfel zou ik 't zelfde doen, 't geen ik nu gedaan
heb, uitgenomen, dat ik zorg zou draagen, om niet teffens
Dichter, Geschiedschryver en Hoveling te willen zyn. De Mensch,
dien het Vernuft de pen in de hand geeft, kan het Heelal vergeeten,
zonder te vreezen dat hy zal vergeeten worden Hy
schept behaagen in de Wereld te onderwyzen en te troosten,
en ontvliet dezelve menigmaal tot zyn eigen gemak.
Zodanig een rol op de Wereld slaagt beter dan eene andere
Ik zou ondertusschen twyfelen, of godefried de bouillon zyn
naam voor den mynen zou willen ruilen.
Bewaar den uwen, myn doorlugtige Meester, 't Zal altoos
gemaklyker vallen, Jerusalem te verlossen, dan een Jerusalem
|
|