Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver het zetten der Scheepsplanken, en verscheide andere byzonderheden, tot de Zeevaart betrekkelyk.De boorden der Schepen zouden, myns bedunkens, veel beter zyn, indien de Huidplanken, in stede van | |
[pagina 231]
| |
horizontaal op elkander gezet te zyn, slegts de helft van de breedte hadden, en op een gevoegd waren, als in Fig. 23 wordt afgebeeld: de kosten zouden, naar myn begrip, niet veel grooter, en het Schip sterker en beter verbonden, weezen. Men moet zich niet alleen op de sterkte, en daar uit volgende veiligheid, van het Schip zelve toeleggen; maar ook zyn gedagten bepaald vestigen op de behoudenis der Scheepslieden, een braaf en belangryk geslacht, wier bewaaring van het uiterste gewigt is. Men kan, overzulks, niet te veel overweegen, en daadlyk naavolgen, wat Capitein cook met zulk een gelukkigen uitslag, op zyne Reizen rondsom de Wereld, heeft te werk gesteld. Hier van ontmoeten wy eene volledige beschryving, in 't Vertoog van wylen den Ridder pringle, gehouden in de Koninglyke Societeit te Londen, wanneer hy dien beroemden Zeeman den dubbel verdienden Eerpenning overleverde. Ik heb met zeer veel genoegen gezien, dat hy, op zyne derde Reize, myne voorgestelde wyze, om Meel, Brood, enz., voor vogtigheid en andere nadeelen te bewaaren, met een goeden uitslag beproefd heeft: men vondt dien voorraad droog en in goeden staat, schoon dezelve vier jaaren op Zee geweest was. Deeze handelwyze is beschreeven in de vyfde Engelsche Uitgave myner Werken, p. 452. In 't zelfde Werk heb ik, p. 469, 470, een middel voorgesteld, om den dorst te lessen, wanneer vers water ontbreekt, een middel, naderhand met veel geluks beproefd. Gelukkig, konden wy op dezelfde wyze den honger stillen, wanneer de leevensvoorraad ontbreekt. Misschien zal men met den tyd bevinden, dat zulks niet volstrekt onmogelyk is. Ondertusschen zou men den Scheepsvoorraad kunnen vermeerderen met voortbrengzelen van het groeiend Ryk; met Aardappelen en Wortelen, in stukken gesneeden, en op de oven gedroogd. Schoon de Zeelieden doorgaans zeer bekwaam zyn, om redmiddelen te vinden in de rampen, welke hun overkomen, hoop ik, dat zy my zullen toestaan, twee of drie hier mede te deelen, met welke zy hun voordeel kunnen doen. - Indien zy, by voorbeeld, na een schipbreuk, of by eene andere gelegenheid, zich in een boot bevinden, en een Kompas ontbreeken, zal een fyne naald, in een kom op 't water gelegd, hun over 't algemeen het Noorden aanwyzen; de meeste zyn zeilsteenkragtig, of kunnen het worden, met ze sterk te wryven of te slaan. | |
[pagina 232]
| |
Ingevalle hun Naald te dik is, kunnen zy die doen dryven op een stukje hout of kurk. Een Mensch, die het zwemmen verstaat, kan, wanneer hy een verre weg hebbe af te leggen, zeer veel diensts erlangen van zyn zakdoek, door middel van twee stokjes, aan de punten vastgemaakt, en dus in een Vlieger hervormd: deeze in de lugt opsteekende, en zich op den rug keerende, zal hem, als de wind lustig opblaast, gemaklyk voortvoeren. Wanneer men kragt noodig heeft, om zwaare lichaamen te beweegen, en geen Volk of Werktuigen bezit, zal een lang en sterk touw ten middel kunnen dienen, om veel kragts te oefenen. Veronderstel, by voorbeeld, dat men een Schuit op 't land, of op 't strand, buiten den slag des waters, wilde brengen: dan slaa men eerst een paal, ter plaatze waar men de Schuit wil hebben, en een anderen op eenigen afstand. Aan deeze laatste maake men het touw vast, van de Schuit afkomende: vervolgens stelle men zyne beweegkragt te werk, op 't midden van dat touw, zo dat men het in een rechten hoek voorttrekt, hier door zal men de werking vermeerderen, in evenredigheid van de geheele langte des touws, tusschen de gezette paalen, tot den tusschenstand der paalen zelve. Het touw, aan de paal A (Fig. 24.) vastgemaakt: en in de richting CD getrokken, zal over de paal B heen loopen, en wanneer het gehaald is tot in de gedaante van den Driehoek ADB, door de gestippelde punten aangeweezen, zal de Schuit zich by B bevinden. Eenige Zeevaarenden zullen misschien denken, dat de Schryver zeer vergeefsche moeite genomen heeft, met hun raad te geeven: want zy hebben doorgaans een wederzin, om raad te ontvangen van lieden die niet van hun beroep zyn; zy zien ze aan als onkundigen, en overzulks buiten staat om hun iets te zeggen, 't welk opmerking verdient. Ondertusschen gaat het vast, dat het meerendeel der Werktuigen, waar van zy, met zo veel voordeels, gebruik maaken, uitgevonden zyn door t' huisblyvers; althans kan men niet ontkennen, dat het eerste Schip of Vaartuig, waar van men zich bediende om op het water voort te komen, van een Landbewooner kwam. Wat hier van ook zyn moge, ik zal 'er nog 't een en ander byvoegen, geschikt voor lieden, die voorhebben eene Reis van eenen aanmerkelyken duur op Zee af te leggen. | |
[pagina 233]
| |
Over de voorzorgen, welke men moet noemen, als men zich gereed maakt om een Tocht ter Zee te doen.Wanneer men ten oogmerke heeft een verren Tocht af te leggen, is 'er niets beter dan zulks, zo veel mogelyk, geheim te houden, tot den tyd des vertreks zelve. Verzuimt men dit, men vindt zich onophoudelyk belet en belemmerd, door de bezoeken zyner Vrienden en Kennissen, die niet alleen den kostlyken tyd ontsteelen, maar ook veele dingen doen vergeeten: derwyze, dat men, aan boord gegaan, en op Zee, zich, met veel hartzeer, eene menigte van zaaken herinnere, die onafgedaan en onvereffend gelaaten, of vergeeten zyn mede te voeren, en waar aan 't op Reis ontbreekt. Zou het niet ten hoogsten nuttig weezen, zulk een gebruik af te schaffen, en een Reiziger tyd te laaten, om zich bedaard toe te rusten, zonder stoorenis, op dat hy, alles bezorgd hebbende, eenige dagen konne neemen om zynen Vrienden vaarwel te zeggen: het aan hun overlaatende, om by de wederkomst, op hunne beurt, hem desgelyks geluk te wenschen? Men is niet altoos meester, om een Capitein naar welgevallen uit te kiezen, schoon een groot gedeelte van 't genoegen, en 't wel hebben op den overtocht, van die keuze afhangt, en men, voor een geruimen tyd, tot zyn gezelschap bepaald, en in zeker voege van hem afhanglyk is. Zo de Capitein een gezellig, verstandig, heusch en verpligtend Man is, men is 'er gelukkig aan. Ook ontmoet men ze van dien stempel, schoon zeldzaam. Indien ondertusschen de Capitein, die u ten deele valt, niet tot dat getal behoore, doch bekwaam, oplettend, zorgvuldig en handig is in het Scheepsbestuur, dan moet men de rest over 't hoofd zien: want dit zyn de weezenlykste en onontbeerelyke vereischten. Hoe veel regt gy ook moogt hebben, ingevolge van de overeenkomst, met hem getroffen, op den Leeftogt, voor de Passagiers medegenomen, is het altoos goed, wat voor zich zelven te hebben, om 'er, by gelegenheid, zich van te bedienen. Onder 't benoodigste zou ik rekenen goed water, het scheepswater is menigmaal slegt; doch men moet het in viessen doen, anders kan men zich niet belooven het goed te zullen honden, - goede Thee, gemaalen Koffy, - Chokolaade, - Wyn, welke best naar uw smaak is, en Cider, - drooge Ro- | |
[pagina 234]
| |
synen, - Amandelen, - Zuiker, -Citroenen, - Liqueurs van Jamaica, - Eijeren in olie gelegd, - Koekjes Bouillon, - Tweebak. - Wat Vogels betreft, 't is bykans nutloos dezelve te hebben, of men moet ze zelfs oppassen, en voor het vetmesten zorgen. De weinige oplettenheid, welke men aan boord op dezelve neemt, brengt te wege dat ze bykans altoos ziek zyn, en het vleesch zo hard als leder is. Alle Zeevaarenden bykans hebben een begrip, waar toe de benoodigdheid van water zeker gelegenheid gegeeven, en hun tot spaarzaamheid in 't zelve aangezet heeft, naamlyk, dat het Gevogelte niet weet wanneer het genoeg gedronken heeft, en dat, wanneer men het, naar welgevallen, uit de ruimte te drinken geeft, het door overmaat van drinken sterft. Men zet deezen schepzelen, derhalven, om den anderen dag, water voor, en niet te veel: doch, dewyl men dit water giet in hangende kookers, waar door het altoos in de diepte loopt, gebeurt het, dat de Vogels op elkander moeten klimmen, om 'er by te komen, en het dan nog nauwlyks zo verre kunnen bereiken, dat zy den bek nat maaken. In deezer voege by aanhoudenheid gemarteld, en door dorst smagtende, kunnen zy het drooge voedzel niet verteeren, ze worden ziek en sterven. Alle morgens bykans moeten 'er over boord geworpen worden, terwyl die voor de tafel overblyven nauwlyks eetbaar zyn. Om dit ongemak te voorkomen, moest men de drinkbakken der Vogelen in kleine verdeelingen afscheiden, zo dat elk by 't water kan komen, gelyk in Fig. 25 is afgebeeld. Maar men doet het nimmer. Schaapen- en Varkensvleesch is, derhalven, het beste versche vleesch, 't welk men op Zee kan hebben; het Schaapenvleesch is doorgaans goed, het Varkensvleesch uitsteekend. Het kan gebeuren, dat veel van den voorraad, door ons als medeneemens waardig aangepreezen, bykans nutloos worde, door de zorge van den Capitein voor dat alles gedraagen: doch als dan kan men 'er over beschikken, ten behoeve der minvermogende Reisgenooten, die minder gelds betaalen, by de Matroozen gehuisvest zyn, en geen aanspraak hebben op de Kajuitstafel; maar zich met Scheepskost moeten behelpen. Deeze lieden zyn dikwyls neerslagtig, bedroefd, en ziek; men treft 'er ook Vrouwen en Kinderen onder aan, die het dikwyls aan vermogen ontbreekt, om zich die versnaaperingen te bezorgen, | |
[pagina 235]
| |
welke zy menigmaal behoeven. Hun een gedeelte van uwen overvloed toereikende, kunt gy hun van uitsteekenden dienst zyn, hunne gezondheid, en dikwyls hun leeven, behouden; eindelyk tot hun geluk medewerken, een altoos gevoelig vermaak voor aandoenlyke harten. Het allerslegtst, 't welk men op de Schepen heeft, is de Keuken. Men vindt 'er, eigenlyk gesprooken, geen Koks daar toe opgeleid: men kiest doorgaans een der Matroozen, en wel van de geringsten, om dit werk te verrigten, die veelal het zo jammerlyk uitvoert, dat het onder de Engelsche Zeelieden een spreekwoord geworden is, God geeft de Spyze; maar de Duivel de Koks. Dan, lieden, die zich gezonder denkbeelden van de Voorzienigheid vormen, en gelooven dat dezelve alles altoos ten beste schikt, zullen hier over anders oordeelen, en zeggen, dat de Voorzienigheid, weetende hoe de Zeelugt en de Beweeging, die men heeft door de beweeging van het Schip, de Eetgraagte opwakkeren, de slegte Koks gegeeven heeft, om het te veel eeten te voorkomen; of dat zy, weetende, hoe men daar slegte Koks zal aantreffen, den Zeelieden een sterken Eetenstrek verleend heeft, op dat zy niet van honger zouden sterven. Ondertusschen kunt gy, dit daar laatende, u bedienen van een Lamp of Komvoir, met Voorloop, om voor u zelven eenige spys te bereiden, als Gehakt, Soup, enz. 't Zal ook niet ondienstig weezen, onder uw medegenomen voorraad, Potpasteijen en dergelyke te hebben, die, wel toebereid, een zeer langen tyd kunnen goed blyven. Een kleine blikken Oven, met het openeinde na het Keukenvuur gesteld, kan zeer te stade komen: een Knegt kan daar een stuk Schaapen- of Varkensvleesch braaden. Voelt gy u zomtyds opgewekt, om van 't gezoute Ossenvleesch te eeten, 't welk zeer goed kan weezen, gy zult Cider den besten drank vinden, om uw dorst, door dat gezoute vleesch verwekt, te lesschen, en ook dit zelfde ervaaren, als gy met Zoutevisch uw maaltyd doet. De Scheepsbeschuit is dikwyls te hard voor de tanden van veelen, en men verzagt ze door weeken; maar Tweebak, ter medeneeming aangeraaden, is veel beter: wel gereezen, doorgesneeden, en tweemaal gebakken, drinkt dezelve het vogt veel vaardiger in, wordt van zelve zagt; verteert zeer gemaklyk, en levert, gevolglyk, een voedzel uit, dat zeer heerlyk en beter is dan de Scheepsbeschuit. - De Boonen kooken menigmaal slegt, en worden niet week: ik heb | |
[pagina 236]
| |
het van veel diensts gevonden, dat men een yzeren kogel van twee ponden in de ketel deed; het schokken van het Schip maakt, door middel van dien kogel, van de Boonen eene soort van soup, zo fyn als mostaard. Menigmaal heb ik op Zee gezien, dat de Soup, in groote schotels op tafel gezet, door de beweegingen van het Schip, aan alle kanten overstort, dit heeft my dikwyls doen wenschen, dat onze Tinnegieters de Soupschotels met afdeelingen maakten, kleiner schoteltjes vormende, om de Soup voor een enkel persoon te bevatten, omtrent gelyk by Fig. 26 is afgebeeld. Door deeze schikking zal de Soup, by eene meer dan gewoone slingering van het Schip, 'er niet uit storten; en daarenboven men niet genoodzaakt weezen dezelve zo heet in te flingeren, als nu maar te veel gebeurt: zy zal in de afdeelingen blyven, gelyk Fig. 27 uitwyst. | |
Algemeene Bedenkingen over de Zeevaart.Wanneer de Zeevaart zich alleen bezig houdt met de Leevensmiddelen, en Noodwendigheden, van de eerste soort, over te voeren uit Landen, waar dezelve in overvloed gevonden worden, na Gewesten, des gebrek hebbende, wanneer zy daar door Hongersnooden, die zo veelvuldig, en den Menschdomme zo deerlyk waren, vóór de uitvinding en het algemeen worden der Zeevaart, kon men niet nalaaten dezelve aan te merken, als eene der Kunsten, die zeer veel tot het Geluk des menschdoms toebragt. Maar, wanneer men zich van de Zeevaart bedient, om nutlooze zaaken, of die alleen tot voedzel van Weelde strekken, over te brengen, wordt het zeer betwistbaar, of de voordeden, daar uit ontstaande, de nadeelen, daar door voortgebragt, kunnen opweegen; het leeven eener zo groote menigte van Menschen op den Oceaan in gevaar stellende. - En, wanneer men de Zeevaart ten middel gebruikt van Zeerooveryen, en ten Slaavenhandel, is het allerblykbaarst een gruwzaamst middel, om de rampen des Menschdoms te vermeerderen. Men staat versteld over de menigte van Schepen en Menschen, gebruikt, om Thee uit China, Koffy uit Arabie, Zuiker en Tabak uit America, te haalen. Alle zaaken, die onze Voorvaders zo wel konden missen. De Zuikerhandel alleen vordert by de duizend Schepen, en | |
[pagina 237]
| |
de Tabakshandel omtrent een dergelyk getal. Wat de nutheid van de Tabak aanbelangt, hier voor, geloof ik, is weinig te zeggen: en wat die van de Zuiker betreft, hoe veel beter zou het niet weezen, het kortstondig genoegen, 't welk wy smaaken, in dezelve tweemaalen by onze Thee te gebruiken, op te offeren, dan de ontelbaare wreedheden, welke men alle dagen te werk stelt, om ze ons te verschaffen, aan te moedigen? Een beroemd Fransch Zedekundige heeft gezegt, dat, wanneer hy in aanmerking nam de Oorlogen, welke wy in Africa aanstooken, om Negers te krygen, het groot getal der geenen, die in deeze Oorlogen sneuvelen, de menigte dier ongelukkigen, die, in 't overvoeren, door ziekte, besmette lugt, en slegt voedzel, sterven, en hoe veelen 'er omkomen door de harde behandeling, welke zy in slaafschen dienst ondergaan moeten, - dat hy zich niet kon wederhouden van, een stuk Zuiker ziende, 't zelve aan te zien als besmet met plekken menschenbloed. - Maar, indien hy 'er by gevoegd hadt de bedenking van de Oorlogen, welke wy voeren, om de Eilanden, die deeze Koopwaar opleveren, te neemen, te herneemen, de Vlooten en de Legers, die op deeze Zeetochten omkomen, dan zou hy die Zuikerklomp niet aangezien hebben als enkel met vlekken van menschenbloed bemorst, maar als daar mede geheel en al doortrokken. 't Zyn die Oorlogen, welke maaken, dat de Zeemogenheden van Europa, de Inwoonders van Parys en Londen, de Zuiker veel duurder betaalen dan die van Weenen, schoon de laatstgemelden omtrent drie honderd mylen van Zee afleggen. In de daad, een Pond Zuiker kost den eerstgenoemden niet alleen den Inkoopprys; maar ook de geweldige sommen, welke zy betaalen in het opbrengen der noodzaaklyke Belastingen, om de Vlooten en de Legermagten te onderhouden, gebruikt tot het verdeedigen en bewaaren der Eilanden, ryk in dit voortbrengzel. |
|