Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNatuurlyke historie van den Fregat-Vogel.(Volgens den Heer de buffon.)
De Fregat-Vogel, door de Engelschen Fregate Bird, door die van Jamaica Man of War Bird, door de Franschen Fregate, door de Spaanschen Rabihoreado, door de Portugeesen Raboforcado, op de Societeit Eilanden Otta'ha, op Brasil Caripira, geheeten. De naam, door de Engelschen, Franschen en Hollanderen, aan deezen Vogel gegeeven, is ontleend van de snelst zeilende der Schepen dier Volken, en voegt zeer wel aan een Vogel, die sneller en bestendiger dan eenige andere op Zee vliegt. Van alle gevleugelde Zeebewooners is de Fregat-Vogel de stoutste, de sterkste en verste vlieger: dryvende op wieken van eene verbaazende lengte, houdt hy zich in de lugt op, zonder eene merkbaare beweeging: deeze Vogel schynt vreedzaam in de stille lugt te zwemmen, om het oogenblik af te wagten, dat hy, met de snelheid van een pyl uit een boog, op zyn prooi aanvalt: en wanneer de lugt door onweersbuien woest en wild is, verheft zich de Fregat-Vogel, ligt als de wind, tot in de wolken, zoekt een bedaarder lugtgewest op, boven het ongestuime heen snellende. Hy ryst in alle rigtingen, zo in de hoogte als in de uitgestrektheid, en vliegt veele honderd mylen verre. Labat schryft, ‘'Er is geen Vogel, die hooger, langer, gemaklyker vliegt, of zich verder van 't Land verwydert, dan de Fregat-Vogel. Men vindt hem midden in Zee, tusschen de drie- en vierhonderd mylen van 't Land, dit duidt in dien Vogel eene verbaazende kragt en verwonderlyke ligtheid aan: want men hebbe zich niet te verbeelden, dat hy op 't water rust, gelyk de Water-Vogel; waagde hy dit éénmaal, hy zou moeten omkomen: want, behalven dat hy geene Pooten heeft, | |
[pagina 215]
| |
tot zwemmen geschikt, zyn zyne Wieken zo groot, en hebben eene zo groote uitgestrektheid noodig, om uitgeslaagen te kunnen worden, tot het neemen van de noodige beweeging, om zich op te beuren, dat hy niets doen zou dan vrugtloos het water slaan, indien hy op 't zelve was nedergestreeken: hier uit mag men besluiten, dat, als men den Fregat-Vogel drie- of vierhonderd mylen van 't Land af vindt, zy zeven- of achthonderd mylen moeten vliegen, eer zy weder kunnen rustenGa naar voetnoot(*).’ Is de dag niet lang genoeg, om deeze verre tochten af te leggen, de Fregat- egel zet de reis voort in den nagt, en houdt zich in Zee niet op, dan ter plaatze van overvloedige vangst. Ten bewyze van dit vliegen des nagts, dienen de getuigenissen der Zeevaarenden, die ze 's avonds gezien, 's nagts omtrent het Schip gehoord, en 's morgens ontdekt, hebbenGa naar voetnoot(†). De Visschen, die by benden aan de oppervlakte der Zee zwemmen, als de Vliegende Visschen, begeeven zich in menigte na boven, en stygen in de lugt, om de vyanden, die hun in Zee belaagen en vervolgen, te ontgaan; doch zy vliegen daar door de Fregat-Vogels in den mond, die 'er sterk op aazen. Zy zien zeer van verre de plaatzen, waar die Vischschoolen zwemmen, welke zomwylen zo zeer opeengepakt zyn, dat ze het water als doen kooken, en de oppervlakte der Zee doen schuimen. De Fregat-Vogels stryken dan uit het hooge lugtgewelf, door hun besteegen, neder, en rigten de vlugt in dier voege in, dat ze langs het water scheeren, zonder 't zelve aan te raaken; in het overvliegen vatten ze, met den bek, de klaauwen, en zomtyds met beide teffens, hun prooy, naar dat dezelve hun voorkomt, of by de oppervlakte des waters zwemmende, of zich daar boven verheffende. 't Is niet dan tusschen de Keerkringen, of daar omtrent, dat men, naar het zamenstemmend getuigenis veeler Zeevaarenden, de Fregat-Vogels aantreft in de Zeeën der beide Werelddeelen. De Fregat-Vogel oefent, in de verzengde Lugtstreek, eene soort van heerschappy, en dwingt veele Vogels, bovenal de Gekken, om hem ten voorraadbezorger te dienen; deezen met een slag van de vleugel, of een pik met den bek, dwingende, om de in- | |
[pagina 216]
| |
gezwolgen visch uit te braaken, dien opvangende, eer dezelve op den grond nedervalt. Deeze vyandlykheden, die den Zeevaarenden zomtyds een aartig schouwspel opleverenGa naar voetnoot(§), doen hem den naam van Guerrier, of Krygsman, krygen; hy verdient denzelven in meer dan één opzigt; zyne stoutheid braveert zelf den Mensch. ‘Op het Eiland l'Ascension aan Land stappende,’ zegt de Burggraaf de querhoënt, ‘vonden wy ons omringd door eene vlugt Fregat-Vogelen, ik sloeg 'er een ter aarde, die my een visch, welken ik in de hand hield, wilde ontweldigen; ten zelfden tyde vloogen 'er veele eenige voeten boven een ketel, waar in vleesch gekookt werd, om 'er hetzelve uit te haalen, schoon een gedeelte des Scheepsvolks 'er om heen stondt.’ Deeze verregaande stoutmoedigheid van den Fregat-Vogel steunt zo wel op de kragt zyner wapenen, als op de snelheid van zyn vlugt en vraatagtigheid. Hy is in de daad, tot den kryg toegerust, door zyne scherpe Klaauwen, door zyn Bek, met een scherpen haak voorzien; door zyn korte en sterke Pooten, met vederen bedekt als die der Roofvogelen, door zyn snelle Vlugt en verreziend Oog; alle deeze hoedanigheden schynen hem eenige overeenkomst te geeven met den Arend, en tot een Dwingeland te vormen in de lugt, boven de wateren der Zee: dan, voor het overige, heeft de Fregat-Vogel in zyn maakzel veel meer van de Water-Vogelen, en, schoon men hem bykans nooit ziet zwemmen, zyn de vier Vingeren zyner Pooten door een getand vlies aan een verbonden, en komt hy, door deeze zamenvoeging van alle de Vingeren, naby aan de Kormorans, de Gekken, en de Pelikaanen, die als volslaage Palmpooten moeten worden aangemerkt: daarenboven is de Bek van den Fregat-Vogel zeer geschikt tot het vatten van den prooi, daar dezelve eindigt in een scherpe en omgebooge punt, nogthans verschilt deeze Bek met de daad van den Bek der Laudroofvogelen: dewyl dezelve zeer lang is, en een weinig hol in het bovenste gedeelte, en dat de haak, aan 't einde geplaatst, een afgescheiden deel schynt te maaken, als in den Bek der Gekken, naar welken die der Fregat-Vogelen gelykt, door de groeven en het mangel van zigtbaare neusgaten. De Fregat-Vogel is niet veel grooter van lyf dan een Hoen, maar, de vlerken uitgebreid, hebben acht, tien, | |
[pagina 217]
| |
ja zomtyds veertien, voeten vlugts: 't is door middel deezer verbaazende vleugelen, dat hy den gemelden verren weg aflegt, en zich zo diep in Zee begeeft, dat hy menigmaal het éenig voorwerp is, 't welk zich tusschen de lugt en den Oceaan, aan het van eenzelvigheid vermoeide oog des Zeereizigers, aanbiedt. Maar die ontzaglyke langte der Vleugelen belemmert den Krygshaftigen Vogel, en belet den Fregat-Vogel zo wel als den Gek, om, als zy zich hebben nedergezet, de vlugt weder aan te neemen: in zo verre, dat ze, in stede van op te vliegen, zich dikwyls laaten dood slaan. ‘Op Guadeloupe,’ schryft dutertre, ‘ging ik op de jagt der Fregat-Vogelen, wy waren drie of vier Persoonen sterk, en in minder dan twee uuren kreegen wy 'er tusschen de drie- en vierhonderd; wy verrasten de grooten op de takken of in hun nest, en, daar zy met veel moeite opvliegen, hadden wy tyd om hun tusschen de vleugelen met een stok te slaanGa naar voetnoot(‡).’ De Fregal-Vogels verlaaten niet dan noode hunne eijeren, en zy laaten zich, daar op zittende, met een stok afmaaken; de Heer de la borde was hier van meer dan eens ooggetuigen, en aan die slachting handdaadig geweestGa naar voetnoot(**). - Een punt van een rots, de kant van een boom, heeft de Fregat-Vogel noodig om de vlugt op te neemen, en dan nog geschiedt het met moeite. Men mag zelfs gelooven, dat alle Vogels met gepalmde Pooten, die roesten, zulks niet doen dan om te gemaklyker op te vliegen: want deeze gewoonte strydt met het maakzel hunner Pooten, en 't is de vervaarlyke langte hunner Vleugelen, welke hun noodzaakt niet te gaan zitten dan op verheeven punten, van waar zy die vleugels in volle werking kunnen brengen. Overzulks begeeven zich de Fregat-Vogels doorgaans na, en onthouden zich op, hooge rotzen, of met hout begroeide Eilanden, om daar te rusten en te nestelen. Dampier merkt op, dat zy de nesten vervaardigen in de boomen, op eenzaame Eilanden, digt aan ZeeGa naar voetnoot(††). Zy leggen niet meer dan één of twee eijeren; deeze zyn wit, eenigzins vleeschkleurig, met kleine hoogroode stipjes: de Jongen zyn in 't eerst bedekt met een bleek graauw dons: de | |
[pagina 218]
| |
Pooten zyn van dezelfde kleur, en de Bek bykans wit, volgens de waarneeming van den Burggraaf de querhoënt, op het Eiland l'Ascension: vervolgens verandert de kleur van den Bek, en wordt rood of zwart, en blaauwagtig in 't midden, de kleurverandering heeft ook plaats omtrent de Vingeren: de Kop is vry klein, en plat van boven; de Oogen zyn groot, zwart, helder, en omringd met een blaauwagtige huidGa naar voetnoot(§§). Het bejaarde Mannetje heeft aan den hals een groot vleezig vlies, van eene heldere roode kleur, meer of min opgezet, of afhangende: niemand heeft die deelen nauwkeurig beschreeven; doch, indien geene dan de Mannetjes met dit vlies voorzien zyn, kan het wel eenige overeenkomst hebben met de lellen van den Kalkoenschen Haan, die zich opzetten en rooder worden in den paartyd, en wanneer de Vogel in drift ontstooken wordt. Op Zee kent men de Fregat-Vogels van verre, niet alleen aan de overmaatige langte der Vleugelen; maar ook aan den diep gevorkten Staart, van welken de Portugeezen den naam van Rabo Forcado ontleenen. De geheele Pluimadie is doorgaans zwart, met een blaauwen weerschyn, althans by de Mannetjes: die bruin zyn, gelyk de kleine Fregat-Vogel, by edward's afgebeeld, schynen Jongen, en die een witten buik hebben, Wyfjes te weezen. Onder het groot aantal Fregat-Vogelen, door den Burggraaf de querhoënt, op het Eiland l'Ascension, gezien, die alle van gelyke grootte waren, scheenen eenige geheel zwart, en andere boven op het lyf donker bruin, en allen wit van Kop en Buik; de Halsvederen zyn lang genoeg voor de bewoonderen der Zuidzee Eilanden, om 'er hunne mutzen mede te vercierenGa naar voetnoot(‡‡). Het Vet of de Olie, uit deeze Vogelen gehaald, wordt in beide de Indien in hooge waarde gehouden, en aan 't zelve een groote kragt toegeschreeven, tegen Rheumatike pynen en verdoovingen der LedemaatenGa naar voetnoot(***). - Voor het overige is de Oogkring des Fregat-Vogels, even als die der Gekken, kaal, en heeft hy desgelyks den nagel van den middelvinger van binnen getand; en dus hebben de Fregat-Vogels, schoon gebooren vyanden der Gekken, met dezel- | |
[pagina 219]
| |
ve veele overeenkomsten. Een droevig voorbeeld in de Natuur van eene soort van Weezens, die, gelyk wy, dikwyls hunne grootste vyanden vinden in die hun naast bestaan. |
|