hy hervatte. ‘Myn Zoon, zints lang heb ik u een Gezang beloofd, een Zang, den Deugdzaamen Man ter eere. De uure, tot welke ik 't zelve bewaarde, is, geloof ik, gekomen’.... en hy zong op deezen trant.
‘Wat is het aangenaam Deugdzaam te leeven!
Het leeven des Deugdzaamen Mans loopt zo vreedzaam voort als de bedaarde golfjes van eene waterbeekje, door een grasveld stroomende; gelyk deeze, laat de Deugdzaame overvloed en geluk agter. Gelyk deeze wordt hy begeerd, bemind en betreurd.
Wat is het aangenaam Deugdzaam te leeven!
De Natuur waakt altoos over den Deugdzaamen Man. Zy is by hem als hy gebooren wordt, en geeft hem Ouders, zo wys als teeder, die voor zyne ontluikende kindsheid zorgen, en hem ter deugd vormen. Binnen kort wordt hy groot, gelyk zy. Het eerste gebruik zyner kragten is zyne verzwakkende Ouders te ondersteunen. Hy zou hun gaarne willen wedergeeven wat zy hem verleenden. Dan, welhaast spreekt de Natuur in zyn hart. Hy gevoelt de noodzaaklykheid van eene Wederhelft. Een waardig Voorwerp biedt zich zyner onschuldige begeerten aan. De tederste liefde neemt hem, welhaast, in de zagtste banden gevangen. Eene beminnelyke en talryke Naakomelingschap is de vrugt van eene zo heilige Egtverbintenis. Het geluk hunner Kinderen maakt hun geluk uit. Zy kunnen op eene regtmaatige wedervergelding hoopen. De jaaren vermenigvuldigen: het Deugdzaam Paar kromt zich allengskens onder dien last. Het bezwykt eindelyk, beweend van de hunnen; en over deezen te vrede, sterven zy, gelyk zy geleefd hebben.
Wat is het aangenaam Deugdzaam te leeven!
De Ongelukkigen zegenen den Deugdzaamen Man! Hy wordt door zyne Landgenooten bemind, door den Buitenlander geagt. De streelendste vermaaken verzamelen zich rondsom zyn nederig dak. Vrolyke gesprekken, onschuldige spelen, vullen zyne ledige uuren aan, gieten een saus over zyne maaltyden, en rusten hem toe tot nieuwen arbeid. Tot voltooijing