Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de Middelen, om de Schepen te behoeden voor verscheide toevallen, die derzelver verlies veroorzaaken.'t Is omtrent zeventig jaaren, dat ik bestendig de Nieuwspapieren geleezen heb: weinig jaaren kan ik | |
[pagina 135]
| |
my herinneren, of ik las 'er in, het verhaal van een of meer Schepen, in Zee aangetroffen, met water onder in 't zelve, zonder eenig Man. Ondertusschen leeren die zelfde berigten ons, dat deeze Schepen niet te min behouden gebleeven, ergens in eene Haven binnen gebragt, of, zo zy geene andere Vaartuigen ontmoetten, niet zelden in dien staat op strand gesmeeten zyn. De Manschap, die deeze Schepen verliet, om zich met de Boots te redden, wordt zomtyds ontmoet en behouden door andere Schepen, zomtyds bereiken zy de kust, zomtyds hoort men 'er geen taal of teken van. De zodanigen, die de reden opgeeven, waarom zy hunne Schepen verlaaten hebben, zeggen, in 't algemeen, dat zy groote lekken gekreegen hadden, dat zy, naa lang pompen, het water zagen toeneemen, en, wanhoopende het Schip voor zinken te bewaaren, het besluit namen, om 'er zich van af te begeeven, tot redding van hun leeven. De uitkomst, nogthans, leert, dat deeze vrees niet altoos gegrond was. Ik heb na de oorzaaken onderzogt, welke eene zo schielyke moedopgeeving te wege brengen, en zie hier, welke my de algemeenste voorkwam. Wanneer een Schip een Lek krygt digt by de kiel, komt 'er het water in met al het geweld, ontstaande uit het gewigt der kolom waters van buiten, en die kragt is geëvenredigd aan 't verschil, tusschen de oppervlakte van het water buiten het Schip, en die van het water in 't hol. Te deezer oorzaake komt het eerst met de meeste vaart, en in de grootste hoeveelheid, binnen storten, dan dit neemt af, wanneer het water binnen boord eene grootere hoogte beklommen heeft. Daarenboven is het Schip van onderen nauwst, zo dat dezelfde hoeveelheid van water, in dit nauwer gedeelte komende, veel schielyker aanwast, dan wanneer het eene grootere ruimte ontmoet; dit verschynzel dient om den schrik te vermeerderen. Maar, dewyl het inkomend water allengskens afneemt, naar maate de buiten en binnen oppervlakten meer en meer gelyke hoogte krygen, zullen de pompen, in den beginne niet in staat om het hooger klimmen te beletten, zulks vervolgens zeer wel kunnen weeren, in welk geval de Scheepslieden veilig aan boord zouden hebben kunnen blyven, zonder het leeven in een boot, op den wyden Oceaan, te waagen. Zie Fig. 8. 'Er kunnen andere oorzaaken zyn, onafhangelyk van | |
[pagina 136]
| |
de opgenoemde, welke te wege brengen, dat een Schip, een lek gekreegen hebbende, niet ten gronde gaat. Het water, binnen in 't Schip klimmende, kan op eene hoogte komen, waar 't zelve eene grooter menigte ligte zaaken aantreft, van hout gemaakt, als de kisten, en bovenal ledige vaten, die mede kunnen werken, om het Schip boven te houden, als ze wel vastgemaakt worden, zo dat ze in het binnen komend water niet kunnen dryven. Daarenboven kan de Laading van een Schip bestaan uit verschillende goederen, soortlyk ligter dan water, en die buiten deeze vloeistoffe een meerder gewigt geeven; doch in dezelve, als ze vastgemaakt zyn, dienen, om het Schip voor zinken te behoeden, naar gelange ze soortlyk minder dan water weegen. Men moet niet vergeeten, dat het hol van het grootste Schip zodanig in evenwigt kan liggen met het water, als in Fig. 2, dat eene zeer kleine hoeveelheid waters meer of min kan dienen, om het te doen zinken, of te laaten dryven: wy voegen 'er nog by, dat 'er zekere gedeelten van Scheepsladingen zyn, die, nat wordende, zich allengskens ontbinden als zout en zuiker. - Wat de watervaten betreft, waar van ik zo even gesprooken heb, derzelver aantal moet zeer groot weezen op de Oorlogschepen, waar een talryke Manschap dagelyks eene verbaazende hoeveelheid waters gebruikt; wanneer men het ten regel stelde, die ledige vaten wel te bezorgen, vast te maaken, en op eene voeglyke wyze te schikken, hou ik my ten vollen verzekerd, dat veele Oorlogschepen nu, in 't gevegt, of kort daar naa, gezonken, bewaard zouden gebleeven zyn, met de nu ongelukkig omgekomene Manschap; desgelyks zou men eene menigte hebben kunnen behouden, van die in den laatstgevoerden oorlog in de diepte verzonken, of van welken men zints geen woord vernomen heeft. Dan, spreekende over zinkende Schepen, kan ik niet nalaaten te reppen van eene bouwwyze, by de Chineezen in gebruik, om deezen ramp te voorkomen. Zy verdeelen het benedenste van het Schip in verscheide vakken, vaneen gescheiden door afschutzels, wel waterdigt gemaakt: wanneer 'er dan een lek komt in een dier vakken, blyven de overige daar van geheel vry, in dier voege, dat het water 'er in konne opklimmen, bykans tot gelyke hoogte met het buitenwater, zonder dat het Vaartuig eenigermaate gevaar loopt van ten gronde te gaan. Wy hebben die bouwwyze niet gevolgd; misschien om | |
[pagina 137]
| |
de belemmering in het laaden, welke daar uit zou ontstaan; ondertusschen denk ik, dat dit nadeel zou vergoed worden door de vermindering van het geld, tot verzekering noodig, en door den meerderen prys, welke de Passagiers zouden geeven, die zich liefst op een zo bezorgd Schip zouden inschepen; maar onze Zeelieden zyn stoutmoedig, en verwerpen dergelyke voorzorgen te hunner behoudenisse; zy zyn alleen Poltrons in dien zin, dat zy vreezen voor lieden door te gaan, die eenige vrees hebben. Behalven het verlies der Schepen door zwaare Lekken, kunnen zy in Zee omkomen - door te zwaaren Wind, of meer Zeil te hebben dan het Schip kan voeren, - door Brand, veroorzaakt by toeval, of door verzuim, - door den Blixem, - door overzeild te worden van een ander Schip by nagt, - door in den nagt Ysschotzen aan te treffen. Staa my toe, van elk deezer Toevallen iets te zeggen. Wat het Omverzeilen aanbelangt; aan dit ongeluk zyn, naar myne ontvangene berigten, geene Schepen meer blootgesteld dan de Kaapers, als zy eerst in Zee steeken. De dubbele begeerte, om een zwakker vyand, dien zy vervolgen, in te haalen, en een sterker vyand, die hun naazet, te ontzeilen, beweegt hun, om hooge masten op te zetten, en zo veel zeils te voeren als mogelyk is: daarenboven met een groot aantal Manschap voorzien, welks meerendeel nooit op zee geweest is, gebeurt het ligt, dat zy, zich op 't dek bevindende, wanneer het Schip schielyk over den lykant geworpen wordt, allen na lyboord gaan, en door dit bedryf de zwaarte aan die zyde aanmerkelyk doen toeneemen, waar uit het omvervallen ontstaat. Men behoort, derhalven, zeer te letten op de oorzaaken van een zo verschriklyk toeval, en des te meer; dewyl het voordeel der zeer hooge Masten nog grootlyks in twyfel hangt. Men weet, dat hooge Zeilen de meeste werking doen, om een Schip te doen hellen, ondertusschen is die ver over zyde hangende stand de geschiktste niet om snel te zeilen. Hierom gebeurt het, dat Schepen, de Bramstengen verlooren hebbende, en geene andere dan de laagere Zeilen kunnende voeren, onverschillig met voor- of tegenwind, zo gelukkig weg spoedden, dat de Scheepslieden des versteld stonden. Doch men moet toestemmen, dat in het hedendaagsche- | |
[pagina 138]
| |
maakzel der Schepen iets plaats heeft, 't welk volstrekt geschikt schynt om ze ligter te doen omvallen. In de daad, de zyden van het Schip, in stede van uit te vallen, gelyk ze voorheen in de bovenstukken deeden, zyn dermaate ingetrokken, dat ze een rolronde gedaante aanneemen, en naar een Ton gelyken. Ik weet niet, welk voordeel men bedoele met deeze hedendaagsche gedaante aan de Schepen te geeven; of het moest weezen om het enteren zo veel moeielyker te maaken: wat my betreft, 't schynt my toe, dat het een middel is om de ruimte in de Schepen te verminderen, schoon ze even veel kosten; want het is blykbaar, dat dezelfde Planken, gebruikt om de zyden van a tot b, en van d tot c, op te timmeren, zouden hebben kunnen dienen, om ze van a tot e, en van d tot f uit te breiden; zie Fig. 9; hier door zou men de ruimten tusschen e, a, b en c, d, f gewonnen, en het dek wyder gekreegen hebben, waar op meer volks de handen kon reppen, zonder in elkander gedrongen, en daar door te meer voor het vyandlyk vuur in een drom bloot te staan. - Voorts zou het Schip, over zyde hellende, meer steuns vinden, en zo veel te meer, daar die steun verder van het middelpunt verwyderd was, terwyl, volgens de tegenwoordige wyze van timmeren, in den Ballast de grootste kragt van een Schip bestaat, om weder op te komen: zonder deezen zou het bykans als een Ton in zee rollen; van hier is men genoodzaakt deezen Ballast te vermeerderen, 't welk het Schip te dieper doet zinken, en den wederstand, dien 't zelve in de Zeilaadie ontmoet, vergroot. De Bermudiers houden in het maakzel hunner Barken den ouden trant. De Bewoonders der Eilanden, in den Stillen Oceaan, hebben geen groote Schepen: doch, 't zy deeze Volken, die de grootste bedreevenheid van alle Volken des Aardbodems betoonen, in het vervaardigen van hunne Canoes, op hunne Zeeën in alle gerustheid vaarende met hunne Pros, welke zy voor het omtuimelen op onderscheide wyzen bewaaren. Hunne Pros, waar mede zy zeilen, hebben, ten dien einde, een soort van uitsteekende raam op 't water, aan de zyde van waar de wind komt, waar op zy één of meer Mannen laaten zitten, die het Vaartuig naderen of 'er van afwyken, naar gelange de wind slapper of sterker blaaze. Andere hebben die soort van raam benedens wind; doch, op het water rus- | |
[pagina 139]
| |
tende, ondersteunt dezelve de Canoe op eene wyze, dat ze bykans altoos recht blyve, hoe groot ook de kragt des winds moge weezen. Wanneer zy ten oogmerk hebben eene verre reize te doen met hunne Pros, welke zy roeijen, hegten zy 'er twee zamen met dwarshouten, die ze op eenigen afstand van den anderen houden, 't geen het omvallen bykans onmogelyk maakt. De Ondervinding ontbreekt ons, hoe verre deeze handelwyze om twee Schepen zamen te voegen, volvoerbaar zou weezen. Ik weet slegts van ééne Proeve, ten deezen opzigte in Europa, omtrent honderd jaaren geleeden, genoomen door den Ridder guillaume petty. Hy vervaardigde een dubbel Vaartuig van deeze soort, om tot een Paketboot te dienen van Ierland op Engeland. Het Modél van die Schepen, dus vereenigd, is nog in weezen, en te zien in het Museum van de Koninglyke Societeit, te Londen. Uit de berigten, ons medegedeeld, blykt het, dat dit Dubbel Schip volmaakt beantwoordde aan 't geen men van deszelfs maakzel wagtte, dat het verscheide zeer gelukkige overtochten deedt; het verging eindelyk; naar alle waarschynlykheid ontstondt deeze ramp niet uit een gebrek van zamenstelling, maar door den storm waar in het zich bevondt, van zulk eene heftigheid, dat ten zelfden tyde een groot aantal Schepen, van 't gewoone maakzel, ten gronde ging. De voordeelen van zulk een Dubbel Schip bestaan hier in, dat het geen Ballast noodig hebbe, waar door het te sneller zeilt, en grooter Laading kan bergen, als mede, dat de Reizigers zich dermaate niet belemmerd vinden met het slingeren. - Waar by men zou kunnen voegen, dat een Vaartuig, op die wyze toegesteld en met kanon voorzien, een veel gevaarlyker vuur zou maaken: naardemaal het veel bestendiger in een horizontaalen stand zou leggen, dan de gewoone Schepen. Voor 't overige geloof ik, dat men het Modél, waar van ik gesprooken heb, meer volkomenheids zou geeven, door de binnenzyden der twee Schepen beide vlak te maaken, en de twee buitenzyden alleen naar den gewoonen trant te boeijen, gelyk Fig. 10. uitwyst. Wat hier van zyn moge: dewyl het zamenstellen van zulk een Dubbel Schip, veel meer zou kosten, met betrekking tot de Laading, welke het zou kunnen voeren, dan de op de gewoone wyze gebouwden, kan die meerderheid van die kosten alleen het in zwang brengen kunnen verhinderen. Het vergaan der Schepen, door Brand, wordt in 't al- | |
[pagina 140]
| |
gemeen voorgekomen door de strenge bevelen der Scheepsvoogden tegen het Tabakrooken tusschendeks, en het gebruiken van Kaarssen zonder Lantaarns: doch 'er heeft eene zeer gevaarlyke gewoonte plaats, die de gevolgen, hoe verschriklyk ze ook mogen weezen, nog niet heeft doen afschaffen, te weeten: dat men Brandbaare Vogten in Tonnen laadt. Twee groote Schepen, het eene een Fregat le Duc d'Athol, het andere de Serapis, een Schip van de Engelsche Oostindische Compagnie, zyn, in deeze twee laatste jaaren, afgebrand, en hebben zeer veele Ongelukkigen het leeven verlooren, door de jammerlyke onvoorzigtigheid, dat men vogt uit deeze Vaten tapte, met een kaars 'er digt by. 't Is hoog tyd, om op de Schepen tot een wet te stellen, om nooit Brandbaare Vogten, dan in vlessen, te laaden. Om de schadelyke uitwerkzels des Blixems te voorkomen, heb ik voorheen het gebruik aangeweezen van eenen Afleider, bestaande uit een punt, met een keten van het bovenste van de mast tot in zee loopende. Men vindt deeze Paratonneres voor een maatigen prys by den Heer narine en Comp. te Londen. 'Er zyn veele voorbeelden van de goede uitwerkzels deezes behoedmiddels op zee. Men heeft al den toestel in een doos, en, in minder dan vyf minuuten, kan dezelve, by een opkomend Onweer, geplaatst wordenGa naar voetnoot(*). Wat het overzeilen in volle Zee by nagt betreft, ik weet 'er twee voorbeelden van op de tochten van Londen na America, in het een bereikten de beide Schepen de plaatzen hunner bestemminge, hoewel zeer beschadigd, elk zich ten vollen verzekerd houdende, dat het aangezeilde Schip ten gronde gegaan was; in het andere bereikte slegts één der Schepen eene Haven, en men hoorde taal noch teken van het andere. Deeze voorbeelden zyn reeds oud, en dit overzeilen gebeurde op een tyd, dat de Zeevaard, tusschen Europa en America, het tien- | |
[pagina 141]
| |
de gedeelte niet haalde van de tegenwoordige; ten dien tyde waren de Schepen op den Oceaan veel minder in getal, en by gevolge min blootgesteld aan 't overzeilen. Zints lang heeft men in 't Kanaal de gewoonte gehad, om een Licht op 't voorschip te branden; maar men schynt in volle Zee dit gebruik niet te hebben. Men kan niet naalaaten die voorzorge in den tegenwoordigen staat der Zeevaardye voor van aanbelang te rekenen; het getal der Schepen die den Oceaan oversteeken, steeds vermeerderende, zal ook dit middel van verkenning daar volstrekt nodig worden. Deels kan men dit onheil ook voorkomen, door, in donkere nagten, dikwyls te trommelen of een zwaare klok te luijen. Eindelyk ziet men, op de bank van Terre Neuve, dikwyls Eilanden van Ys, en de Schepen, die uit Noord-America na Europa stevenen, ontmoeten ze dikwyls: over dag ontgaat men ze gemaklyk, uitgenomen by zeer dik mistig weer. Ik herinner my twee voorbeelden van Schepen op deeze Ys-eilanden een ongeluk beloopende; het eerste verloor zyn Boegspriet, zonder eenige andere noemenswaardige schade: het ander stootte op het gedeelte van een Ys - eiland, door de warmte der zee beneden de oppervlakte gesmolten, een ander gedeelte stak 'er boven uit, 't welk waarschynlyk het Schip, reeds verre op 't Ys geschooven, redde: tegen dit laatste gedeelte stiet de Bezaansmast, en schoon deeze daar door viel, werd de vaart van het Schip gebrooken: met veel moeite kwam het 'er af, en, zonder veel hinders, ter bestemde plaatze. Dit voorval toont, hoe zeer mogelyk het is, dat andere, tegen deeze vervaarlyke Ysklompen aanzeilende, 'er by nederzinken. Ik heb eene dier Ys - eilanden gezien, 't welk, naar onze gissing, zeventig voeten boven het water uitstak, en, by gevolge, achtmaalen zo veel onder 't water. Daar is, overzulks, alle reden om op zyne hoede te weezen, en uit te zien, schoon op eenen merklyken afstand van die kusten, waar men een dergelyk gevaar, waarschynlyk, te dugten heeft. | |
Over de Roei - Vaartuigen.'t Is der opmerkinge waardig, dat Volken, door ons voor Wilden gehouden, de Zeil-, en Roeikunst, in veele opzigten, verder dan wy gebragt hebben. Wy hebben nog geene Zeilvaartuigen, die in snelheid kunnen haalen by de Pros van de Zuidzoe; wy hebben geen Roei- | |
[pagina 142]
| |
vaartuigen, welke, in zekerheid en snelheid, die van Groenland overtreffen. De dennenhouten Canoes der Indiaanen van Noord-America hebben desgelyks eenige voordeelige hoedanigheden; ze zyn zo ligt, dat twee Mannen een deezer Vaartuigen over land kunnen draagen, nogthans kunnen 'er in 't water twaalf in zitten; in holle zee zyn ze niet zo onderhevig om water te scheppen, als onze Sloepen en Boots, wier boorden in 't midden het laagst zyn; en dus juist ter plaatze waar het water gereedst over komt: die der Indiaanen zyn daar het hoogst, gelyk Fig. 11. uitwyst. De Chineesen, dat Volk zo verlicht, het oudste beschaafde van alle Volken die bestaan, wier Kunsten, tot eene zo hooge oudheid opklimmende, ons ten hunnen voordeele moest voorinneemen, plaatzen de Riemen in hunne Vaartuigen, en beweegen dezelve, op eene wyze, geheel van de onze verschillende. Onze Riemen liggen vlak op 't boord, de hunne staan 'er gelykwydig mede, en, in stede van in rust horizontaal te zyn, hangen ze perpendiculair. Nu eens plaatzen zy 'er twee agter op, dan eens een veel grooter getal op de boorden, waar ze ondersteund worden door zeker soort van roosterwerk. Wanneer zy roeijen, doen zy niet anders dan die Riemen van den eenen kant na den anderen beweegen, eveneens als by ons de Matroozen met een Boot, de Riemen op de agtersteeven hebbende, in de havens wrikken: de Riemen der Chineesen blyven dus geduurig in 't water, en komen 'er niet uit by elken slag, als by ons: dus verliezen zy geen tyd onnut, in welken het Vaartuig niet wordt voortgestuwd. Wy zien hunne wyze van roeijen by de onze; ondertusschen zyn wy even min genegen om van elkander te leeren. | |
Over het doen voortgaan van Vaartuigen, zonder Zeilen en zonder Riemen.By de verschillende wyzen om de Vaartuigen weg te doen spoeden, van welke ik gesprooken heb, kan men eene nieuwe voegen, die ik onlangs te Javelle, aan de Seine, zag te werk stellen. Het weer was zeer stil, ik zag een vry kloek Vaartuig de Rivier, in drie minnuten, roeijend overkomen; niet in 't Water, maar in de Lugt, roeijende: te weeten door eene soort van Moolenwieken, voor op het Vaartuig geplaatst, te doen draaijen, deeze stonden aan een dwarssen boom in de kiel gezet, | |
[pagina 143]
| |
aan denzelven was een kruk, waar door één mensch in staat was de wieken te doen draaijen. Ik heb dit werktuig niet dan op eenigen afstand gezien, en kan dus de afmeetingen niet naauwkeurig opgeeven: dan de Wieken scheenen my toe meer dan vyf voeten langte, en omtrent twee en een halve voet breedte, te hebben. De twee Mannen, die beurtlings deeze Wieken in beweeging bragten, verpoosden elkander dikwyls, waaruit ik besloot dat dit werk één enkel Man zeer zwaar moest vallen; ondertusschen moet de werking van de Lugt op de schuinsche oppervlakte der Wieken vry groot geweest zyn: want het over- en wedervaaren des Vaartuigs scheen my toe, zeer vaardig te gaan; en staat hier by aan te merken, dat, ondanks den stroom, 't zelve aankwam te zelfder plaatze waar het was afgevaaren. Veele ontwerpmaakers, in 't werktuiglyke, hebben verscheide keeren voorgesteld, Vaartuigen en zelfs Schepen te doen beweegen door draaijende Riemen, of liever door Schepraden aan een Rad geplaatst, en gestadigd rondgedraaid; deeze Schepraden aan wederzyden van het Vaartuig geplaatst zynde; doch deeze wyze om voortgang te geeven, schoon menigmaalen beproefd, heeft nooit eenen uitslag gehad, gelukkig genoeg, om dezelve te doen aanneemen. Ondertusschen herinner ik my niet, dat men 'er ooit reden van gegeeven hebbe. Ik weet niet of ik het regt heb; dan het schynt my toe, dan de waare reden hier in gelegen is, dat een groot gedeelte van de besteedde kragt zeer weinig aan de beweeging des Vaartuigs toebrengt. Dus zullen, by voorbeeld, in Fig. 12, van de vier scheppers A, B, C, D, die zich alle onder het water bevinden, en draaijen op eene wyze om het Vaartuig van X en Y te doen voortgaan, C de grootste werking doen, B bykans zo veel, schoon minder, de beweeging van de eene en andere omtrent horizontaal zynde; maar de kragt, besteed om A in beweeging te brengen, wordt grootendeels gespild, het water rechtstandig drukkende, tot dat dezelve in B komt; en de kragt, aangewend om het water op te heffen, wordt desgelyks gespild tot dat D de oppervlakte des waters bereikt: waar door geen gering gedeelte der werking verlooren gaat. 't Is waar, dat men, deeze Scheppers min diep in 't water laatende komen, in stil water, dit verlies van kragt zou verminderen; doch, wanneer het water hol staat, zullen de Raderen onvermydelyk dikwyls diep in de baaren gedom- | |
[pagina 144]
| |
peld, de beweeging daar door veel bezwaarlyker worden, en weinig uitwerkings baaren. Van alle verschillende middelen, om de Vaartuigen in beweeging te helpen, is, dat door den Heer daniel bernouilli voorgesteld, een der zeldzaamste, het bestaat daar in: dat men in het Vaartuig een pyp plaatze, van gedaante als een L, aan welks bovenste gedeelte men de gedaante van een tregter geeve, geschikt om de pyp met water te vullen; dit water, nu nederdaalende en heenloopende door het horizontaale gedeelte van die pyp, moet het Vaartuig voortstuwen, in 't midden van het achterschip zich uitstootende op de oppervlakte des waters. Het lydt geen twyfel, of het water oefent, door de kragt welke het in 't nederdaalen krygt, eene aanmerkelyke werking, en eene zo veel grootere, naar gelange het van eene meerdere hoogte valt; doch men hebbe teffens in 't dog te houden, dat het de vertraaging moet overwinnen van elke schep waters ter zyde van het Schip, of van onderen opgepompt; zo dat van de beweegende kragt zo veel moet afgetrokken worden, als dat van den voortgang des Vaartuigs afneemt, eer het door neder te vallen daar aan beweeging kan mededeelen. Om dit ongemak te voorkomen, zou ik 'er een andere pyp byvoegen, desgelyks van gedaante als een L, die men desgelyks in het Schip zou plaatzen, maar in eene tegenovergestelde rigting, gelyk in Fig. 13. In de daad, de pyp, na vooren geplaatst, in werking gebragt zynde, en het water als een pomp in dat gedeelte des Vaartuigs brengende, zou het 't Vaartuig in beweeging helpen van dien kant, terwyl het in dezelfde rigting werd voorgestuwd door de kragt van achteren geoefend. Voorts, zou dan nog te onderzoeken staan, of die arbeid van pompen minder zou zyn, dan die van roeijen. Men zou ook, in eenige omstandigheden, met voordeel de Vuurmachine kunnen gebruiken. Doch, zou 'er geen middel weezen, om al dien arbeid, van Water op te pompen, te spaaren, en 'er Lugt in stede te stelden, de kragt van een mensch gebruikende, om een Vaartuig, door middel van die vloeistoffe, te doen voortgaan? Dat wy 'er een veronderstellen, 't welk de gedaante heeft in Fig. 14. afgebeeld. A is een pyp van twee voeten over 't kruis, waar in een zuiger gaat; deeze zuiger heeft van binnen een klep, die zich opent by het op-, en sluit by 't neder-gaan. Deeze twee beweegingen aan den zuiger medegedeeld zynde, door den | |
[pagina 145]
| |
hefboom B, het middelpunt C draagende, heeft de pyp desgelyks een klep D, welke zich opent wanneer de kragt van den zuiger beneden werkt, en de Lugt in E uitlaat: deeze Lugt, nu met geweld op het water van achteren werkende, moet het Schip voortzetten, indien men by deeze toerusting een Lugtontvanger F voegt, naar eisch geplaatst, en van kleppen voorzien; deeze ontvanger, de werking van een Lugtvergaderbak verrigtende, zal eene bestendige kragt oefenen, die gestadig werkt, terwyl men den hefboom in beweeging brengt, om den zuiger slagen te laaten doen. De Pomper zou met den rug na 't achterschip kunnen staan, en met de handen, achterwaards geboogen, de zuiger in beweeging brengen, door middel van het dwarsyzer B, terwyl een ander stuurde; of, indien men twee pompen hadt, beide in 't achterschip staande, met een hefboom voor elke hand, zou de Pomper zelve den koers kunnen rigten, nu met de eene hand sterker dan met de andere pompende, even als een Roeijer, naar welgevallen, met de eene riem sterker trekt dan met de andere. Voor 't overige is 'er geen stand, waar in een mensch meer kragts kan doen, dan wanneer hy op en neder werkt. | |
Over het besmeeren der Schepen van onderen met Vet.Men smeert dikwyls de Schepen van onderen met Vet, om 'er meer snelheids aan te geeven, en slaagt in dit oogmerk: dan, hoe algemeen dit in gebruik is, weet ik niet, dat iemand zich verledigd hebbe om de oorzaak uit te leggen. Men verbeeld zich, in den eersten opslag, dat, schoon men de wryving van een hard lichaam, 't welk over een ander hard lichaam heen gaat, vermindere, door het zelve met Vet te bestryken, zulks geen plaats zal vinden, als het een lichaam betreft, 't geen zich in een vloeistosse, als het water, beweegt. Nogthans is 'er niets zekerder, dan dat dit doorgaat omtrent de Schepen, en overzulks een stuk door Proeven beweezen, en van niemand in twyfel getrokken wordt. - Ziet hier misschien de waare reden. De waterdeeltjes trekken elkander aan, deeze aantrekking oefent ook haare kragt tusschen het Water en het Hout, en verscheide andere zelfstandigheden; doch heeft geen plaats omtrent het vet: het blykt zelfs, integendeel, dat de Water- en Vetdeeltjes elkander afstooten: zo dat men zelfs in twyfel zou | |
[pagina 146]
| |
kunnen trekken, of de deeltjes van Olie, op water gestort, weezenlyk elkander aanraaken: want wel verre, dat een druppel Olie, op het water vallende, te zelfder plaatze blyft, gelyk dezelve doen zou, op glas komende, is het zeker, dat ze zich op 't oogenblik verdeelt, en op eenen verbaazenden afstand verspreidt, onder de gedaante van een zeer dunnen damp, 't welk zeer bezwaarlyk zou kunnen geschieden, indien die Oliedrup de oppervlakte des waters aanraakte, en 'er iets in 't minste aan kleefde. - Nu kan men nagaan, met welk eene kragt de waterdeeltjes aan elkander kleeven, en aan andere lichaamen, door het gewigt van water noodzaaklyk om een druppel af te scheiden, die aan een lichaam kleeft, en vergroot, tot dezelve in 't einde eene zwaarte krygt, genoegzaam om de scheiding te bewerken, en de nedervalling te veroorzaaken. Laaten wy eens veronderstellen, dat die druppel de grootte van een ert hebbe, als dan zal men zo veele aankleevingen hebben als 'er druppelen zyn, die het gedeelte des Schips onder water raaken; en deeze moeten overwonnen worden door een beweegkragt, in elke beweeging van den voortgang, gelyk aan de som deezer druppelen: doch dewyl 'er geene aankleeving van dien aart te boven te komen is, tusschen het water, en het met Vet besmeerde gedeelte des Schips, moet hier uit eene aanmerkelyk onderscheid ontstaan in den wederstand, welke het in den voortgang ondervindt. Ik blyf, enz.
(Het Vervolg in het eerstkomend Stukje. |
|