Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief van den heer Benjamin Franklin, aan den heere David le Roy; behelzende verscheide waarneemingen, tot de scheepsvaart behoorende.Journal Physique.
myn heer!
Uwe geleerde Schriften, over de Scheepsvaart der Ouden, welke een groot aantal zeer gewigtige Kundigheden bevatten, en vernuftig uitgedagte middelen om de Tuigadie der Schepen te verbeteren, waar van ik de gelukkig geslaagde Proeven op de Rivier de Seine met zo veel genoegen gezien heb, bewoogen my om eenige gedagten, over dit, en eenige daar aan grenzende, onderwerpen, u mede te deelen: en voor eerst handelen. | |
Over de Zeilen der Schepen.Ga naar voetnoot(*)De Wiskundigen, die gezogt hebben de Snelheid of Welbezeildheid der Schepen te vermeerderen, poogden dit te vinden door de berekening van de gedaante, welke den minsten wederstand boodt; dan zy schynen een Schip aangemerkt te hebben als een Lichaam, 't welk zich alleen in 't water bewoog, of alleen door eene enkele vloeistoffe ging; zy hebben, diensvolgens, weinig agt geslaagen op de uitwerkzelen ontstaande uit de beweeging door de Lugt, eene andere vloeistoffe waarin het zich beweegt. 't Is waar, dat een Schip voor den | |
[pagina 124]
| |
Wind afzeilende, deeze omstandigheid weinig te beduiden hebbe: dewyl de Wind als dan mede gaat; maar zo ras de Wind die streek verlaat, wordt de wederstand der Lugtstroom zeer merkbaar, en neemt meer en meer toe, naar gelange de Tegenwind vermeerdert. Dan, voor een oogenblik, alle bedenking over den tegenstand welke de Lugt biedt aan de beweeging van het gedeelte des Schips, boven 't water, daar laatende, zal ik my alleen bepaalen tot den wederstand, uit de Zeilen ontstaande: want deeze ontmoeten van de Lugt een wederstand, zich beweegende door die vloeistoffe, even gelyk het Hol des Schips dien ondergaat, zich door 't Water beweegende, schoon de eerste veel minder zy dan de laatste, uit hoofde van de geringe digtheid der Lugt. Om dit onderzoek zo eenvoudig te maaken, als my mogelyk is, zal ik my bepaalen tot ééne enkele ligging van het Schip, te weeten die, waarin, het met een Zydwind zeile, en veronderstellen dat de Zeilen een hoek van vyf- en veertig Graaden met het Schip maaken, als in de plaat, Fig. 1. In deeze Figuur verbeeld AB het Schip, CD den stand der Zeilen, EEE de Windstreek, MM den Koers, dien het Schip houdt. - Uit de minste opmerking, op deeze Figuur, zal men zien, dat het gedeelte van het Schip onder water, al het water, 't welk zich bevindt tusschen de gestippelde Lynen FF, moet voortstuiven; en dat de Zeilen, om zich voorwaards te beweegen, desgelyks alle Lugt, welke op derzelver oppervlakte aanwaait, en zich tusschen de gestippelde Lynen CG en DG bevindt, moet verplaatzen. Op deeze wyze bieden en Water en Lugt een wederstand aan de beweeging van het Schip, geëvenredigd aan de hoeveelheid der stoffe begreepen in de afmeetingen dier verzamelingen van yloeistoffen, welke weggeweerd moeten worden. En schoon de Lugt, veel ligter zynde dan het Water, in gevolge daar van veel ligter bewoogen wordt, zal nogthans de hoeveelheid, hier vry aanmerkelyk zynde, een wederstand baaren, welke al onze opmerking verdient. 't Is waar, dat, in de gemaakte veronderstelling, de wederstand, welke de Lugt tusschen de gestippelde Lynen biedt aan de beweeging der Zeilen, voor 't oog niet zigtbaar is: dewyl de Wind in de rigting EEE waaijende, die wegneemt door een kragt dien wederstand overtreffende, en eene kromte aan de Zeilen geeft, aangeweezen door de letteren a a a a; maar indien wy voor een oogenblik ver- | |
[pagina 125]
| |
onderstellen, dat de Wind leggen gaande, het Schip zich in stilte bevindt, en bewoogen wordt in dezelfde rigting, en met dezelfde snelheid, alleen door roeijen, als dan zullen de Zeilen, in een tegenovergestelden stand uitgespannen, de kromme lyn b b b b b vormen. Als dan ontdekt men terstond den wederstand, welke zy bieden, en elk bedreeven Zeeman zal last geeven dezelve in te haalen. Maar, is 'er eenig middel om dien wederstand te verminderen, en tessens dezelfde hoeveelheid van Doek aan de werking des Winds bloot te stellen, op eene wyze dat men 'er altoos dezelfde uitwerking van hebbe? Ik hel zeer over om te gelooven, en denk dat men 'er toe zou kunnen komen, door de Zeilen te verdeelen, en deeze gedeelten agter elkander te plaatzen; dus zal men, in stede van één Zeil, zich uitstrekkende van C tot D, als in Fig. 2, 'er vier hebben, dezelfde hoeveelheid van Doek bevattende, geschikt als in Fig. 3. Elk deezer Zeilen, de vierde der breedte hebbende van het groote Zeil, en een vierde van de Oppervlakte aan den Wind blootstellende, zal een vierde van de kragt behouden: derwyze dat de kragt, door de werking des Winds verkreegen, dezelfde zy, schoon de wederstand van de Lugt vermindert, en gebragt is tot de ruimte a, c, by het Voorzeil. Misschien zal men twyfelen of de wederstand der Lugt in die evenredigheid verminderd worde; dewyl het zich laat aanzien als of de kleine Zeilen, ieder den lugtstroom voor zich hebbende, die weggeweerd moet worden, de wederstand dezelfde zou blyven. Dit een onderwerp zynde, 't welk de Ondervinding moet beslissen, herinner ik my eene Proeve, langen tyd geleden, met een goeden uitslag genomen; en zal ik eene andere voorstellen in 't klein gemaklyk na te doen. Indien deeze laatste gelukt, zou het nuttig weezen die in 't groot te neemen op een Vaartuig, schoon dit al eenige kosten mogt baaren: de tyd, en de volmaaking, welke deeze met zich brengt, zou het met vrugt te werk kunnen stellen op groote Schepen. 'Er was in den Schoorsteen myner Keuken een groot rond gat van acht duimen over 't kruis, door 't zelve ging een geduurige Lugtstroom, welke af- of toenam naar gelange van het gestookte vuur. Ik werd bedagt myn braadspit indiervoege te plaatzen, dat het dien lugt- | |
[pagina 126]
| |
stroom ontving; de wieken wegneemende, stelde ik in derzelver plaats, en op dezelfde spil, eene groote blikken plaat bykans over 't kruis even groot als het gat: ik sneed dezelve, vervolgens, naar lynen uit het middelpunt na den omtrek getrokken, zo dat 'er zes gelyke wieken kwamen, welker as ik stelde op vyf- en veertig Graaden. Zy begonnen zeer merkbaar in beweeging te geraaken, door de enkele werking van den Lugtstroom; doch 't was niet genoeg om het spit te doen draaijen. Ik verbeeldde my dat de lugt, door het agterste der wieken geslaagen, door den wederstand, de beweeging kon vertraagen; om hier van verzekering te krygen, verdeelde ik elk deezer wieken in twee deelen, en plaatste deeze twaalf wieken agter elkander; denzelfden schuinschen stand in 't oog houdende, en bemerkte welhaast dat de snelheid zeer toenam; dit moedigde my aan om ze nog eens te verdeelen, altoos dezelfde schuinte bewaarende; deeze vier- en twintig wieken stonden dus agter den anderen; toen bewoogen zy de kragt van den Wind, de oppervlakte der wieken dezelfde zynde, met eene zeer groote snelheid, en voldeeden volkomen aan myn oogmerk. De tweede Proeve, welke ik als nog te neemen voorstel, bestaat hier in. Neem twee Speelkaarten van dezelfde grootte, en sny een derzelven in acht gelyke deelen, hegt vervolgens elk deezer deelen met twee draaden vast, in diervoege dat de eene door het eene, en de ander door het andere gaat, en dat zy alle, opgehangen zynde, de acht Stukjes, zich boven elkander bevinden, op een afstand gelyk aan derzelver breedte, en alle in denzelfden horizontaalen stand: men hegtte daar naa een kleine zwaarte boven deeze byeenverzamelde stukken van de gesneede kaart, zo dat dezelve, los gelaaten, loodrecht neder konnen vallen. Men hange desgelyks de heelgelaatene kaart aan de vier hoeken, door middel van vier draaden, en hegtte daar op een gewigt van gelyke zwaarte als boven de verdeelde, ten einde dezelve hier door na beneden gedrukt worde, by 't laaten vallen, ondanks den wederstand der geheele oppervlakte. Men binde deeze kleine verzameling, als mede de geheele kaart, ieder aan de uiteinden van een draad een elle lang; men spanne, vervolgens, beneden de zoldering van een vertrek, een zweepkoord, en doet 'er, op dertig duimen afstands van den anderen, twee haakswyze ge- | |
[pagina 127]
| |
kromde spelden in; aan deeze twee haaken spanne men, evenwydig met den zweepkoord, den draad, die de stukken gesneeden en de heelgelaatene kaart draagt. Deezen draad, doorgesneeden zynde, zullen zy ten zelfden oogenblikke vallen; komen ze gelyktydig op den vloer, dan is beweezen, dat de wederstand der Lugt in beide de gevallen gelyk is; indien, daar en tegen, de geheele kaart meer tyds tot vallen behoeft, zal zulks uitwyzen, dat de som des wederstands van de deelen der doorgesneede kaart niet gelyk is aan die van de geheeleGa naar voetnoot(*). Dit beginzel, door deeze Proeve bevestigd zynde, zou ik overgaan tot een veel grooter, met een Sloep, welke ik op de volgende wyze wilde toetakelen, AB, Fig. 4, zy een Raa waar aan ik zeven fokken, A, B, C, D, E, F, G, ophys: aan elk derzelve geeve men het zevende gedeelte van de geheele langte, en zo veel 'er boven dien noodig is, om, wanneer de fokken op de schuinte van vyf- en veertig Graaden staan, de gansche ruimte te vullen. Hier door zullen zy een weinig over elkander komen, als men voor den wind zeilt, en meer winds vatten als men ruimschoots afgaat. Deeze Sloep, dus toegetakeld, zal men, met voor den wind, de roede dwars scheeps haalen, door behulp der schooten, C.D. en alle de fokken byzetten. Men begrypt ligt dat de stand van de Raa en der Zeilen moet veranderen, naar de streek van den wind; maar wanneer het Zydwind is, of wanneer men door den wind wil draaijen, zal men de Raa langs het Schip haalen, en de Zeilen schikken naar den wind en den koers dien men het Schip wil doen neemen. My dunkt, dat een Sloep, op deeze wyze getuigd, van zeer veel dienst, en gemaklyk te bestuuren, zal weezen; want de Zeilen kunnen afzonderlyk opgeheezen en gestreeken worden, en men kan 'er, naar welgevallen, meer of minder byzetten. Deeze Sloep nu, door dit middel, zo veel Zeils aan den wind blootgesteld hebbende, als of het slegts één Zeil ware, en de wederstand der stille lugt aan den voorkant der Zeilen verminderd zynde, | |
[pagina 128]
| |
denk ik dat de voordeelen van deeze Sloep, wat de zerladie betreft, zeer groot zullen weezen, zonder te spreeken van het byzonder voordeel, om scherper by den wind te kunnen zeilen. | |
Over de Kluizen en Ankertouwen.Op een myner Reizen bevond ik my ten anker in de Baai van Tor, in Engeland, benevens tien Koopvaardyschepen, daar ingebragt door een Konings Fregat; wy lagen te wagten op een goeden wind, om onze reis te vervorderen; het weer, dat zeer onstuimig geweest was, bedaarde; doch de zee bleef verbaazend hol gaande. Het Fregat gaf sein om anker te winden: wy maakten allen te gelyk ons gereed; maar drie der Koopvaardyschepen moesten hun Anker laaten zitten; het Kabeltouw by het ligten op 't laatst gebrooken zynde. Het onze hieldt het gelukkig; maar de vervaarlyke schokken, welke het Schip te lyden hadt eer het Anker uit den grond was, deeden my eenige bedenkingen maaken over de oorzaak, die, naar allen schyn, de Ankertouwen der Koopvaardyschepen hadt doen breeken. My kwam in den zin, dat zulks zeer gemaklyk kon gebeurd zyn door de wyze op welke de Ankertouwen gekneld waren op de randen der Kluizen, uit den bykans horizontaalen in een verticaalen stand overgaande, en zelfs door de uitwerking van den geweldigen en schielyken schok, welken zy in dien stand ontvangen, door de opheffing van 't voorschip, en de werking van het Anker. Men veronderstelle, by voorbeeld, een Schip zodanig voor Anker, dat het Anker recht op staat, en nog vast zit in een misschien zeer ongelyken grond; de zee stil zynde, zal het nog uitstaande gedeelte des Kabeltouws een bykans perpendiculaire lyn vormen, van den rand der Kluizen tot het Anker getrokken; maar, wanneer men een holle zee neemt, zal het voorschip duiken en ver beneden het waterpas tot het Anker naderen, en vervolgens weder zo hoog daar boven opspringen. In het eerste geval is het Kabeltouw los en met bogten, omtrent als in Fig 5 staat afgebeeld; en het tweede, daarentegen, gespannen en sterk gekneld door den schok, als in Fig 6. Als dan al de kragt verduurende met welke het Schip zich opheft, moet, of het Anker los gerukt worden, of de werking van het | |
[pagina t.o. 128]
| |
[pagina 129]
| |
Schip wederstaan, of het Ankertouw breeken. Doch men zal vraagen waarom breekt het in de Kluizen? Laaten wy een Kabeltouw veronderstellen van drie duimen over 't kruis, en dit verbeeld agten in Fig. 7. Indien dit Kabeltouw zich moet buigen op den rand van de Kluis A, is het blykbaar, dat, of de deelen des Driehoeks, begreepen tusschen de Letters a, b, c zich zeer zullen intrekken, of dat de deelen tusschen d, e, f, zamengedrukt zullen worden, of, eindelyk, dat, gelyk waarschynlyk is, het een en ander zal plaats grypen. In dit geval, zal de benedenhelft van het Kabeltouw, 't welk niet uitgestrekt is, geene kragt altoos oefenen om den schok te wederstaan; waar uit volgt dat de bovenhelft alles zal moeten lyden; de draaden van het bovenste gedeelte, meest gerekt zynde, zullen eerst, en vervolgens de andere, breeken; want in dien geboogen stand des Kabeltouws kan het geheel niet te gelyk werken, noch elk deel in 't byzonder het zyne toebrengen, gelyk zy doen wanneer het Kabeltouw uitstaat. Om dit ongemak te voorkomen, zou het zeer goed zyn, voor de Kluizen uit, eene soort van rol of schyf te plaatzen, van twee voeten over 't kruis, waar over het Kabeltouw liep: want allengskens daar om geboogen, en overzulks meer gelykerhand uitgestrekt zynde, zou het meer in staat weezen om de schokken en slingeringen te verdraagen; 't welk het Anker zou kunnen behouden, en, door dit middel, op den loop der Reize, het geheele Schip. De Broeder van den Heer le roy, die de Fransche Vertaaling van deezen Brief bezorgde, desgelyks zyne waarneemingen gedaan hebbende op dit laatste stuk, door franklin behandeld, welke hy aan den Uitgeever van het Journal Physique mededeelde, zullen wy dezelve hier nevens voegen. ‘Alles wat de Heer franklin zegt, wegens de voordeelen, welke men zou kunnen trekken van rollen of schyven op de kanten der Kluizen, om het breeken der Kabeltouwen by 't ligten van het Anker te voorkomen, is zeer regtmaatig; doch deeze rollen of schyven zouden niet alleen dat voordeel aanbrengen, maar ook het Ankerwinden gemaklyker maaken, de schuuring verminderen, en dus ook het slyten der Kabels. Men heeft ook, zints lang, dit tragten te beproeven, gelyk ik te Brest vernam, toen ik, in den jaare MDCCLXXXIV derwaards vertrokken was, om, | |
[pagina 130]
| |
op last van den Marschalk de castries, aldaar de Paratonnerres te plaatzen. Getroffen door het grootsch en heerlyk vertoon van de Haven en Reede dier Stad, besteedde ik alle ledige oogenblikken om de onderscheide Scheepsverrigtingen, welke 'er dagelyks geschiedden, te beschouwen. Eene der algemeenste, het Ankerligten, trok boven al myne aandagt. Ik stond verwonderd over de bezwaarlyk heid waar mede zulks toeging, bovenal wanneer het op het loshaalen der Ankers aankwam, of wanneer het voorschip bykans rechtstandig boven het Anker gekomen was. Op 't eigen oogenblik begreep ik de nutheid, welke men zou kunnen trekken, van rollen of schyven aan de Kluizen geplaatst om deeze werkzaamheid gemaklyker te maaken, en dat men, door derzelver behulp, niet alleen zou voorkomen de geweldige kreuk des Kabeltouws, wanneer het Schip in den gemelden stand komt; maar ook de sterke schuuring op den rand der Kluizen, en de reeds gemelde slytagie der Kabeltouwen. Met deeze denkbeelden vervuld, bleef ik niet in gebreke om ze mede te deelen aan zeer kundige Zee-Officieren; zy betuigden my dat ik reeds lang was voorgekomen in deeze bedenkingen, dat zy my Schepen zouden toonen, waar op dusdanige hulprollen geplaatst waren. Zy hielden hun woord, my by het laaten zien teffens verklaarende, dat men 'er niet veel baat by gevonden hadt. Doch, naa ze naauwkeuriger bezigtigd te hebben, kon ik my niet wederhouden van te betuigen, dat ik my geenzins verwonderde over de geringe uitwerking, dat ze geheel ongeschikt waren om het oogmerk te bereiken. In de daad, ze waren van een zo kleinen Diameter, naar gelange dezelve zouden moeten geweest zyn, en daarenboven zo slegt aan 't Schip vastgehegt, dat ik my verzekerd hield, dat zy geen dienst altoos deeden, of, in gevalle van eenigen dienst, het niet konden houden by de zwaare drukking onder het ankerligten. Ik ontdekte, vervolgens, dat myne gissing zeer gegrond, en dit afbreeken meer dan eens gebeurd, was. Maar het weinig nut deezer rollen, alleen, gelyk ik gezegd heb, ontstaande uit derzelver gebrekkig maakzel, en wyze van vasthegten, bleef ik in 't begrip, dat zulks niet moest beletten om 'er beter schikking op te maaken. | |
[pagina 131]
| |
Ik stem toe, dat het zo gemaklyk niet valt, als men in den eersten opslag wel zou gelooven: want, om aan deeze Rollen of Schyven alle noodige stevigheid te geeven, moesten ze vervaardigd worden te gelyk met het Voorschip, waar toe zy behoorden; en de zwaare werking, waar aan dat gedeelte der Schepen is blootgesteld, vordert dat 'er veel houts ingebragt, en niets aan toegevoegd worde, 't welk de vastheid van 't verband des geheels eenigermaate vermindert. Daarenboven moeten die Rollen of Schyven zich schikken naar alle de beweegingen van het Schip, wanneer 't zelve voor Anker ligt, en niet beletten, dat men, by hooggaande zee, de Kluizen kan stoppen. Doch, schoon het my niet gemaklyk voorkwam, alle deeze zwaarigheden te overwinnen, begaf ik my, overtuigd van de nuttigheden, welke die Rollen, wel aangelegd zynde, zouden kunnen aanbrengen, by den Graaf d'hector, Commandant te Brest, die, door zyne kunde in de Zeezaaken, en zyn onvermoeiden vlyt, aan alles in die Haven ziel en leeven byzet. Hy vondt myne redenen wel gegrond, en wilde gaarne bekwaame Scheepstimmerlieden aanmoedigen, om te beproeven wat zy ten deezen opzigte zouden kunnen doen. Ik weet den uitslag niet; doch kan niet naalaaten, te deezer gelegenheid, dit stuk te herhaalen, 't welk my van groote aangelegenheid voorkomt: dewyl het eene bewerking betreft, van welke menigmaal de veiligheid en 't behoud eens Schips afhangt.’ (Het Vervolg des Briefs van franklin hier naa.) |
|