Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Gedagten over 't leezen van vercierde geschiedenissen en romans.Wy hebben onlangs ons woord den Leezer van ons Mengelwerk gegeeven, by het plaatzen eener Proeve uit het Engelsch, wegens den Oorsprong en Voortgang der Vercierde Geschiedenissen en RomansGa naar voetnoot(*) beloofd, over het Leezen van dergelyke Schriften, onze Gedagten mede te deelen; te meer, daar de Schryver dier Proeve het daar by laat steeken, en den Hoogleeraar beatti, in zyne keurlyke Verhandeling over de Fabelen en RomansGa naar voetnoot(†), dit onderwerp, in 't slot, met den vinger, slegts even aanroert, en toont geen groot voorstander van het Roman - leezen te zyn. Ons nederzettende om onze belofte gestand te doen, herinnerden wy ons, dat, in eene en andere Voorreden van den Eerwaardigen joannes stinstra, voor zyne Vertaaling van de Clarissa geplaatst, dit Stuk, min of meer opzettelyk, verhandeld wierd; dit naageslaagen, en, met een verdubbeld genoegen, naageleezen hebbende, ontzonk my de moed ter Opstellinge. Ik werd te raade het te laaten zitten, en by gelegenheid den Leezer derwaards heen te wyzen. Een nader overleg, nogthans, bragt my op het denkbeeld, hoe ik, met veel vrugts, uit die Voorredens, eenige Gedagten zou kunnen ontleenen en zodanig schikken, dat ze aan myn oogmerk beantwoordden, en my myne Belofte deeden vervullen. - Het moge eenigzins vreemd schynen, dus te werk te gaan met eenen nog leevenden Schryver; doch hoe ongebruiklyk het by ons ook zy, niet ongewoon is het by de Franschen, en bovenal by de Engelschen, in hunne | |
[pagina 98]
| |
Geleerde Tydschriften; die, niet alleen uit Werken, welke voor een geruimen tyd het licht zagen, maar ook uit nieuwe, op zichzelven staande, Stukken neemen, en ter leezinge aanbieden, gelyk wy zeer dikwyls, hun voetspoor volgende, daar door den schat van ons Mengelwerk verrykten. Zodanig eene handelwyze brengt het Gemeen stoffen onder 't ooge, anders voor veelen, wier omstandigheden het leezen van eenigzins uitgebreide Werken niet dulden, verborgen. En zal deeze misschien, ten opzigte van eenigzins uitgestrekte Voorredens, te meer nuttig zyn, daar veelen, door drift tot het Werk gedreeven, ze slegts inzien, zo niet geheel overslaan. - Wat hier van zyn moge, ik waag het de Gedagten over het Leezen der Romans uit die bron te putten, niet twyfelende, of de Eerwaardige Grysaart, vallen hem deeze bladen onder 't ooge, zal het ons niet euvel duiden, dat wy, in diervoege, gebruik gemaakt hebben van zynen arbeid, en aan denzelven, door middel van ons Maandwerk, een algemeener en uitgebreider nuttigheid geeven: terwyl wy ons verzekerd houden, by veelen onzer Leezeren, hier mede geenen ondank te zullen behaalen: hoe groot is derzelver aantal die de Clarissa niet bezitten, en 's Mans onderregtingen wel zeer behoeven! Wy bepaalen ons, overeenkomstig met het opschrift deezes Vertoogs, tot het geen het Leezen der Romans betreft, en zullen de vryheid neemen, om, wat hy bepaald, met betrekking tot de clarissa, zegt, in eenen meer algemeenen zin, op alle Romans van dien stempel, schoon derzelver getal, in vergelyking met de groote menigte van Romans, klein zy, toe te passen: en voorts het breeder van dien Schryver beredeneerde, overeenkomstig met ons oogmerk, bekorten. Van de Romans is zeer veel misbruiks gemaakt, ter voedinge van geile lusten en vuile begeerlykheden. Veele houden zich op met vertellingen van allerlei woestheid en ongebondenheid, van veelerhande fielteryen en guitenstukken; deeze, door eene grappige of snaaksche vertooning, aangenaam en smaaklyk te maaken, kan niets dan kwaad, in de gemoederen en in de menschlyke zamenleevinge, veroorzaaken. - Veele kunnen geen andere uitwerking hebben, dan, dat zy de harssens der jeugd met ydele inbeeldingen verwilderen, de natuurlyke zaaden der minnelust aankweeken, de tedere Sexe dies te meer voor verleidinge blootstellen, of, op het best genomen, de verstan- | |
[pagina 99]
| |
den van nutter en zaaklyker oefeningen aflokken. Het geen van zelve wast behoeft, of behoort, men zelfs niet te zaaijen, dewyl het dan, al te weelig opgroeiende, het edeler zaad verstikt, het geen, om wel te wassen, onze zorg en vlyt vereischt. - Doch van de beste zaaken ziet men dat misbruik gemaakt wordt, en dat zy dan tot de ergste, gevaarlykste en schadelykste, veelal ontaarten. Zeker is het eene dwaasheid, om dat eene goede zaak misbruikt wordt van veelen, daarom het nuttig en voortreffelyk gebruik derzelver verdagt te gaan maaken, of zich daar van te laaten wederhouden. 'Er is een ander soort van Romans, vol geestigheid, die de leevenswyze en overleggingen van veelen aartig afschilderen, en daarom de toejuiching van de meesten wegdraagen; doch die uit veele koddige en snaakste vertellingen zamenhangen, daar de aanmerkingen van den Schryver zelve de proeve van het zedelyke niet houden kunnen, maar eerbaare en deugdzaame gemoederen stooten moeten, daar de ernstigste gevallen op een lugtigen trant voorgesteld, de krytendste zonden en ondeugden, slegts als spel en boert, behandeld worden; welke, in hun geheel, inzonderheid een heimlyk oogmerk laaten doorblinken, om de Menschlyke Natuur leelyk af te maalen, als niet vatbaar voor waare en zedelyke Deugd, maar waar in dat geen, 't welk men doorgaans daar voor houdt, slegts een uitwerkzel zy van natuurlyke gesteldheid of vermomde hartstogten. - Zodanige Schriften zyn natuurlyk geschikt, om der Menschen gebreken en ondeugden te kittelen, de banden der Deugd te verslappen, de kragt der Conscientie te verdooven, de schaamte, en het onderling vertrouwen te verminderen, en zyn zeer gevaarlyk in de handen der losse en broosche Jeugd; derzelver verbeelding dies te geweldiger inneemende, hoe lugtiger en geestiger zy zyn opgesteld. Het oogmerk, 't welk men zich in 't leezen van welgeschreevene Romans, die van eenen Zedelyken aart, en op den vorm van eene gebeurde Geschiedenis geschoeid zyn, heeft voor te stellen, is tweeledig; doch kan zeer wel teffens bedoeld worden. Men heeft dusdanige Romans in handen te neemen tot Vermaak en Uitspanninge; doch te gelyk, om 'er weezenlyk Nut en Voordeel uit te trekken. De Romans worden in 't algemeen met het oogmerk van Vermaak en Uitspanning geleezen; ten minsten | |
[pagina 100]
| |
men wendt voor, ze daar toe te gebruiken. Ook zyn dusdanige Geschriften daartoe voor de meeste Menschen zekerlyk geschikt; en, wanneer ze met verstand zyn opgesteld, by uitstek in staat, om onzen geest met eene eerlyke verlustiging te vermaaken. Eene aaneengeschakelke reeks van ingewikkelde en bekommerlyke gevallen houdt onze, verbeelding steeds bezig en leevendig, en trekt onze nieuwsgierigheld voort, door eene aangenaame verwisseling van voorwerpen. Kan eene schoone Schildery van lichaamlyke voorwerpen van menschen, dieren, bloemen, land- en water - gezigten, en wat dies meer is, onze oogen tot zich trekken, en ons behaagen; ons redelyk verstand kan ook niet anders dan geneugte vinden in 't bespiegelen van een natuurlyk en welgetroffen tafereel van het leeven der wereld, van der Menschen gewoone gemoedsbeweegingen, zeden en handelingen van de verschillende Characters, die deeze al zo zeer van elkanderen onderscheiden, als de uitwendige trekken van hunne aangezigten; van de eigenaartige werkingen der veelerleie hartstogten; van de lieflyke opdaaginge eener veel beloovende hoope en vrolykheid; van de ongestuime schokkingen der woeste en raazende driften, die als de baaren der zee alles verbryselen, en gestaadig slyk en modder opwerpen. Eene geestige en welgezoute boert, aartige kwinkslagen en klugtige invallen, schoon zy geenzins voor proeven van waarheid of valschheid zyn te schatten, dienen, egter, ongetwyfeld, om onzen geest te vervrolyken, en de styfgezette plooijen van een ingespannen ernst te ontbinden. Zy leeven en groeijen in eene ongemeene verscheidenheid van denkbeelden, en derzelver ongewoone en grappige zamenvoegingen, en zyn natuurlyk geschikt om ons de lever te doen schudden, gelyk men zegt, en de schadelyke verstoppingen derzelver te verhoeden. Is 'er, onder alle oefeningen, uit eigen aart meer geschikt om het hoofd op hol te helpen, dan het gestadig leezen van gemeene Romans; de naar eisch opgestelde zullen een zeer geneuglyke Uitspanning en aangenaame beschouwing opleveren. Want, wat kan onzen redelyken Geest meer verkwikken, dan het bespiegelen van de zuiverste en verheevenste Deugd, met de rechtschaapenste trekken, met de leevendigste verwen, in een keurlyk Tafereel gemaald? Om daar van regt verrukkelyk te worden aangedaan, wordt 'er wel in den Mensch eene zekere inwendige Deugdsmaak vereischt, op dat ik het | |
[pagina 101]
| |
zo noeme, of eene hoedanigheid van onze Verbeeldingskragt, welke dezelve voor deeze voorwerpen regt aandoenlyk maakt, even als een musicaal - gehoor, en schilder - gezigt alle de fraaiheden van stem, snaaren en schoone gezigten alleen regt bezeffen kan. Voor een redelyk verstand, egter, op zich zelve, moet de geneugte uit de bespiegeling van zodanige deugdzaame bedryven en redekavelingen, met alle de fraaiheden vercierd, welke Vernuft en Geest daar aan kunnen byzetten, zo veel zuiverder, verheevener en doordringender zyn, dan alle uitwendige vermaaken, als de zuivere en gezonde Rede waardiger en voortreffelyker boven alle uiterlyke of innerlyke gewaarwordinge is te schatten. En kan de naare vertooning van eene stervende niobe, als derzelver doodsche trekken en versteende gedaante maar wel getroffen zyn, een keurig oog niet min behaagen, dan de schildery van eene boeren - bruiloft, zo zal ook een welgesteld gemoed een redelyk genoegen en welgevallen scheppen, in de natuurlyke beschryvinge eener treurige geschiedenisse; en kunnen dus de rampspoeden en wederwaardigheden, die niet zelden den inslag van beste Romans uitmaaken, daar aan den aart en kragt van een redelyke uitspanning niet ontneemen. Deernis en medelyden zelve, zich naar de Rede schikkende, is voor eene regtschaapene Ziel geene onaangenaame hartstogt, en kan een bron zyn van verscheidenerleije geneuglyke overleggingen en aandoeningen. Om nu niet te zeggen, dat de Deugd, in zodanige omstandigheden, op het heerlykst uitblinkt, en haare edelste en zielroerendste kragt vertoont. Het tweede en voornaame Oogmerk, 't geen men in 't leezen van Zedelyke Romans behoort te bedoelen, is, om 'er weezenlyk Nut en Voordeel van te trekken, ter verbetering van zyne gemoedsgesteldheid, van zyne zeden en handelingen. Zy staan hier in met andere Zedekundige Schriften gelyk; doch zyn die Vercierde Gebeurtenissen voornaamlyk geschreeven, met inzigt, om de gestrengste Deugd en een nauwgezette Godsvrugt, op de aangenaamste en bevalligste wyze, in te boezemen. Weshalven zy, die dit oogmerk in het leezen over 't hoofd zien en verwaarloozen, noodwendig van het regt gebruik verstooken moeten blyven. Die dusdanige Romans enkel in de hand neemen tot eene vermaaklyke tydkortinge, of om eenen gemelyken luim te vervrolyken, en de dampen hunner harssenen te verdryven, zonder te bedoelen in waare Wys- | |
[pagina 102]
| |
heid te vorderen, en aanleiding te vinden tot verbeteringe van hun eigen hart en wandel; geen wonder is het, dat zy denzulken niet behaagen kunnen, dat zy derzelver edelaartige schoonheid niet ontdekken, en die boeken uit de hand gooijen, voor dat zy eens weeten wat het te beduiden heeft, 't geen zy leezen. Zonder een deugdlievende gesteldheid, zal men nauwlyks de helft van die genoeglykheden smaaken, welke zy zelfs ter Uitspanninge verschaffen, men zal de bedoeling van veele gevallen, gesprekken en gezegden, niet gewaar worden, dezelve laf en smaakloos vinden, en natuurlyk tot klagten, over langwyligheid, vervallen. Zedelyke Romans hebben een Verstand opschranderend en Deugd bevorderend Nut. Alles loopt daarin zamen, om ons liefde en zugt ter Deugd in te boezemen: om ons van de Ondeugd, schoon zomwylen in voordeelige omstandigheden gesteld, een gruwel en afgryzen te doen krygen, en om ons de verscheide Pligten en de voornaamste omstandigheden des leevens, in het kragtigst licht, te doen beschouwen. - Een opmerkend Leezer ziet, als in een spiegel, de maatregels, welke van verscheide Menschen, in de gemeenste en gewigtigste leevensgevallen, gehouden worden; als mede de beginzels en overleggingen, welke hunne harten daar in bestuuren en zwaaijen, en wat onder dezelve goed of kwaad te keuren zy. - Men vindt 'er naar 't leeven in afgemaald, de voortreffelykste bedenkingen, de zoetste vertroostingen van een gerust geweeten, onder de zwaarste wederwaardigheden; de felle tegenworstelingen van een onderdrukt geweeten; de ydele verleidingen en snoode bedriegeryen, waar mede een ondeugend gemoed zichzelven zotlyk paait en in slaap wiegt. - En hoe leevendig ook de verbeelding in zodanige Vercierde Geschiedenissen werke, zy is geregeld, en houdt zich in alle opzigten binnen de paalen van het natuurlyke, van het waarschynlyke, van het zedelyke. De zuivere Rede en eene gezonde Zedekunde bestuuren overal den teugel. - Het vermogen, om de Hartstogten, op de beweeglykste wyze, te roeren en gaande te maaken, wordt 'er in 't werk gesteld. - Alles ondertusschen, zelfs geestige boert en grappige kwinkslagen, die 'er wel te snede in voorkomen, is gerigt tot dat oogmerk, waar toe het Opperweezen zelve ons de Verbeeldingskragt en Hartstogten heeft ingeschaapen, ter bevorderinge van goede Zeden, om ons de sterk- | |
[pagina 103]
| |
ste liefde tot reine Deugd, de felste haat tegen Zonde en Godloosheid, in te boezemen. Meende weleer plato, dat, zo de verstandige Deugd zich aan ons gezigt, in eene lichaamlyke gedaante, vertoonen kon, zy eene onweerstaanbaare liefde, tot zich, by allen verwekken zou; zy vertoont zich in Zedelyke Romans aan 's Menschen Verbeeldinge, die het weezenlyk Gezigt allernaast komt, met haare eigenaartige en glansryke schoonheid, en zal alle gemoederen, in welke eenige zugt tot het goede gevonden wordt, op de beminnelykste wyze bekooren, en geheel en al op zich doen verlieven. Maar zullen wy het tweederley aangeweezen Oogmerk van Vermaak en Nut, uit Werken van dien aart, trekken, het is niet onverschillig hoe wy dezelve leezen: men behoort te weeten waarop men bovenal heeft agt te geeven. Dit alles wordt vervangen in het voldoen aan den eisch, welken ieder leezenswaardig Werk op ons heeft, dat wy eene naauwkeurige Aandagt en Opmerking verleenen aan alles, wat ons voorkomt. Leezen, zonder Aandagt, is slegts eene ydele bezigheid van Menschen, die met hunnen tyd verlegen zyn, het werk van eene enkele Machine, waar door het verstand over de voorkomende denkbeelden heen loopt, gelyk de wyzer van een Horologie over de uuren ronddraait, of, is dit nog eene al te werklyke verbeelding voor deeze tydverkorters, de voorkomende zaaken gaan, de een voor, de ander naa, door hunne harssens, gelyk, in eene donkere kamer, de beelden der voorbygangeren op den witten wand of papier geschilderd worden, zonder eenige merktekens van zich over te laaten. Met het sluiten van het boek, weeten zy niet meer wat zy geleezen hebben, even gelyk deeze beelden alle te zamen verdwynen, zo draa het glas, waar door zy invallen, wordt toegeschooven. Willen wy van ons leezen eene redelyke, geneuglyke en nuttige, oefening maaken, dan moeten wy, buiten twyfel, letten op 't geen wy leezen, onze gedagten daarop vestigen, ons oordeel daarover laaten gaan, het heilzaame van het onnutte schiften, en op 't geen van veel aanbelangs is, inzonderheid, blyven stilstaan. Aan Romans, in 't algemeen, behoeft zeer weinig Aandagts besteed te worden; zy verdienen dezelve meestal zeer weinig. Zo zy van geen erger invloed zyn, behooren de meeste zeker tot die Uitspanningen, welker kragt voornaamlyk bestaat in den tyd te dooden en van | |
[pagina 104]
| |
kant te brengen: zy kunnen doorgaans van ons wel halfslaapend geleezen worden, zonder dat men by zulk eene sleurige agtloosheid veel van belang verliezen zal. De meeste Roman-leezers zyn ook tot Inspanninge en nauwkeurige Aandagt niet geschikt. Hunne ziel is dermaate gewoon aan gemak en werkloosheid, dat alle haare kragten verslapt en onbruikbaar zyn geworden. Waarlyk, 't is van hun niet te vergen Romans te leezen, waartoe eenige moeite, eenige nauwkeurigheid, moet worden aangewend. - Het verschil van goede en kwaade, of nutlooze, Romans komt hier wel zeer in aanmerkinge: en men behoort aan de zodanige, die ons allenthalven nuttige denkbeelden en verstandige aanmerkingen opleveren, zyne oplettenheid niet te weigeren, om dat men dezelve niet noodig heeft omtrent laffe en uitgerekte vertellingen, waar aan ons niets ter wereld gelegen legt. De beste Romans, nogthans, vereischen zulk eene geweldige inspanning van geest niet, welke denzelven grootlyks vermoeije en afsloove: maar eene Inspanning, geëvenredigd aan den aart des Onderwerps, en met de bedoelde Uitspanning zeer wel bestaanbaar. 't Is 'er zo verre af dat Oplettenheid en Aandagt met Vermaak en Verlustiging stryden, dat ze daar in zeer veel te pas komen, en tot het regt genot daar van volstrekt vereischt worden. Dan laaten wy eenigzins bepaalder aanwyzen op welke byzonderheden, in Zedelyke Romans, onze opmerking zich voornaamlyk moet vestigen. In dusdanige Romans wordt een min of meer aaneengeschakeld verhaal gegeeven van eene merkwaardige Geschiedenis, onder welke het voornaam oogmerk van Leeringe en Aanspooringe tot het goede is omwonden. Deeze windzels, den draad der Geschiedenisse hebbe men nauwkeurig na te gaan, te letten op de byzondere gebeurtenissen, waar uit het geheel is zamengeweeven, en door welke bindzels, toevallen of raadslagen, de een aan de andere verknogt zy. Deeze is in een Roman, die wel is opgesteld, zeer vermaaklyk; door verscheiderleie en onverwagte invallen onze aandagt telkens opwekkende, en onze nieuwsgierigheid, door veele ingewikkelde omwegen en bachlyke omstandigheden, steeds leevendig houdende. Deeze aandagt is het alleen, die ons kan in staat stellen, om de bedoelingen des Verhaals te vatten, om te bezeffen, welke kern in de meldinge van de minste omstandigheid van het geringst gezag ligt opgesloo- | |
[pagina 105]
| |
ten; daar wy anders veelal missen, waarop iets slaat of t' huis te brengen is, waar door het leezen ons verveelt, en wy 't zelve, als laf en beuzelagtig, gaan verwerpen. Het verschilt immers zeer veel in welke omstandigheden iets gezegd of bedreeven wordt, naar welke de spreeker of daader altoos zyn oogmerk rigt: en dus kunnen wy, zo wy zyner Gebeurtenisse niet regt kundig zyn, over zyne meening niet naar waarheid oordeelen. - Deeze aanmerking geldt byzonder ten opzigte van Romans, die ons Tooneelen des dagelykschen Leevens schetzen, eigenaartig veele kleinigheden en gemeenzaame ontmoetingen behelzen, en niet opgevuld zyn met wonderbaare vertooningen, vreemde en zeldzaame gevallen. - Tot de Geschiedenis behoort niet slegts het gepleegde en uitgevoerde, maar ook de raadslagen en voorneemens der voornaamste Persoonen, die in de Geschiedenis hunne rol speelen. De menigvuldige en verscheide Characters der Persoonadien, welke in een Vereierde Geschiedenis voorkomen, moeten een hoofdvoorwerp zyn van der Leezeren Oplettenheid. Door de Characters der Persoonen verstaat men derzelver verschillende Zedelyke Gesteldheid, naar welke hunne overleggingen, gesprekken, onderneemingen en handelingen zo zeer van elkander onderscheiden zyn als het onderscheid van weezen, trekken, gestalte en houding onder duizenden van Menschen, elk eenen van alle de anderen duidelyk doet onderkennen: en welke niet alleen worden zamengesteld uit enkel zedelyk goede of kwaade hoedanigheden; maar waar onder ook verschillende natuurlyke eigenschappen gemengd worden, het zy dezelve der ziele oorspronglyk zyn aangebooren, het zy ze door opvoedinge, verkeeringe, en hebbelykheid ongevoelig worden aangewend. Een deugdzaam Character is niet altoos eenerlei, maar verschillende in verscheide Persoonen, naar maate de een van een leevendiger en vlugger, de ander van een doffer en zwaarmoediger, gestel is; naar maate de hartstogten in den eenen feller en opstuivender, in den ander bezadigder en aan een klaar verstand meer onderworpen zyn; naar maate neiginge, beroep, leevenswyze, en gelegenheden eene onderscheidene Deugdsbetragting, en de oefeninge van deeze en geene byzondere Pligten, medebrengen. En deeze verscheidenheid geldt insgelyks niet alleen in zodanige Characters, waar in de Ondeugd bovendryft; maar deeze | |
[pagina 106]
| |
kan ook nog ongelyk veel of weinig de overhand hebben; en daar de Deugd eenpaarig en naar een vastgestelden regel geschikt is, zyn de Gebreken weinig verschillende, welke onder de Menschen heerschen, worden door eene oneindig verschillende vermenginge zamengekoppeld, en kunnen, door eene wispeltuurige grilligheid, in oneindig verschillende gedaanten zich vertoonen. Dusdanige onderscheidene Characters komen in Zedelyke Romans in groote menigte voor; worden, heeft het werk zyn eisch, alle naar 't leeven geschilderd, en elk bewaart, zo lang de Persoonen op het Tooneel verschynen, van den beginne tot het einde toe, zyn eigen aart. Deeze komen, in werken van dit slag, geschikt om de Leevenswyze der Menschen af te beelden, en die beeldtenissen of aanloklyk, of afschuwelyk, te vertoonen, meest in aanmerkinge. Zy maaken de ziel uit van de Gebeurtenis, die verhaald wordt, en, zonder dezelve wel in agt te neemen, kunnen wy het groot Nut, waar toe alles ingerigt is, uit het leezen van dusdanige Schriften niet behoorelyk trekken, noch daar van een verstandig gebruik maaken. Om nu deeze verscheidene Characters nauwkeurig te leeren kennen, heeft men te letten, door welke beginzelen of hartstogten dezelve meest bestuurd of gezwaaid worden, en aan welke lusten, begeerlykheden, en beweegingen, zy meest onderhevig zyn; langs welke wegen zy zich openbaarst vertoonen, hoe zy gemeenlyk, en in byzondere voorvallen, werken, welke bedenkingen en overleggingen doorgaans in dezelve vallen; en, om het alles in één woord te besluiten, welke derzelver eigenaartige en onderscheidende blyken en kenmerken zyn. Deeze nu vertoonen zich dikwyls in kleinigheden, in woorden en uitdrukkingen niet alleen, maar zelfs in de gebaaren, de houdinge, den toon waarmede zy gesprooken worden. Spreek, op dat ik u zie en kenne! was al een oud zeggen van een verstandig Kenner der Menschlyke Natuure. De gemeenzaamste gesprekken, aangaande dingen, zo men denkt van weinig aanbelang, in alle derzelver omstandigheden voorgedraagen, zyn in staat, om ons verscheide Characters af te maalen, met derzelver fynste trekken en kenbaarste kleuren. Voor die geenen, welke gezind zyn de Menschlyke Natuur regt te doorgronden, en daarmede hun voordeel te toen, leveren dusdanige Schilderyen de bekoorlykste | |
[pagina 107]
| |
vertooningen uit, waarin men zich met den grootsten smaak kan verlustigen. Zyn de Proefneemingen van zeer veel nuts in de Natuurkunde, om ons den aart en de eigenschappen der Lichaamlyke Wereld wel te leeren kennen, en van die kennis, tot voordeel des Menschlyken leevens, een voorzigtig gebruik te maaken; in deeze Schilderstukken, waar in ons de ondervinding der Zedelyke Wereld wordt opgegeeven, zyn als zo veele Proeven omtrent 's Menschen Geest en Gemoed genomen, welker nette aantekeninge en beschouwinge niet min heilzaam is ter regelinge van onze eigene Gemoedsgesteldheid, en van onze verkeeringe in de zamenleevinge. Ondertusschen is het dan blykbaar, dat deeze kleinigheden, deeze fyne trekken, deeze keurlyke en door elkander dikwyls gemengde kentekens, wel eene aandagtige oplettenheid vereischen, om dezelve wel en naauwkeurig te vatten, en dat ze niet te beuzelagtig en van te geringe waarde zyn, om, by verstandige en oordeelkundige Leezers, dezelve te verdienen. Zodanige Leezers zullen ook de Zedelyke Gezegden of Spreuken, menigvuldig in Werken van deezen aart voorkomende, met opmerking gadeslaan; zy dienen tot waarschuwinge voor gebreken en misslagen, en ter handleidinge, om, in de voornaame gevallen des leevens, ons gedrag omzigtig te bestuuren. Eindelyk heeft men, onder het leezen deezer Romans, het Zedelyk Oogmerk der Schryveren met alle aandagt na te gaan, en te overweegen wat zy ons ten aanzien van der Menschen gedrag en handelwyze over 't algemeen, en in 't byzonder, hebben willen voorstellen en vertoonen; en wat zy ons, met die vertooningen, ten aanzien van onze Zeden en Handelingen, hebben willen leeren. Dit Zedelyk Oogmerk der Schryveren moet wel onderscheiden worden van het oogmerk der Persoonen, welke zy, spreekende of werkende, invoeren. Wat het gebruik betreft, 't welk men van Zedekundige Romans naa dezelve behoorelyk geleezen en overwogen te hebben, maaken kan, en, naar alle reden, maaken moet, 't zelve is drievoudig. Vooreerst heeft men van de Characters, welke daar in voorkomen, van het gedrag der Persoonen, die als ten tooneele treeden, zich te bedienen, om, gelyk men zegt, de Wereld te leeren kennen, en, zo veel mogelyk, den aart, hoedanigheden en inzigten zyner Medemenschen te | |
[pagina 108]
| |
doorgronden, en, daar over, zo verre het ons geoorlofd is, een juist en regtmaatig oordeel te vellen. Men vergelyke de tekeningen, welke daar in worden opgegeeven, met de leevendige voorbeelden ons dagelyks in de Zamenleevinge ontmoetende, om door die vergelykinge in staat gesteld te worden, tot het verkrygen van nog nauwkeuriger kundigheden van zodanige Menschen, welker afbeelding wy aantroffen. Men vergelyke het uitwendige gedrag, de redenen en bedryven der Persoonen met hunne overleggingen en raadslagen in die Romans blootgelegd. En zal dit ons aanleiding geeven, om, met meer gronds, uit den handel en gesprekken onzer Medemenschen, over huns harten grond, inwendige gemoedsgesteldheid en bovendryvende inzigten, te oordeelen. Na dusdanige kundigheden van het Hart, de Gesteldheid en Neigingen der Menschen, te tragten, is het werk eener pryslyke Voorzigtigheid, en kan van zeer veel nut zyn in de Zamenleeving. Niemand immers kan lochenen, dat 'er grootlyks aangelegen is de zodanigen te kennen, met welken wy te doen hebben, met welken wy dagelyks moeten omgaan en handelen, en in welken wy altoos meer of min vertrouwen moeten stellen. Deeze kundigheid maakt ons bekwaam in doorgaans de beste en nutste verkeering voor ons te kiezen, en dezelve op de heilzaamste en voordeeligste wyze te beoefenen, om den meesten invloed te hebben op onze Medemenschen, om hunne gebreken te verhelpen, hun misnoegen te vermyden; en om ons voor de kwaadaartigheid en snoode listen van anderen te leeren wagten. Doch van hoe veel voordeels dit gebruik ook zy in de Zamenleevinge, wy hebben wyders van het geleezene en welbedagte een gebruik te maaken, 't welk nog van ongelyk grooter en uitgestrekter nut voor ons zyn kan, waar door wy niet alleen hier een gerust en veilig leeven verkrygen, maar zelfs ons geluk tot in eene eindlooze Eeuwigheid verzekeren kunnen. Terwyl wy, naamlyk, tragten om onze Medemenschen te leeren kennen, moeten wy, inzonderheid, ons zelven niet voorby zien en vergeeten; maar tragten regt kundig te worden van ons eigen Hart en Gemoedsgesteldheid, waar in een voornaame grondslag der waare Wysheid gelegen is, om op deeze kundigheid de verbetering van onze eigene gebreken en misslagen, de heiliging van ons Hart, en de welgeschikte regeling van ons Gedrag en Zeden te vestigen. Hier | |
[pagina 109]
| |
toe dienen rechtstreeks de Zedelyke maatregels, Aanmerkingen en Lessen, in Werken van dien stempel overvloedig verspreid; deeze hebbe men diep in zyn geheugen te prenten, en zich eigen te maaken, als regels, geschikt voor onze eigene overleggingen en handelingen. De vermaaningen en aanspooringen ten goede, de waarschouwingen en afmaaningen van feilen en zonden, behoort de Leezer aan te merken, als hem betreffende, en op zyn eigen hart te laaten gelden. Men keere dan deezen spiegel van goed en kwaad zichzelven toe, en tragtte, door het opregt gebruik daar van, zyn eigene gedaante naauwkeurig te leeren kennen, zyne wangestalten te verbeteren, en zich aan rechtschapene Deugden gewennen. - Valt het dikwyls moeilyk de inwendige schuilhoeken van onze harten zelve door te kyken, het oplettend beschouwen der Characters, de vergelyking van derzelver gesprekken en bedryven, met hunne innerlyke gedagten en gemoedsbeweegingen, moet ons ook aanleiding geeven om te letten op onze redenen en daaden, en om, volgens deezen leiddraad, te bevroeden, wat binnen in ons verborgen ligt. Een derde gebruik is, dat wy 'er gelegenheid uit ontleenen om zelve verder te denken, en onze overleggingen, over de voorkomende zaaken, uit te breiden. Veele gewigtige lessen, spreuken, en gedagten, vinden wy, in die Werken, slegts met weinig woorden, kort en beknopt, voorgesteld. Deeze gaan zwanger met eenen ryken overvloed van waardige gedagten, welke, als men ze behoorelyk koestert, daar uit voor den dag gehaald, wyd en breed kunnen uitgebreid worden. Gelyk een klein zaadkorreltje, in eenen vrugtbaaren grond, zyne tedere deelen allengskens ontwindende, tot een groote plant uitdydt, breede bladen, sterke stengen uitschiet, en eene vrugt voortbrengt van veel grooter omtrek dan het eerst beginzel van dit alles; zo is het ook het werk van eenen bedagtzaamen geest om tot in het hart van dusdanige spreuken en korte gezegden in te dringen, daarin werkzaam te zyn, de ryke stoffe, daarin opgeslooten, aan alle kanten uit te zetten, en veele andere gelykaartige en heilzaame bedenkingen vrugtbaar daaruit voort te teelen. Deeze oefening is, by uitneemenheid geschikt, om ons Verstand uit te breiden, ons Vernuft te verleevendigen, ons Oordeel te scherpen. Wanneer wy alleen berusten by het geleezene, is het voornaamlyk ons Geheugen, dat wy | |
[pagina 110]
| |
oefenen, met ons de voorgestelde zaaken eigen te maaken; maar die Gedagten en Overleggingen, welke wy dus zelve door onzen vlyt voortkweeken, zullen ons hierom zelf dies te aangenaamer bevallen, en onzen redelyken geest een nieuwen moed en leeven byzetten. - 't Verstand van alle Menschen, ik beken het, is hier toe niet even zeer in staat. Zommigen zyn veel bekwaamer om op eigene wieken te dryven, dan anderen, en zullen, zich ééns van land begeeven hebbende, veel hooger en verder vliegen. Doch allen niet te min, die eenige maate van Oordeel en Vernuft bezitten, kunnen van deeze oefeninge meer of min hun werk maaken; en hoe meer zy zich daar op bevlytigen, hoe vaardiger zy daar in zullen worden, hoe verder zy hunne vermogens zullen uitbreiden. |
|