schande heen, dan is 'er ook geen misdaad, die men niet zou durven plegen, ten ware men de straf niet vreesde. Schande is dierhalven het sterkste bolwerk, tegen het plegen van wanbedryven.
Wanneer iemand van eenen goeden aart is, en hy word gedwongen, iets strydigs met denzelven te verrigten, dan ondergaat zulk een het geen hem het moejelykst en bezwaarlykst valt uit te voeren. Nogthans gebeurt het dikwils aan de goedwilligste menschen, vooral, wanneer dezulken boven het gemeen verheven zyn; dan worden zy zo vaak genoodzaakt tot het verrigten van zaken, die strydig zyn met het geen zy gaarn wilden doen, en regelregt aanloopen tegen hunnen goeden aart.
Alle menschen moeten gewillig zyn, en gaarne goed doen: aan vele menschen, die geen bekrompen hart hebben, zyn al dikwils bekrompen in middelen, en kunnen niet altoos, als zy wel willen, goed doen. Maar zy, die verheven zyn boven het gemeen, moeten gaarne goed doen, naardien zy kunnen: want niets zet den grooten meer luister by, dan goed te doen.
Het is het kenmerk van eenen grooten en verheven geest, in alle omstandigheden dezelfde te zyn. Beknompen geesten laten zich door de geringste omstandigheden bewegen en omzetten; men kan geen ogenblik vertrouwen, dat zy dezelfde zullen blyven: ze zyn doorgaans zo veranderlyk als de wind.
Vertrouwt den zulken geene zaken van gewigt, geene posten van aangelegenheid toe, die omtrent zyne eigene zaken onagtzaam en slordig is; want hoe zal hy eens anders belangen regt kunnen aantrekken, daar hy zyne eigene verwaarloost? Indien zodanige menschen posten van aanbelang bekleeden, ziet men vroeg of laat de grootste verwarring in dezelve, door hunne kwade bestiering, voorvallen. Veele zaken worden niet door hen afgedaan, op den behoorelyken tyd; hoewel ze op anderen veel te zeggen hebben, en 'er zelden naar hunnen zin iets goeds verrigt worde. Jammerlyk is de toestand van een land, wiens bestierders grootlyks van zulk eenen aart zyn.
De misslagen van den eenen dienen veelal tot eene bank voor anderen, en het spreekwoord is waaragtig, ‘men spiegelt zich zagt, wanneer men zich aan anderen spiegelt. - Zo zyn de fouten en misbruiken, van zekere volken, het rigtsnoer, naar 't welke anderen hunne wetten maken en inrigten. Men zoekt de misbruiken, welke men ontwaar word, te verbeteren, vooral, wanneer de verstandigste der natie verkozen worden, om wetten te maken.
Het is te verwonderen, dat volken zich aan gebruiken kunnen houden, welken zy zien dat ten uitersten schadelyk voor hun zyn. Het is echter niet zeer zeldzaam, dit te zien gebeuren. Dan, indien men aan het veranderen ging, ik ben wel verzekerd, dat