Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLouisa d'antail.
| |
[pagina 85]
| |
van den Heer d'antail, en hy vreesde, dat de gereedheid des onderhouds, en zelfs het Gezag van Vader en Stiefmoeder, louisa in diens armen zou werpen. Louisa betoonde egter aan de valmorin geene voorkeuze te geeven; zy was niet vry van Coquettery, en kon het vermaak van zich gevleid te zien, door verscheide Bewonderaaren, ten zelfden tyde, niet wederstaan. Paradelle scheen de voorkeus te hebben. Deeze, nogthans, steeds in ongerustheid over den voordeeligen stand zyns Mededingers, besloot louisa weg te voeren, eer de valmorin een diepen invloed op haar hart maakte. Hy nam daar toe de maatregels; doch zo geheim niet, of de valmorin ontdekte ze, en vondt middel, om dit bestaan te doen mislukken. Woede en wraak vervulden het hart van paradelle, als hy bemerkte dat zyn Mededinger oorzaak was van de mislukking; hy beledigde hem openlyk, en daagde de valmorin uit, die zulks aannam. De Vader van louisa en diens Egtgenoote, verwittigd van het gebeurde, en van het naderend Tweegevegt tusschen hunnen Zoon en paradelle, droegen de noodige voorzorge om de zamenkomst te beletten. Doch de Moeder bleef in de uiterste ongerustheid voor de veiligheid van haar Zoon; zy voorzag, dat, schoon zy hem ditmaal gered hadt uit het gevaar, waar in hy zich zou gesteld hebben, zy hem niet altoos kon beveiligen voor de wraak zyns Mededingers, die verklaarde, dat niets hem zou wederhouden van aan te vallen op den Man, die eisch op louisa maakte. Reeds hadt zy haar Zoon onder 't oog gebragt, dat zelfs, indien zyne omstandigheden hem toelieten, het Voorwerp zyner genegenheid te trouwen, hy egter geen geluk kon verwagten van eene Vrouw, wier uitsteekende Schoonheid tot een geduurige bron van jalouzy en onrust zou strekken, en wier vrolykheid van aart maar al te zeer geschikt scheen, om de zodanigen, die zich door haare bekoorlykheden getroffen voelden, aan te moedigen. De valmorin, van een driftig en onverzettelyk gestel, wilde niet luisteren, wat ook zyne Moeder mogt inbrengen, om hem louisa te ontraaden. Zyn liefdedrift groeide aan, en ook het ongeluk zyner Moeder. Eindelyk besloot zy, als de eenige weg om haar Zoon te behoeden tegen de gevaarlyke uitwerkzels dier bekoorlykheden, welke hy dag aan dag met nieuwe bewondering beschouwde, louisa in een Klooster te bezorgen. Maar, op het eerste vermelden van zulk een ontwerp, bevondt zy, dat het door louisa met zo veel wederzin gehoord werd, dat zy zag al haar invloed te moeten gebruiken by haar Man, ten einde deeze de afkeerigheid van zyne Dogter overwon. Zy toonde hem, dat de eer en rust zyner Familie de opsluiting vorderde van louisa, wier Schoonheid, hoewel nog niet in vollen bloei, hem reeds | |
[pagina 86]
| |
zo veel onrusts en kwellings gebaard hadt: een onrust, waar van hy zich nimmer zou ontheeven vinden, zelfs, indien zyne Dogter trouwde: dewyl 'er maar al te veel gronds was om te vreezen, dat de Jalouzy eens Egtgenoots eener Vrouwe, zo bovenmaate bevallig, haar leeven ongemaklyk voor haar zelve, en heilloos voor anderen zou doen worden: dat, indien 'er iets kwaads uit voortkwam, hy het nooit zichzelven zou kunnen vergeeven, haar niet geplaatst te hebben, waar de invloed haare bekoorlykheden niet langer de Rust zyns leevens kon stooren, of de Eer van zyn Huis onbesmet laaten. 't is waarschynlyk, dat louisa, die van een driftigen aart scheen, en naastdenkelyk niet wist wat vermogen Schoonheid hadt haar Moeder eenigzins beledigde, 't geen, gevoegd by de vrees voor haaren Zoon, haar deed besluiten, dit stuk, hoe wreed en onregtvaardig, door te zetten. Haar Man, dien zy geheel bestuurde, hadt, in dit tweede Huwelyk, de genegenheid voor de Kinderen van zyn eerste bedde laaten verflauwen, en thans geen wil dan die der tegenwoordige Vrouwe. Hy zag niets, dan 't geen zy zag. Het gelukte haar hem zo zeer voorin te neemen tegen zyne Oudste Dogter, dat hy, 't onmogelyk bevindende, om haaren afkeer van het Kloosterleeven te overwinnen, haar op het ernstigste zyn besluit te kennen gaf, dat zy, op zekeren bestemden dag, moest kiezen in een Klooster te gaan, met oogmerk, om een Non te worden, of dat hy haar in 't Huis der Magdalenettes zou zetten, onder de ongelukkige Vrouwen, verweezen om haare dagen in traanen en boetedoeningen te flyten, wegens begaane misdryvenGa naar voetnoot(*). Verschriklyk was deeze bedreiging, en louisa zag maar al te duidlyk, dat haar lot bepaald was, dat zy tot het Kloosterleeven moest besluiten, als zy een erger staat wilde ontwyken. Zy stemde derhalven toe, dat zy in het Klooster van St. Claire zou gaan. Eene Vrouw, Madame du fresne geheeten, werd gebruikt, om deeze zaak tusschen haar en haare Ouders af te doen. Vader caussin, die getuige was van den afkeer met welken louisa, het lot haar opgelegd, onderging, zeide tegen Madame du fresne: ‘Gy zult de oorzaak zyn van het verderf deezer jonge Dogter, door haar het Kloosterleeven, waar van gy ziet, dat zy volstrekt afkeerig is, te doen aanneemen.’ - Zy antwoordde ‘'t Is beter dat zy het gevaar van verderf in een Klooster waage, dan, dat zy, door in de wereld te blyven, de oorzaak worde van het verderf van veele anderen, die haare Schoonheid tot de snoodste misdryven zou vervoeren.’ 't Was uitgemaakt, dat louisa het slachtoffer moest worden | |
[pagina 87]
| |
van de opvattingen en haat haars Stiefmoeders, veroorzaakt door die buitengemeene Schoonheid en Bevalligheden, welke nyd en kwaadaartigheid kunnen te wege brengen in Vrouwen, zelfs naa dat de tyd voorby is, op welken zy op eigen uitwendige voordeelen eenigen prys kunnen stellen. - Mevrouw d'antail zogt zelfs de verschriklykheden van den opgeslooten staat niet te verzagten, door haar Dogter de verligtingen te vergunnen, die de Rykdom in 't Klooste leeven kan genieten Zy wilde niet meer dan zes honderd Livres by de Intrede betaalen: en de Nonnen weigerden haar in te neemen, als zy niet meer gaf. Te deezer gelegenheid schreef het ongelukkig Slachtoffer aan Madame du fresne, die weder tusschen haar en haare Ouders handelde. ‘Ik weet, Madam, dat zes honderd Livres genoeg zyn voor de zodanigen, die de pligten van het Kloosterleeven kunnen waarneemen: maar, dewyl het my onmogelyk is zulks te doen, en de Kloosterzusters reeds bemerken, dat ik niet kan volvoeren wat in 't algemeen verwagt wordt, en dus verscheide uitzonderingen plaats hebben, weigeren zy my aan te neemen, of ik moet meerder gelds geeven. Ik verzoek u, derhalven, Madam, by myn Vader te gaan, en hem te smeeken, dat hy eenig medelyden met zyn Kind hebbe, en voor my het geeischte betaale.’ Naa lang aanhouden werd dit toegestaan; de Heer d'antail liet het bedongen geld bezorgen; en louisa, die geen redmiddel zag, nam de sluier aan, en als haare Proef jaaren verstreeken waren, deedt zy, de gezindheid haarer Vervolgeren nog dezelfde blyvende, de Kloostergelofte, met eene kloekmoedigheid voegende aan haar grooten geest; doch met een hart, nog gehegt aan de Wereld, voor welke zy geschikt was om een der schoonste cieraaden te weezen. Maar, hoe zeer zy uitwendig dit besluit genomen hadt, en welke moeite haar Stiefmoeder en dier Party nam, om deezen stap, als vrywillig gedaan, te doen voorkomen, louisa hadt middel gevonden, om, op eene Regterlyke wyze, haar Afkeer te verklaaren. Eer zy de Gelofte deed, liet zy eene Tegenverklaaring opstellen, die zy overleverde aan Vader favier, een Franciscaaner Monnik, Biegtvader en Opziender van het Klooster St. Claire; en, onmiddelyk naa de plegtigheid, herhaalde zy de Tegenverklaaring anderwerf, en gaf die aan denzelfden Monnik. Tusschen de drie en vier jaaren sleet louisa een droefgeestig en tegen haare zinlykheid geheel strydig leeven, in het Klooster, zonder eenige pooging om ontslaagen te worden van eene Verbintenis, tot welke men haar genooddwangd hadt. Middelerwyl was haare Zuster henrietta getrouwd aan den Heer nicholas le vacher; en in de Huwelyksvoorwaarde hadt haar Vader haar zyne éénige Erfgenaam geheeten. Gierigheid was de heerschende hartstocht van den Heer le vacher, en hy zag | |
[pagina 88]
| |
met jalousy en wantrouwen, de aangroeiende overmagt van Mevrouw d'antail op zynen Schoonvader. Zy hadt een eigen Zoon, ten wiens behoeve le vacher geloofde, dat zy den eigendom haars Egtgenoots verkortte, diens Effecten wegzendende en verbergende onder haare Vrienden, om 'er zich van te verzekeren voor haar zelve en haar Zoon, ten nadeele van henrietta. Met meer nauwkeurigheids de waarheid zyner vermoedens onderzoekende, ontdekte hy, dat 'er aan Zilver acht en twintig duizend Livres zeker waren verdonkerd. Hy oordeelde het tyd, een einde te maaken aan bedryven, zo zeer strydig met zyn belang; en leverde een Verzoekschrift in, behelzende, dat de Vader zyner Vrouwe zyn gezigt verlooren hadt, en in 't verstand dusdanig verzwakt was, dat hy zyne eigene zaaken niet langer kon waarneemen, die gevolglyk geheel in de war zouden loopen, als 'er geen zorge gedraagen werd, om ze in andere handen te stellen. - Hy verwierf het verzogte; doch 't leedt niet lang, of de Heer d'antail bewerkte dat het herroepen werd. Le vacher, die zyn Schoonvader hoogst vertoorend vondt over die handelwyze, durfde zich tegen die herroeping niet te weer stellen: dan, schoon de oude Heer weder meester was van zyne zaaken, kon hy le vacher het gepleegde niet vergeeven: en betuigde plegtig, het nooit te zullen doen. Zyne Vrouw kweekte die boosheid aan, tweedragt en onverzoenlyke haat woedden tusschen de Familien. Terwyl dit alles gebeurde, vondt louisa het Kloosterleeven, van tyd tot tyd, verdrietiger; de hooploosheid van haar toestand veranderde haar anders vrolyk gestel; in 't gezelschap der Nonnen kon zy geen genoegen altoos vinden; de steeds wederkeerende Godsdienstverrigtingen verveelden: de eenige vertroosting, welke zy vondt, was in 't Gezelschap van den Heer cousturier, een Raadsheer, die, eene Bloedverwante in het Klooster bezoekende, louisa gezien, en, getroffen door haare volklonke schoonheid, welke het Nonnegewaad niet kon verbergen, kennis met haar gemaakt hadt. Dikwyls bezogt hy haar voor de tralien, waar zy hem verhaalde, welke ondra gelyke vervolgingen zy hadt moeten lyden van haar Stiefmoeder; met welk een tegenzin zy in 't Klooster bleef, en de voorzorgen, door haar genomen, om Verklaaringen te doen vervaardigen tegen de Kloostergeloften, door haar gedwongen gedaan. Cousturier vertroostte haar, door hoope te geeven, dat die Tegenverklaaring het middel zou kunnen weezen om haare vryheid te bezorgen: hy raadde haar dezelfde koelheid omtrent de Kloosterpligten, en denzelfden afkeer van 't gezelschap der Nonnen, te blyven betoonen; niets te doen, 't welk zou kunnen opgenomen worden als eene bekragtiging van haar afgeperste Gelofte; besluitende, dat zy, ander het neemen deezer voorzorgen, geduldig wagtende, zich | |
[pagina 89]
| |
met de hoop mogt streelen, om ten eenigen tyde van die lastige banden ontslaagen te worden. Eenige maanden, naa dat zy kennis met den Heer cousturier hadt begonnen te maaken, werd het Hospitaal te Lagny, onder het bestuur der Franciscaanen Monniken, gebragt. Louisa verwierf, van den Oversten dier Orde, derwaards te mogen gaan, 't welk zy met het grootste genoegen deedt; niet alleen, om dat de strenge onderwerping aan de regelen van het Kloosterleeven haar zeer tegen de borst stiet; maar ook, om dat zy, in dit nieuwe verblyf, meer vryheids, en meer te haarer beschikkinge hadt. De Nonnen, die, wegens haaren afkeer van de Kloosterdiensten, en haare koele behandeling der Zusterschap, haar niet wel mogten zetten, zagen haar vertrek met genoegen. Eer zy in dit nieuw verblyf trad, droeg zy de voorzorge, om haare Verklaaring, tegen de eerste gedaane Gelofte, te vernieuwen, door een Geschrift, waar in zy betuigde, dat zy dezelve niet alleen aanmerkte als afgeperst, en van geener waarde; maar dat zy, met haare tegenwoordige verplaatzing, noch door eenig daar op volgend bedryf, dezelve dagt te bevestigen, en altoos aan haar behieldt, om gebruik te maaken van haare eerste Tegenverklaaring, zo ras de gelegenheid zich aanboodt. De nieuwe Inrigting te Lagny wilde aangemerkt worden, als alleen onderworpen aan het gezag der Franciscaanen, en geheel ontheven van het regtsgebied des Aartsbisschops van Parys: de Kerkvoogd beweerde zyn regt, en 'er stondt een Pleitgeding uit te zullen ontstaan. - De Heer le vacher, wiens gierigheid hem op de minste omstandigheden agt deedt slaan, wist genoeg van de geaartheid zyner Behuwd zuster louisa, om te vreezen, dat zy zich zou bedienen van de Tegenverklaaring, door haar opgesteld, om haare Geloften te herroepen, als het ooit in haare magt stondt. Haare gemeenzaamheid met den Heer cousturier veroorzaakte hem veel ongerustheids. Een jong Heer kon haar niet wel zien, zonder gevoelig te zyn wegens haare aanvalligheden. Cousturier was beminnelyk, schoon van gestalte, en bezat middelen, gelyk aan die louisa te wagten hadt, indien zy uit het Klooster geraakte. - 't Geen zyn dugten voor cousturier vermeerderde, bestondt daar in, dat deeze Heer, in de Regtsgeleerdheid bedreeven, gegronde kennis hadt van de Wetten, tot de Klooster-geloften betrekkelyk, en wist, in welke gevallen ze ontbonden konden worden. - Om de maat zyner ongerustheid vol te meeten, diende de verplaatzing van louisa na Lagny, waar zy, niet langer staande onder het bestuur der Abtdisse, noch wederhouden door het toevoorzigt der menigte van Kloosterzusteren, niet langer verpligt zou weezen, eene zo stipte verantwoording van haar gedrag te doen. Daar zou zy zo dikwyls, en zo lang als het haar goeddagt, cousturier kunnen opwagten, in het spreekver- | |
[pagina 90]
| |
trek van het Hospitaal, alleen gehouden zynde, om op haar beurt op te passen. Louisa wist, dat zy, niettegenstaande deeze maate van vryheid, groote omzigtigheid moest gebruiken, om voor te komen, dat de blaam eener onvoegelyke gemeenzaamheid met den Heer cousturier haar niet aankleefde; op het minste vermoeden van iet zodanigs, voorzag zy, dat ze hem geheelenal niet zou mogen zien; maar te rug gezonden worden na het Klooster, onder een veel nauwer bepaaling, en nooit eenigen kans hebben, om lieden te zien, die, ter verkryging van haare vryheid, iets konden uitwerken. Te deezer oorzaake was zy zeer omzigtig; en dewyl cousturier thans zes mylen moest reizen, om het genoegen te hebben van haar te zien, waren deeze ontmoetingen zeldzaamer dan voorheen, en alles ging by dezelve met de uiterste voorzigtigheid en voeglykheid toe. Maar le vacher, wiens belang het was, 'er geheel een einde aan te maaken, stelde zendelingen te werk, om gerugten te verspreiden, ten nadeele van het character der Orde, en gelukte het hem zo wel, zyne schandelyke geschiedenissen onder den man te brengen, dat de Oversten der Orde 'er het oor aan leenden; by alle de valschheden, door hem uitgestrooid, voegde hy, dat het geschil, tusschen den Aartsbisschop en de Franciscaanen, betreffende het Regtsgebied des Hospitaals van Lagny, den oorsprong hadt, in den trotschen, en op onafhangelykheid gestelden, geest, van Mejuffrouw d'antail, die dagt, dat zy, onder het bestuur der Franciscaanen, op verre na de striktste niet, meer vryheids zou hebben, om haare geneigdheden bot te vieren, dan onder dat des Aartsbisschops. Alle deeze kwaade gerugten een wyl verspreid hebbende, en verzekerd, dat zy de bedoelde uitwerking zouden baaren, verzogt en verkreeg hy schielyk een bevel, om louisa d'antail van Lagny af te haalen, en haar, met alle striktheid, te bewaaren in het Klooster, waar zy den Geestlyken staat hadt aangenomen. - Dit alles viel voor, onmiddelyk naa dat le vacher verworven hadt, dat zyn Schoonvader ontzet wierd van het bestuur zyner goederen. De schoone Non, hoorende, dat de Heer d'antail woedend verstoord was, over het gedrag van le vacher, oordeelde dit eene allerschoonste gelegenheid, om te beproeven, of zy niet ontslaagen kon worden van het juk, nu zeven jaaren lang gedraagen. Zy hoopte, dat de Heer d'antail en zyne Egtgenoote, verbitterd tegen henriette's Man, haar weder zouden herstellen in dat deel van toegenegenheid, 't geen zy nooit verdiend hadt te verliezen en dat zy, om in de omstandigheid te koomen, tot het herkrygen van dat gedeelte haarer middelen, 't welk zy nu zagen dat vervallen zou in de handen van den gierigen le vacher, voor een Geregtshof moest bloot leggen de | |
[pagina 91]
| |
middelen, te werk gesteld, om haar te verpligten tot Verbintenissen, zo strydig met haare neiging. - In deeze hoope vondt zy zich niet te leur gesteld. Zich tot haare Ouders vervoegende, en verklaarende, dat zy die verbintenissen wilde verbreeken, welke zy nooit kon volbrengen, beloofde zy alles wat zy kon, te zullen toebrengen, tot het ontbinden haarer Geloften, en het aangaan van eene Egtverbintenisse met den Heer cousturier; die, in alle opzigten, eene voor haar geschikte party was, en aan hem op het tederste verbonden. Het medelyden, 't geen hy, in 't eerst, met haar ongelukken betoonde, hadt haare dankbaarheid gaande gemaakt, zyne verdiensten en volstandigheid thans eene vuuriger drift ontstooken. Hy was langen tyd haar eenige troost geweest, en het overige haars leevens, met hem te slyten, zou, haars bedunkens, eene nieuwe waarde byzetten aan het ontslag, 't geen zy zogt te verwerven. De Heer d'antail, en diens Egtgenoote, vervoegden zich by haar in het vertoog, 't geen zy by 't Hof van Rome deedt, wegens den dwang, onder welken zy de Kloostergelofte gedaan hadt. Terwyl zy antwoord verwagtte, verliet zy het Klooster, en kwam in 't Oudenyk Huis. 's Pausen antwoord was: ‘Dat de Inleveraarster van het Verzoekschrift na 't Klooster zou wederkeeren, om het einde der zaake af te wagten; dewyl alle de partyen, betrokken in haaren Afstand van het Kloosterleeven, moesten zamengeroepen worden: en indien 'er door deezen niets werd bygebragt, 't welk het Hof te Parys van dien aart oordeelde, dat zy haare Godsdienst-geloften moest volbrengen, dat ze dan ontbonden ware, en in de vryheid, om te mogen trouwen, gesteld konde worden’ - De Persoonen, wie dit aanging, waren haare Bloedverwanten, en de Nonnen, tot wier Klooster zy behoorde. De Nonnen verklaarden, by monde van de Abdisse, haare gereedheid, om eene Persoon te ontslaan, die nimmer de verrigtingen, aan het Kloosterleeven verbonden, volbragt, en altoos den verregaandsten afkeer van het Klooster betoond hadt; en dat zy dus verlangden ontslaagen te worden van een Lid, 't geen met zo veel wederzins onder haar leefde. - De Heer d'antail leverde eene Verklaaring in, dat zyne Huisvrouw, door vrees voor de behoudenis van haaren Zoon, hem overgehaald had, om zyne Dogter tot het Kloosterleeven te dwingen; hy beleedt, zelfs haar gedreigd te hebben met schande, gevangenis, en dood, indien zy weigerde: doch dat hy, in zynen hoogen ouderdom, niet langer met draaglykheid kon denken, om het wreed bedwang, haar opgelegd, te doen volduuren, en daarom haar ontslag verlangde. Zyne Vrouw vereenigde zich met hem in dit verzoek. Naa dit alles gehoord te hebben, was het besluit, dat alle de | |
[pagina 92]
| |
belang hebbende Partyen overeenstemmende in het verlangen, om de Kloostergelosten van louisa d'antail geslaakt te zien, tegen welke zy zelve vóór en naa het doen zich verklaard hadt, deeze Geloften verbrooken wierden, en zy vryheid kreeg om te trouwen. Le vacher verlangde gehoord te worden, en stelde zich party; doch de Heer d'antail verklaarde 'er zich tegen; en de beweegreden van le vacher bleeken zo onedelmoedig, dat hy geen veld won. Het besluit, 't welk louisa vryheid gaf van te mogen trouwen, werd bevestigd door een nieuw vonnis, ingevolge van 't welke zy, niettegenstaande het ingebragte van le vacher, tot het bezit haarer Middelen en vryheid hersteld werd. Ingevolge hier van, werden de Huwelyksgeboden van francis cousturier en louisa d'antail, in de Kerk van St. Opportune, afgekondigd, en de Huwelyksvoorwaarde hieldt in, dat de Heer d'antail haar deel gaf aan de goederen en bezittingen, op welke zy, uit hoofde haarer geboorte, regt hadt. De Heer le vacher, alles wat mogelyk was aanwendende om het Huwelyk te beletten, schutte de Huwelyks-geboden. De Priester van St. Opportune, de toestemming van den Vader hebbende, verklaarde, dat het Huwelyk egter zou voltrokken worden, en gaf daar toe verlof aan eenen anderen Priester. Le vacher, in deeze hoope te leur gesteld, vervoegde zich by den Groot-Vicaris, die geen 't minste gehoor aan zyne klagten leende; hy deedt ook aanzoek by den Aartsbisschop: maar dewyl de tegenkanting van den Egtgenoot eener Zuster geen gewigts genoeg scheen te hebben, om de toestemming en begeerte eens Vaders op te weegen, werd het Huwelyk, naar eisch, voltrokken, en, twaalf maanden naa de voltrekking, louisa Moeder van een Zoon. Te midden van dat genoegen, hadt louisa de smert om te moeten ondervinden, dat de vervolgingen van le vacher nog geen einde hadden. Hy hervatte een geding, waar in hy poogde te beweeren, dat men het ontslag van louisa's Geloften, strydig met de wetten, verkreegen hadt. Hy beloofde zich een gelukkigen uitslag, steunende op eene Wet, welke inhoudt, dat Klooster-geloften, meer den vyf jaaren geleden gedaan, in geen geval, of onder welk een voorwendzel ook, kunnen vernietigd worden: en het was by de zeven jaaren, zints louisa het Nonnenkleed aangetoogen hadt, eer zy zich by het Hof van Rome vervoegde. Op deezen grond bragt men de zaak voor het Parlement van Parys. Waar, niettegenstaande de welspreekenheid van den Heer cualtier, een uitsteekend Pleiter, het Parlement oordeelde, dat, indien 'er geen vastbepaalde tyd was, naa welken de Godsdienstige Geloften onherroepelyk zouden worden, de Middelen der Familien nooit zekerheid hadden; dat zulks steeds gelegenheid zou geeven aan Nonnen en Monniken, | |
[pagina 93]
| |
om tot den wereldlyken staat weder te keeren, ter vernietiging van goede Orde, zo in de Kloosters, als in de Huisgezinnen. Het vonnis kwam dus neder, dat louisa d'antail tegen de Wet van haare Klooster-geloften ontslaagen was. Haar Huwelyk werd onwettig, haar Kind bastaard, verklaard, en zy geboden, zich weder in 't Klooster te begeeven. De verlegenheid en smerte, door dit onmenschlyk besluit veroorzaakt, kan men zich beter verbeelden dan beschryven. Nogthans beslooten hebbende, eene pooging te doen, eer zy afgerukt werd van Verbintenissen, haar zo dierbaar, en begraaven in een staat, erger dan de dood, beriep zich louisa en haar Egtgenoot van dit Vonnis op den Geheim-Raad. De Raad stelde het nagaan van 't geheele stuk in handen van het Parlement van Metz; waar, naa lang twisten, het eindelyk besluit van zodanig een aart was, als ieder Vriend des Menschdoms met genoegen moet verneemen. De Geloften, door louisa gedaan, werden voor van geener waarde verklaard: haar Huwelyk wettig, haar Kind egt. Naa deezen tyd sleet zy haar leeven, onder zo veel onaangenaamheids, onregts en vervolgings deels doorgebragt, met een Egtgenoot, die al haar agting en liefde verdiende, in een Kinderzalig Huisgezin; terwyl le vacher de regtmaatige straffen zyner medogenlooze gierigheid voelde. |
|