Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerkingen over de bevriezing van menschelyke ledemaaten en lichaamen; met betrekking tot derzelver oorsprong, kenmerken, gevolgen en behandeling.
| |
[pagina 55]
| |
Het behoud van het leeven, en de herstelling der verlooren gezondheid van onzen Natuurgenoot, moet steeds den grootsten prikkel van ieder menschenvriend zyn. De uitvoering van dit onderwerp is zeker aan veele en gewichtige bedenkingen onderhevig; die meerendeels aan de verschillende Physiologische begrippen hun bestaan verschuldigd zyn. Ik zal echter het een en ander, zo als het my, volgens menigvuldige proeven, het aanneemelykste toeschynt, kortelyk aanstippen. Onze dampkring is met een menigte zoutdeelen voorzien, die, wanneer de lucht warm is, dun, zacht en ongevoelig zyn. - De koude vereenigt deeze zoutdeeltjes, en vormt hun in de gedaanten als spiessen, pylen, en andere puntige en kwetzende lichaamen. - Met hun natuurlyk doordringend, en thans beledigend, vermogen voorzien, werken zy tevens, en op de vaste, en op de vloeibaare, deelen van het lichaam te gelyk; de eersten worden 'er door ingetrokken, en meerder gespannen; de laatsten worden onbeweeglyk, en stollen. - Na maate de koude hevig is, wordt het beledigend vermogen, deezer te zaamgepakte en scherpe zoutdeeltjes, vermeerderd; en, na maate deeze vermeerdering is, zo zal ook de trap der bevriezing meer of minder groot worden. De koude is geene berooving van warmte, gelyk zommigen willen; maar een eigenaartig en natuurlyk wezen zelve. - 'Er kan te gelyk koude en warmte zyn, zonder dat de een de andere vernietigt. - By een helderen zonneschyn, by voorbeeld, gepaard met eene vriezende lucht, zien wy dikwerf, dat de sneeuwvlokken in hunnen zamenhang, zonder smelting, blyven, daar eene betrokken lucht, zonder vriesdeelen, dezelve doet vernietigen. Dat de koude en vriesdeelen eene op zich zelf bestaanbaar wezen zyn, blykt wyders uit de door konst gemaakte bevriezingen. - In het heetste van den Zomer zelfs, kan men deeze deelen, als eene eigenaartige zelfstandigheid, zelfs in andere deelen overbrengen. Het is, dierhalven, niet vreemd, dat eene strenge vorst leevende lichaamen, die een wyl tyds aan derzelver invloed worden bloot gegeeven, doet bevriezen. - Onze vochten, en wel voor eerst onze wey- en waterachtige vochten, in het oppervlak der huid, worden, door de indrang en aanneeming van een menigte vriesdeeltjes, als 't ware, verstyfd, waar door wel dra de omloop der voch- | |
[pagina 56]
| |
ten belemmerd, en het deel, of lichaam zelve, tot eene volkome bevriezing voorgeschikt wordt, en, zo de oorzaak aanhoud, werkelyk overgaat. En het is niet vreemd te veronderstellen, dat de hoedanigheid onzer vochten ook tot een aanleiding en vermeerdering geevende oorzaak van bevriezing zelve medewerkt. - Wy weeten immers, een genoegzaam aantal van proeven heeft zulks beweezen, dat een gering getal ysdeelen, even gelyk een vonkje vuurs, door het bybrengen van nieuwe brandstof, een groot vuur kan voortbrengen, dat, zeg ik, een klein getal ysdeelen, door het bymengen van eenige Zouten, zelfs in den Zomer, tot een verbaazenden trap van koude en bevriezing kan vermeerderd worden. De meer of mindere spoedige overgang, van eene gedeeltelyke of geheele bevriezing, eindelyk, hangt hoofdzaaklyk af van de meer- of mindere hevigheid eener vriezende lucht, van de meer- of mindere geschiktheid van het onderwerp, en van de wyze, waar op het aan de koude wordt blootgesteld. - Algemeen is het waar, dat eene spoedige overgang van warmte in eene strenge koude, eene veel spoediger gelegenheid geevende oorzaak tot bevriezing is. - De ondervinding heeft van alle tyden hier van de ongelukkige voorbeelden opgeleverd; doch ons bestek laat niet toe, de reden deezer meermaalen beweezen waarheden andermaal te betoogen. De kenmerken eener bevriezing zyn onderscheiden, na dat zy of een gedeelte, of wel het geheele lichaam, inneemt. Een deel, dat eenigen tyd aan de strengheid eener vriezende lucht is blootgesteld geweest, ondergaat trapsgewys, na maate de beleedigende oorzaak meer of minder hevig is, deeze volgende verschynzelen: eerst bespeurt men in het beleedigde deel eene bleekheid, welke wel dra in roodheid, met jeuking en tinteling, overgaat; het deel wordt styf en gevoelloos; en, houdt de oorzaak aan, of wordt het door verkeerde middelen behandeld, zo gaat het, na weinig tyds, tot eene purperkleur, en, eindelyk, tot eene doode zwarte korst, over, het koud vuur genaamd. Dan, eene algemeene bevriezing is hier van onderscheiden. - Men ontwaart in dezelve noch die bleekheid, roodheid, jeuking, of tinteling, welke by de voorgaande gedeeltelyke bevriezing gewisse kentekenen zyn. - | |
[pagina 57]
| |
Slegts bespeurt men in den beginne eene algemeene dofen gevoelloosheid over het geheele lichaam, die van trap tot trap voortgaat, en gevolgd wordt van eene onwederstaanbaare neiging, tot een zogenaamden slaap; die wyders een volstrekte gevoelloos-, styf- en onbeweeglykheid van het gantsche lichaam ten gevolge heeft. De waare redenen deezer verschynzelen zyn, onzes bedunkens, hierin gelegen: de prikkelende aandoening, en het doordringend vermogen der koude, doet de vaten op de geheele oppervlakte van het lichaam vernaauwen, terwyl gelyktydig de vochten in deeze fyne buisjes stollen; van daar de dof- en gevoelloosheid, - de te zamentrekking der huids-poriën en stolling der in de fynste buisjes omloopende vochten beletten de zo hoog noodige uitwaazeming. - Het bloed en de andere vochten worden nu, in eene meerdere hoeveelheid, naar binnen en naar het hart gedreeven; en wyders door dit deel, daar de voortstuwing in de uitwendige deelen belemmerd is, in eene meerdere hoeveelheid naar de herssenen gevoerd, waar door eene drukking op de zenuwen wordt voortgebragt: de voortduuring der aanpersing, en de daar door vermeende drukking, belemmert derzelver werkzaamheden, en brengt eene steeds toeneemende gevoelloosheid en verstomping van gewaarwordingen voort, die te onregt voor eenen slaap wordt aangezien. - De vermeerdering hier van doet eindelyk alle gewaarwordingen verliezen. - De omloop houdt op, het bloed en de andere vochten stollen, en het lichaam wordt styf en beweegloos. De gedaante, in welke het lichaam op dat oogenblik, wanneer de bevriezing alle gewaarwordingen wegneemt, is, blyft, zo lang het lichaam in rust is, onveranderlyk een en het zelfde. - Van daar, dat men zomwylen de bevrozenen op den eenen tyd staande, op een ander tyd zittende, en weder in andere tyden in verschillende gedaanten, heeft aangetroffen. De gevolgen van dit gebrek zyn ligtelyk, uit de zoo even opgegeeven kenmerken, op te maaken. Wy zullen 'er dit nog by voegen: dat geene bevriezing, in welk eenen trap ook, immer van dien aart is, of dezelve kan, zoo 'er tydig de noodige hulp wordt aangebragt, of geheel, of ten deele, hersteld worden. - Zelfs zyn 'er voorbeelden voorhanden, dat bevrozenen, welken meer dan drie en vier dagen waren bevrozen geweest, door het | |
[pagina 58]
| |
aanwenden van bekwaame hulpmiddelen weder zyn hersteld geworden. - Doch, zo den beledigden, zonder hulp gelaaten wordt, of dat 'er verkeerde en schadelyke middelen worden aangewend, zo zal, by eene gedeeltelyke bevriezing, volstrekt de versterving der aangedaane deelen, en by eene algemeene bevriezing, de dood onvermydbaar volgen. Als eene byzonderheid, nogthans, kan men, in de gevolgen eener bevriezing, aanmerken: dat, wanneer dit toeval aan de Voeten voorkomt, de versterving zelden hooger, dan tot het onderste gedeelte der kuiten, opklimt; en aan de Handen, zich veeläl alleen tot de vingeren bepaalt. De Geneezing, of in een ruimer zin, de Behandeling, bepaalt zich, of tot eene Voorbehoeding, of wel, wanneer het gebrek zelve aanwezig is, tot de herstelling van het bevroozene zelve. Wat de Voorbehoeding betreft, hier van vermeenen wy, in de voorgaande Aanmerkingen over de Winterhanden en WintervoetenGa naar voetnoot(*), reeds omstandig genoeg gesprooken te hebben, en wyzen onze Leezers, ten dien einde, derwaards. - Doch, boven dit alles, komt, met betrekking tot de algemeene bevriezing, nog in aanmerking: dat, daar men nimmer voor eene algemeene bevriezing te dugten heeft, dan ten tyde men zich een wyl tyds aan eene hevige vriezende lucht moet bloot geeven, het noodzaaklyk is, het lichaam vooräf maatig warm te kleeden; grove en sterke voedzelen gebruike; en men, by tusschenpoozing, een weinig Brandewyn drinke; - edoch, men draage vooräl zorg, dit laatste maatig te gebruiken, nadien iedere trap van dronkenschap onze gewaarwordingen verzwakt, en tot den slaap geneigd maakt. - Het lichaam moet in eene geduurige beweeging gehouden worden: vooräl is de beweeging van de uiterste noodzaaklykheid, wanneer den, aan strenge vriezing blootgestelden, eene zachte en aangenaame slaap schynt te willen overvallen; ‘deeze slaap, (schryft een beroemd Geneesheer) die zyn lyden schynt te zullen verzachten, zoude de laatste slaap zyns levens zyn.’ Eindelyk, komen wy tot de behandeling van bevrooze Ledemaaten of Lichaamen zelve. - In beiden toch | |
[pagina 59]
| |
moet het oogmerk, de herstelling der uitgebluschte werkzaamheden van het beledigde, zyn. - Edoch, het is ligtelyk op te maaken, dat dit zich vry gemaklyker, tot de bevriezing der uitwendige Ledemaaten, dan tot de vernietiging van alle de werkingen des geheelen lichaams, zich uitstrekke. - Wy zullen ons eerstelyk tot de eerste bepaalen. Nimmer moet men, of beginnende, of geheel bevrooze deelen, het zy door plaatsmiddelen, het zy door vryven in eene te spoedig klimmende graad van warmte brengen; veel minder moeten zodanige deelen, in dien staat, by vuur, of in eenige verwarmde plaats, gebragt worden; want wel dra zouden deeze deelen tot eene onherstelbaare versterving overgaan - hier van zyn menigvuldige ongelukkige voorbeelden voorhanden, en de redenen van een en ander, heb ik in myne voorige meergemelde Aanmerkingen reeds aangestipt. In eene beginnende bevriezing, die men kent uit eene gevoelloos- en styfheid der beledigde deelen, zo wel als in eene meer gevorderde, en alle werkzaamheden van het deel vernietigende, moet men aanstonds, en, voor alles, zyn toevlugt tot Sneeuw of koud Water neemen. En daar mede zo lang aanhouden, tot dat 'er gevoel en warmte in het beledigde deel komt - dan neemt men Brandewyn of eenig ander geestryk vocht, waarmede het deel koud gevreeven wordt: - wanneer men wyders hetzelve, van trap tot trap, in eene verwarmende plaats kan overbrengen, en nog eenigen tyd herhaalde vryvingen en warme aanlegzels, van de zo evengenoemde middelen, bezigen. Wanneer eenig bevrooze deel, onder het gebruik van Sneeuw of koud Water, geen teken van leven geeft, dan zyn alle middelen, verder aangewend, doorgaans vrugteloos. - Het deel zal, in dit laatste geval, wel dra tot versterving overgaan; in welk een geval eene spoedige afzetting van hetzelve, zo 'er geene belettende redenen zyn, alleen in staat is, het voortloopen der versterving te voorkomen, en het leven van den Lyder te behouden. - In deezen toestand moet men, onverwyld, zyne toevlugt tot een bekwaam Heelkundigen neemen. - De kortheid van myn bestek, noch het oogmerk van deeze Aanmerkingen, laaten niet toe, hier van te spreeken. In de Leden, die eens bevroozen zyn geweest, daar | |
[pagina 60]
| |
in wordt men, op dien tyd, wanneer de vorst aankomt, eene onlydelyke jeuking en pyn gewaar - zy zwellen, worden rood en blaauw, en wanneer men het niet voorkomt, breeken zy open. - De eenmaal, door de vorst veroorzaakte, verzwakking deezer deelen, en misschien eene byzondere geschiktheid, zal als de oorzaak hier van moeten beschouwd worden. - Het gebruik der meermaalen genoemde Oliën en geestryke vochten komt hier te pas. Wanneer 'er eene algemeene bevriezing, dat is, eene volkome gevoelloosheid en verstyving plaats heeft, dan moet de ontdooijing der gestolde en bevrooze vochten, en de toediening van bekwaame hulpmiddelen tot de wederöm-opwekking, in aanmerking komen. - Men gaat, by voorbeeld, op de volgende wyze te werk: Men brengt dergelyke Lyders op een plaats, daar 't niet vriest, doch koud is; aldaar ontkleed men hem, en bevogtigt de geheele oppervlakte van het lichaam met doeken, in koud water bevochtigd - zo 'er Sneeuw te bekomen is, zo zal het oneindig beter zyn, het geheele lichaam daarmede eene poos te bedekken. De heilzaame uitwerkzelen van koud water of sneeuw, op bevrooze lichaamen, laaten zich gereedelyk verklaaren. Men behoeft de proef daar van, slegts in bevrooze appelen, peeren, knollen, enz. te neemen, en men zal oogenbliklyk van den goeden uitslag overtuigd zyn. - Wanneer deeze bevrooze vruchten naamlyk, in zeer koud, of byna vriezend, water gedompeld worden, zo bedekt een yskorst dezelve rondöm; welke korst afgenomen zynde, worden zy op nieuw ingedompeld, uitgenomen en, afgeveegd; en dit wordt zo lang herhaald, tot dat 'er uit dezelve geen ys meer te voorschyn komt - vervolgens afgeveegd en droog gehouden, zyn zy even, als vóór de bevriezing. - Even dit zelfde, en op even dezelfde wyze, is het met bevrooze Lichaamen van Menschen geleegen. Indien een bevrooze Lichaam, in koud Water of Sneeuw ontdooit, zo zet 'er zich een yskorst om hetzelve; - zynde alleen die ysdeeltjes, welke door eene meerdere graad van warmte, die in het koud Water of Sneeuw is, naar buiten wordt uitgetrokken. - Wanneer deeze yskorst, door een aanhoudend gebruik van Sneeuw of koud Water, door hunne meerdere inhebbende warmte, weder ontdooit, dan heeft het Lichaam | |
[pagina 61]
| |
reeds zulk een trap van warmte aangenomen, dat het de yskoude niet meer noodig heeft. - Men vryft vervolgens het Lichaam met Water, dat niet volkomen koud is, en waar in een weinig Wyn of Brandewyn gemengd is. In dit tydstip kan men een weinig vuur in het vertrek ontsteeken; of het Lichaam in een kamer, die niet geheel koud is, doen overbrengen; men bedekt het Lichaam met drooge, doch koude, kleederen; men zet de voeten in een weinig verwarmd water; en de handen en het aangezicht worden met dergelyk water, met Azyn of Wyn vermengd, gewasschen. - Dan, het is zeer wel mogelyk, dat men, door alle deeze middelen, slegts niet meer dan de tegenwoordig zynde ysdeeltjes wegneemt, zonder de werkingen van het Lichaam, die door de bevriezing volstrektlyk zyn gestremd geworden, weder op te wekken. - In dit geval moet men zyne toevlugt tot zodanige middelen neemen, als welke, ter opwekking van verstikten of drenkelingen, in de Genees- en Heelkundige Voorschriften, worden aangepreezen. Wanneer, echter, onder het gebruik van dit alles geene de minste tekenen van leven komen, dan zullen alle verdere poogingen meestäl vruchteloos zyn. - Men kan, nogthans, zodanige Lichaamen, in Stroo, Mist, warme Asch, of warmgemaakte Bedden, doen liggen; of ook, soms nog, door deezen trap van warme koestering, de werkingen dier Lichaamen herbooren wierd. Zo een bevrooze Lichaam door eene of meerder bovengenoemde hulpmiddelen wordt opgewekt, zo moet men aan hetzelve versterkende en zweetdryvende middelen toedienen. - Hier toe komt een veelvuldig drinken van het aftrekzel van Sassefras Hout, als een byzonder, eenvoudig en onkostbaar middel, zeer in aanmerking. Men geeft ook warm Bier, waar in Gember en Suiker gemengd is, te drinken, en andere daar toe geschikte middelen. - Het is vooräl noodzaaklyk, dat in deeze gevallen doorstraaling en uitwaazeming bevorderende middelen gebezigd worden, op dat niets van de koude stof in het Lichaam zoude blyven, die anderszins, nog lang daarna, pyn in de Spieren en Vliezen veröorzaaken kan. Hier mede zoude ik deeze Aanmerkingen, die reeds, hoe bekort ook, boven myn voorgesteld oogmerk zyn uitgeloopen, eindigen kunnen; dan, ik oordeele het noodig, hier ook iets kortelyk te zeggen van een verschynzel, schoon geen betrekking op de bevriezing hebbende, nog- | |
[pagina 62]
| |
thans door een uitwerkzel der koude, op onze Lichaamen veroorzaakt. - Ik meen de zogenaamde bevanging van koude. Een mensch, die zich een geruimen tyd in eene koude lucht bevind, gevoelt zomtyds eene gewaarwording van eene by trappen toeneemende benaauwdheid, gevolgd wordende van eene kragteloosheid en flaauwte; 't welk men den naam van door koude bevangen te worden geeft. - Dit, dierhalven is geene bevriezing. - Deszelfs oorzaak schynt ons toe, alleen te bestaan in eene, door de koude veroorzaakte, belemmering en stremming der uitwaazeming, door de toetrekking der huids-poriën veroorzaakt; en aan de daar door belemmerde vrye werking der ademhaaling en omloop van het bloed. - De geduurige vermeerderde ophooping van bloed in het hart en de long, maaken (daar de afvoer naar de buitenste deelen van het lichaam, meer en meer, door het aanhouden der oorzaak, belet wordt,) eene steeds vermeerderde benaauwdheid; de herssenen, eene meer dan gewoone hoeveelheid bloeds ontvangende, worden in hunne werkingen belemmerd, de zenuwen worden gedrukt, en dit maakt eerst bedwelming, doch wel dra brengt het gevoelloosheid en flaauwte voort. De kenmerken van dit gebrek zyn voornamentlyk hier in van de bevriezing onderscheiden, dat, daar by de bevriezing alle de deelen van het lichaam verstyfd en yskoud zyn, hier alles slap, beweeglyk, en meer- of minder warm is; en boven dit, kan de polsslag en ademhaaling, hoe gering dezelve ook zyn mogten, door een oplettend beschouwer, by deeze laatsten, meestäl, ontdekt worden; dat nogthans nimmer by eene bevrozenen is, noch kan worden waargenomen. By deeze Lyders komt noch sneeuw, noch koud water te pas. - Zachte verwarmende, geestopwekkende, zweetdryvende en versterkende middelen, moeten hier alles en alleen uitwerken. Aan dit toeval zyn zwakke en weeke menschen, en zy, die niet veel in de lucht komen, het meeste blootgesteld. - En deeze, dierhalven, dat ik dit hier nog byvoege, zullen voor zich zelven het veiligste doen, wanneer zy eenigen tyd in de koude moeten doorbrengen, vooraf (zo als wy reeds hier voor by de bevriezing gezegd hebben,) een weinig van eenige verwarmende en geestige drank te gebruiken. - Even zo veel, als het mis- | |
[pagina 63]
| |
bruik van geestige dranken het lichaam schadelyk is, even zo veel kan deszelfs maatig en tydig gebruik voor de gezondheid en het leeven van nut zyn. |
|