Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 49]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Character-trekken van Moses en Aaron.(Uit het Engelsch van den Hoogleeraar robert jenkin, D. Dr.)
Dat moses een Groot en Verstandig Man was, en een zeer oud Wetgeever, wordt door veele uitsteekende Heidensche Schryveren vermeld, en door geen bedagtzaamen in twyfel getrokken. Maar, 't is niet min openbaar, dat hy onder de Braaven en Godvrugtigen moet worden aangeschreeven. De eerste veertig jaaren zyns leevens, die hy in Eerenstand sleet, gaat hy stilzwygend voorby, niets vermeldende van zyne Opvoeding, nog van zyne Geleerdheid, ïn al de Wysheid der Egyptenaaren, hoewel dit vermeld wordt door den Heiligen stephanus, die ook zegt, dat hy uitneemend schoon was, en magtig in woorden en werkenGa naar voetnoot(*), of beroemd beide in de Kunsten des Vredes en des Oorlogs. Van zyne Schoonheid en Wysheid gewaagt ook trogus pompejusGa naar voetnoot(†), als mede josephus, die optekent, dat moses eene groote overwinning behaalde op de Ethiopiers, die in Egypte gevallen warenGa naar voetnoot(§). Artapanus beschryft hem als een Veldheer over de Egyptische Legermagt tegen de Ethiopiers, in een kryg, die tien jaaren duurdeGa naar voetnoot(**). Hoe zeer wy ons mogen verzekerd houden, dat zyn Leeven aan pharao's Hof niet zodanig was, of hy verrigtte iets van aanbelang, 't welk verdiende gemeld te worden, is nogthans het eerste bedryf, 't geen moses van zichzelven optekent, het dooden van eenen EgyptenaarGa naar voetnoot(††). | |
[pagina 50]
| |
Eene daad, door zommigen, met weinig gronds van reden gewraakt: doch hy verdeedigt zyn gedrag niet, schoon stephanus zulks doet door op te merken, dat hy meende dat zyne Broeders 'er uit zouden verstaan, dat god, door zyne hand, hun verlossinge zou geevenGa naar voetnoot(*). Van de volgende veertig jaaren zegt hy weinig van zichzelven, dan dat hy woonde in Midian, en daar de Dogter van jethro trouwde, by welke hy twee Zoonen verwekte. Naa dat god hem in den brandenden Braambosch verscheenen was, leezen wy, dat de Heere hem tegen kwam, en zogt te doodenGa naar voetnoot(†): dewyl hy verzuimd hadt een zyner. Zoonen te besnyden. - Moses heeft zulk een verslag van zichzelven naagelaaten, als na versmaading zoo kunnen zweemen, indien een ander het hadt opgesteld; zo veel is 'er bedekt, en zo weinig verhaald, behalven 't geen of weezenlyk te wraaken was, of ligt misduid kon worden. Dikwyls betuigt hy zyne eigene misslagen en zwakheden, zie exod. III. 11. IV. 1. 10. 13. num. XI. 10. XX. 12. XXVII. 14. Nooit zegt hy iets tot eigen Lof, dan wanneer het voegelyk is, en noodig voor den zedigsten Man zelve, bovenal voor een Godsgezant; want, al de Lof van iemand, met dat character bekleed, komt niet aan hem, maar wordt gode toegeschreeven, wiens Dienaar hy is; en, in zulke gevallen, waar het de Eer van god goldt, was hy verpligt de Gunst en Goedheid gods, te hemwaards, te vermelden, schoon deswegen eenige Eer op hem afstraalde. De Schryvers, die de Welvoegelykheid schroomvalligst in agt namen, hebben het niet altoos ongeoorlofd gekeurd, dat de Menschen zich zelven aanpreezen; of, om dat zy oordeelden, dat zommige omstandigheden het konden vorderen, of, om dat het gebruiklyker was in oude tyden, toen de Menschen meer volgens de natuur, en opregter, leefden, en zy meer gewoon waren van zich zelven en van anderen te spreeken, gelyk zy dagten. Nogthans vinden wy nergens, dat de Menschen zo vry uit verklaaren, wat ten hunnen nadeele strekt, als in de Heilige Schrift. 't Welk toont, dat moses, en de andere Heilige Schryvers, weinig agts sloegen op eigen Lof of Schande; maar schreeven wat god wilde dat zy te boek zouden stellen; het eene onverschillige zaak rekenende, | |
[pagina 51]
| |
indien het gods Eer bevorderde, of zy, wat eigen Lof betrof, 'er by wonnen of verlooren. 't Geen wy num. XII. 3. van moses leezen, dat hy zeer zagtmoedig was, meer dan alle Menschen, die op den aardbodem waren, de éénig aanpryzende Character-trek die moses van zichzelven opgeeft, kan overgezet worden, dat hy zeer bedroefd was; doch, spreekt hy van zyne zagtmoedigheid, hy vermeldt desgelyks van de hitte zyns ToornsGa naar voetnoot(*), dat hy zeer ontstokGa naar voetnoot(†). Maar, indien moses de waarheid niet meer dan zyn eigen Eer op 't ooge gehad hadt, hy zou nooit hebben opgetekend, dat hy zo dikwyls de Boodschap en de Bediening, tot welke god hem schikte, van de hand weesGa naar voetnoot(§), dat god, by andere gelegenheden, op hem misnoegd was, en, om die reden, niet wilde, dat hy in 't Beloofde Land zou ingaan: hy zou zeker balaam's Voorzegging en jethro's Raad, aan zichzelven toegeschreven, althans niet vermeld hebben, dat hy, op jethro's aanmaaning, eene betere wyze van Regtsbediening invoerde. Was Eerzugt en Roembejag zyn drysveer geweest, hy zou getragt hebben, door deeze dingen, zyn eigen character op te luisteren; en 't zelve nooit verdonkerd hebben, door het vermelden van zyne eigene zwakheden, op den zelfden tyd, dat hy, tot verkleining van zichzelven, de Voortreffelykheden van anderen te boek stelt. De Wonderdaaden, door de Egyptische Wyzen volvoerd, verheelt hy niet; en een verslag zullende geeven van zyne eigene Afkomst van levi, plaatst hy de Geslachten van ruben en simeon, de twee ouder Broeders, vooraan, om niet te veel aan zichzelven en zyn eigen Stam toe te eigenen. Eenigen hebben opgemerkt, dat moses zyne eigene Geboorte opgeeft als spruitende uit een Huwelyk, strydig met de Wetten, vervolgens door hem vastgesteld: dit is twyfelagtig, uit hoofde van de uitgestrektheid der betekenisse van het woord Zuster, in de Hebreeuwsche Taale, 't welk hier, door de LXX, genomen wordt voor zyn Volle NigtGa naar voetnoot(**), nogthans is het zeker, dat hy geene zorg droeg, om te vermyden dat hy geoordeeld wierd gesprooten te zyn uit zodanig een Huwelyk, gelyk hy zou | |
[pagina 52]
| |
gedaan hebben, indien zyne Wetten van zyn eigen opstel geweest waren, ten einde zyne eigen Schikking, of het Gezag zyner Wetten, daar by niet mogt lydenGa naar voetnoot(*). Moses stelt in vollen dag, de Ondankbaarheid, de Afgodery, de geduurige Opstanden, en Murmureeringen, des geheelen Volks; hy tekent op, de Misslagen en Gebreken hunner Voorvaderen, de Patriarchen, en byzonder van levi, van wien hy afstamdeGa naar voetnoot(†). Hy spaart noch zyn Volk, noch zyne Voorzaten, noch zichzelven, in 't geen hy verhaalt; deeze zyn alle Character-trekken van een getrouw Geschiedboeker, van een opregt Man. Gelyk moses, niet na Roem hunkerde, zo dong hy ook niet na Magt en Heerschappy. Want, behalven dat hy zulk een Taak op zich nam, als geen bedaard Mensch, zonder Godlyke Openbaaring, aanvaard zou hebben, dewyl ze zonder dezelve niet te volvoeren was, toont zyn geheele gedrag, dat hy geen oogmerk hadt, om zyn eigen Belang of Heerschzugt te voldoen. Hadt Eer of Heerschzugt hem aangeprikkeld, hy hadt niet in de Woestyne behoeven te gaan, om zyne Bevordering te zoeken, onder een zwervend en halstarrig Volk, daar hy opgetoogen was in alle de Eerbetooningen en Vermaaken, die Egypten, of pharao's Hof, kon opleveren; doch hy weigerde, gelyk de Heilige Schryver aan de hebreen het uitdrukt, groot geworden zynde, een Zoon van pharao's Dogter genaamd te worden; verkiezende liever met het Volk gods kwalyk gehandeld te worden, dan voor eenen tyd de genietingen der zonde te hebben; agtende de versmaadheid van Christus meerderen rykdom te zyn dan de schatten in Egypte: want hy zag op de vergeldinge des loons. Door het Geloove heeft hy Egypte verlaaten, niet vreezende voor den Toorn des Konings: want hy hieldt zich vast, als ziende den OnzienlykenGa naar voetnoot(§). Hy ondernam 't, het Volk van Israël veertig jaaren door eene dorre Woestyne te geleiden, waar hy zich geen ander dan een zeer ongemakkelyke en luisterlooze Regeering kon belooven; indien anders het Heerschen zyn oogmerk geweest ware; en, volgens den loop der Natuure, kon hy niet hoopen dat tydsbestek uit te zullen leeven, en, schoon hy, in zynen ouden dag, de volle kragt der | |
[pagina 53]
| |
manbaare jaaren behieldt, gaf hy, nogthans, by 's Volks intrede in het Beloofde Land, zich gewillig aan den dood over, in 't gezigt der grenzen van Canaan; voor 's hands weetende dat het hem niet zou vergund worden, den voet te zetten in een Land, tot welks bezit hy zo veele jaaren, te midden van zo veel kommers en gevaars, 't Volk van Israel hadt opgevoerd; schoon hy niet verbergt, hoe zeer hy verlangde de Jordaan over te trekkenGa naar voetnoot(*). De Geschiedenis zyns doods wordt, gelyk die zyns Leevens, met eene byzondere soort van eenvoudigheid geboekt. Wy vinden niet opgetekend, dat hy ten Hemel werd opgenomen, gelyk enoch en elias, en gelyk de Romeinen van romulus verzonnen; maar dat hy stierf, en zyne Begraafplaats bleef verborgen, om alle bygeloovige en afgodische Vereering, die men zou mogen toebrengen aan de Overblyfzels van een zo groot Man, voor te komen. Schoon hy Zoonen hadt, waren zy, nogthans, Amptlooze lieden, op geene ander wyze te onzer kennisse gekomen dan als Zoonen van moses: het Bevelhebberschap droeg hy op aan josua, iemand uit een anderen Stam. Moses was, derhalven, zo verre als iemand, af van Ydele Eer en Staatzugt; hy kon zichzelven geen ander Voordeel belooven, dan 't geen ontstondt uit het volbrengen van gods wil, het overleveren van diens bevelen aan het Volk van Israël, en het volgen van diens voorschriften, in zyn Gedrag en Volksbestuur. Aaron was van eene andere Geestgesteltenisse dan moses, en hem nydig; beiden aaron en mirjam murmureerden tegen deezen Leidsman Israëls. 't Is openbaar, dat 'er geen afspraak of zamenspanning tusschen deeze Broeders kon zyn, om het Volk te bedriegen, dat de onmiddelyke en zigtbaare Magt van god, zo wel aaron als de rest des Volks, in onderdaanigheid aan moses hieldt. In moses afweezen stondt aaron het Volk toe een Gouden Kalf te maaken; zyne twee oudste Zoonen bragten vreemd vuur op het Altaar des Heeren, 't welk hy niet bevolen hadt: waarom zy beiden verteerd werden door een Vuur, wonderdaadig uitgaande, in de tegenwoordigheid des Heeren, en aaron hieldt zich stil, weetende, dat deeze Straffe door god zelve zynen Zoonen was aangedaan, en hadt niets tegen moses te antwoorden, wanneer deeze hem | |
[pagina 54]
| |
de Regtvaardigheid dier straffe ontdekte. Aaron en diens twee andere Zoonen werden, op doodstraffe, verboden rouw over hun te bedryvenGa naar voetnoot(*). - Aaron toog, op Godlyk bevel, na den Berg Hor, om aldaar te sterven; 't hem niet vergund wordende in 't Beloofde Land te trekken. Moses en aaron verschilden dus zomtyds van elkander, aaron benydde moses, aaron verloor twee zyner Zoonen, door een Oordeel des Hemels. Moses bevorderde geen zyner Zoonen; en zo wel moses als aaron stierven door de byzondere Beschikking en het Bevel van god, wegens de Overtreedingen tegen Hem begaan; nooit genietende, of zelfs geduurende eenigen tyd het vooruitzigt hebbende op 't genot van het Beloofde LandGa naar voetnoot(†). - En daar zy, derhalven, nooit konden uitgevoerd hebben, wat zy uitvoerden, dan door de Almagtige hand van god, zo konden zy geene Beweegreden of Dryfveer hebben om het te onderneemen, dan het Bevel van god en de Belofte van Bystand, hun geopenbaard. |
|