| |
Leevensbyzonderheden van den door zyne reizen beroemden Jonas Hanway, Esq.
(Uit the Remarcable Occurrences of the Life of jonas hanway Esq., door den Heer puch.)
(Vervolg van bladz. 597, des voorigen Deels.)
Hebben wy dus verre den Heer hanway als Reiziger beschouwd, wy zullen hem thans in eenen geheel anderen kring zien beweegen. Hy bragt het overige zyner dagen, behalven twee korte tusschenpoozen, in Engeland door, in een aanhoudend volvoeren van braave bedryven, voortgezet met zulk eene onvermoeidheid, dat dit laatste gedeelte zyns leevens nauwlyks min werkzaam mag geheeten worden, schoon zeker min aan gevaaren blootgesteld, dan het voorgaande.
Wanneer hy te Londen kwam, woonde hy in, by zyne Zuster, toen Mevrouw townsend, en zyne Koopzorgen vaaren laatende, leefde hy als een stil Heer. Zyne middelen waren niet schreeuwend groot, maar genoegzaam voor zyne behoeften, en om iets af te staan, tot redding der ongelukkigen. Hy bragt zyn tyd door met
| |
| |
het in orde schikken der stoffe tot de Uitgave van zyne Reis, in het waarneemen der zaaken voor zyn Broeder thomas, Capitein van de Windsor, en in daaden van weldaadigheid, geëvenredigd aan zyn inkomen.
Hy verkoos zyne Reizen op zyne eigene kosten uit te geeven, om geen Boekhandelaar tot diens schade het werk te doen onderneemen; hy verbond eenige der bekwaamste Kunstenaaren om de Kaarten en Plaaten te vervaardigen. Dit kostte hun 7000 Ponden Sterling. De eerste uitgave van 1200 Afdrukken, in vier deelen, in Quarto, zag in January MDCCLIII het licht, en werd met algemeene toejuiching ontvangen. Wanneer het eenstemmig getuigenis van Mannen van smaak en geleerdheid het zegel van verdienste op het werk gedrukt hadt, sloot hy een koop van het Copyregt, met den Boekhandelaar millar, die eene tweede Uitgave, in twee Deelen, in groot Quarto, vervaardigde, en naderhand een derde en vierde oplei en verkogt.
Het bestendig blokken op de Uitgave zyner Reize, die hem zo zeer ter harte ging, hadt zyne Gezondheid, die zeer zwak was, grootlyks gekrenkt, waarom hy voor eenige weeken de Wateren te Tunbridge Wells ging gebruiken. De wateren en de verlustigingen dier plaatze deeden hem grooten dienst; zyne gezondheid zeer veel gebeterd zynde, reisde hy met September na Parys, waar hy zich eene maand onthield, en, op zyn gemak, uit Ryssel, Brussel, Antwerpen en Amsterdam, weder na Londen keerde.
Terwyl hanway dit reisje deed, was het geheele Ryk in beweeging, over de groote vraag, de Naturalisatie der Jooden betreffende. In Engeland gekomen, gebruikte hy andermaal de wateren te Tunbridge Wells, en vervaardigde voor de Drukpers een werkje, over de Naturalisatie der Jooden, waarin hy, als mede in twee laater uitgegeevene Stukjes, over dit onderwerp, zich daar tegen kragtig verzette. - Het geschil is nu bykans vergeeten; doch het is het nadenken van alle bedagtzaamen overwaardig, en een bewys voor de waarheid van onzen allerheiligsten Godsdienst, dat de Jooden, in geen deel der wereld, waar zy verstrooid zyn, met de Inwoonderen tot een lichaam ingelyft worden; maar, tot deezen dag toe, een afgezonderd volk blyven. Het vonnis, over hun uitgesprooken, ‘dat zy verstrooid zouden worden onder alle Koningryken der aarde, en een spreuke en
| |
| |
smaad onder de volken,’ blyft nog in volle kragt, - 't Was deeze tegenkanting tegen een onstaatkundige Wet, die de verstandigsten onder de Jooden zelve onvoegelyk oordeelden, welke den Heer hanway eerst bekend deedt worden voor een Man, die zich de belangen zyns Vaderlands aantrok. Zyne Schriften, over dit onderwerp, werden gretig geleezen, door lieden van beide de Partyen, en hy is altoos aangemerkt voor een der grootste werktuigen in de wederroeping van een Acte, reeds ten voordeele der Jooden doorgegaan, te bewerken.
Wanneer, in den Jaare MDCCLIV, de Heer john spranger zyn plan in 't licht gaf, om de Stad en Vryheid van Westminster te bestraaten, te verlichten en te zuiveren, vereenigde zich de Heer hanway met hem, en hunne poogingen hadden de gewenschte uitwerking.
Toen, in den Jaare MDCCLV, het geheele Koningryk in rep en roere was, over eene gevreesde Landing der Franschen, gaf hanway zyne Gedagten, over dit onderwerp, in 't licht; strekkende, om de gemoederen gerust te stellen, wat de waarschynlykheid van zulk eene gebeurtenisse betrof, en omtrent de middelen, welke zy hadden, indien het voorviel, om hunne vyanden by de landing af te weeren.
't Naaste voorwerp zyner algemeene Goedwilligheid was de aanmoediging om Zeelieden aan te kweeken. De Acte van Koningin anna, welke elk Schipper van een Vaartuig, 't geen dertig en meer Lasten voert, voorschryft, een of meer Leerlingen te neemen, uit de Parochie, in welke hy woonde, was zo zeer in onbruik geraakt, dat ze luttel betekende, en de nu begonnen Oorlog toonde, dat eene meer betekenende schikking noodig was. Eerst tragtte hy, door afzonderlyke gedrukte Brieven, aan de Schippers van Koopvaardyschepen hun te overtuigen van hunne verpligting, om, overeenkomstig met de voorschriften van die Acte, te handelen; doch de stem van een byzonder Persoon was te zwak om gehoord te worden, waar eigenbelang 'er tegen schreeuwde. Wanneer hanway, nogthans, de hand eens geslaagen hadt aan iets, 't welk hy regtmaatig oordeelde, liet hy 'er nooit van af, voor dat hy alles gedaan hadt, om het tot stand te brengen; en zyn yver, om deeze verwaarloosde Acte van het Parlement weder stand te doen grypen, veroorzaakte, in 't einde, de Marine Society; eene Instelling, welke geen wedergade heeft in weezenlyke
| |
| |
nuttigheid, en volksbevoordeeling, in eenig land, of in eenige eeuw. Toen deeze Marine Society, zints door eene Parlements Acte gewettigd, nog in haare kindschheid was, (Dec. MDCCLVII) schonk dezelve een Zilveren Anker aan den Heer hanway, ‘als een teken,’ gelyk de Leden zich uitdrukten, ‘van het hoog gevoelen, 't welk zy hadden van des Heeren hanway's Vaderlandliefde, in het voorstellen, en het onvermoeid medewerken, om hun oogmerk te volvoeren.’
In den Jaare MDCCLVIII betaalde de Heer hanway vyftig Ponden Sterlings, om daardoor, voor zyn Leeven, Bestuurder te kunnen worden van het Vondeling Hospitaal. Met zyne gewoone arbeidzaamheid zette hy zich, om kennis te krygen van den staat der Instellinge, en te overweegen, hoe zyn raad en bystand het meeste voordeel zou kunnen aanbrengen. Dit Hospitaal, weet men, werd door het Parlement, tusschen de Jaaren MDCCLV en MDCCLXXI, zo ruim en ryklyk begiftigd, dat het de deuren open zette voor alle Kinderen onder zekere jaaren. Welhaast bragt men verscheide redenen in, tegen deeze algemeene aanneeming. Eenigen begonnen te denken, dat dezelve strekte om losbandigheid voort te zetten, door het verzwakken van de kragt dier eerste Natuurdrift, de gehegtheid der Ouderen aan hun Kroost. Een der grootste Voorstanderen van dit Zedelyk beginzel was de Heer hanway; hy merkte op, dat de Kinderen in het Vondeling Hospitaal, tegen alle verwagting, niet min ter ondeugd overhelden, dan die opgevoed werden in de volkryke Stad; en dat Kinderen van hunne Ouderen af te neemen, en dan in eene wereld te zenden, in welke niemand gevonden werd, aan welken zy eene byzondere onderdaanigheid verschuldigd waren, of om wien zy iets gaven, de weg niet was om de Deugd en 't Geluk der Maatschappye te bevorderen. - In den Jaare MDCCLIX gaf hy een Stukje uit, om aan te toonen, welk eene heillooze strekking zulk eene handelwyze moest hebben, inzonderheid, wanneer de Kinderen niet bestemd wierden om den Koning te dienen als Soldaat, of Zeelieden, gelyk in Frankryk en eenige andere Landen. De schatten, nogthans, die, by elke zitting van het Parlement, inkwamen, verydelden alle poogingen tot herstel, en de toelaating van allerlei Kinderen bleef nog eenige jaaren duuren; dan de Heer hanway, door schynglans niet te verblinden, liet van dit onderwerp niet af, voor dat hy zyn
| |
| |
doel bereikt hadt; de tyd toonde dat hy gelyk hadt. - Het Parlement, in den Jaare MDCCLXXI, bemerkende, dat het Vondeling Hospitaal zulke groote voordeelen het Algemeen niet aanbragt als men verwagt hadt, hield allen onderstand te rugge, en de Bestuurders namen het besluit, om alleen zulk een aantal Kinderen toe te laaten, als hunne inkomsten toelieten te onderhouden.
Toen de Heer dingeley, in den Jaare MDCCLVIII, zyn Voorslag in 't licht gaf, om eene Plaats op te rigten, tot het ontvangen van berouw hebbende Vrouwen van een openbaar slegt leeven, ondersteunde hanway deezen Voorslag door een Geschrift en eenige Brieven. De nuttigheid deezer Liefdaadige Inrigting, waar aan hanway zo veel toebragt, moge van zommigen in twyfel getrokken worden. En dus zal een kort berigt, van de goede uitwerkzels, daar door te wege gebragt, hier niet te onpas komen. - Van den aanvang in het Jaar MDCCLVIII, tot het Jaar MDCCLXXXVI, beloopt het getal der Vrouwen, daar in toegelaaten, 2415, van welken 'er 1571 met hunne Vrienden verzoend, of in Diensten gegaan zyn; veele deezen trouwden naderhand, en werden Moeders van Huisgezinnen; de overige stierven, bleeken onverbeterbaar te weezen, of werden, op haar eigen verzoek, zich aan de bepaalingen van het Huis niet kunnende onderwerpen, ontslaagen. Thans zyn 'er zestig Vrouwspersoonen in. - 't Is eene ongunstige omstandigheid voor deeze Instelling, dat, om allen in 't oogloopende redenen, de Bestuurders de byzondere gevallen, waar in hunne poogingen eene gewenschte uitwerking gehad hebben, niet kunnen openbaar maaken; en zommige persoonen, tot nog een zo groot aantal Vrouwen in de Stad, openbaare Hoeren, ziende, denken laager van dit Hospitaal dan het verdient. De Bestuurders hebben nooit kunnen hoopen, dat zy in staat zouden weezen om de Ondeugd uit te roeijen; maar zy zyn middeloorzaaken geweest, om meenig een tot Deugd, Geluk en Gezondheid te herstellen, die, buiten hun bystand, verlooren zou geweest zyn. De Heer hanway maakte 'er veel werks van, om de Vrouwen, die het Hospitaal verlieten, en zich geregeld ergens nedergezet hadden, ten zynen huize te spreeken; hy moedigde haar aan, om hem te bezoeken, vroeg na haare leevenswyze, gaf haar goeden raad, en voegde 'er altoos, ten blyk van zyne welmeenendheid, een klein
geschenk by.
| |
| |
De Heer hanway gaf, in 't Jaar MDCCLXIX, zyne redenen in 't licht, om, in Vredestyd, een aantal van twaalf Duizend Zeelieden ter Koopvaardy te gebruiken. In 't Jaar te vooren, hadt hy, met het zelfde heerlyk oogmerk, op de aanmoediging der Zeelieden, zyn Naam getekend, in de Stepney Society, eene Instelling, welke, in den Jaare MDCLXXIV, eenen aanvang nam, ingerigt, om de Zeevaarenden in ongelegenheid te redden, en den Zeedienst aan te moedigen.
In dat zelfde Jaar bevorderde hy eene Inschryving, om de Britsche Troepen, in Duitschland en America dienende, van Kleeding, en verdere noodwendigheden, geschikt naar de Lugtstreeken, in welke zy zich onthielden, te voorzien.
Met het Jaar MDCCLXXII zagen van hem het licht, Eight Letters to the Duke of -, over de ongerymde gewoonte, om Fooytjes, of Steekpenningen, aan de Dienstbooden te geeven. De Edelman, hier bedoeld, was de Hertog van Newcastle. De Brieven waren geschreeven, in dien boertigen styl, welken het onderwerp eigenaartig vorderde. De Heer timothy waldo verschafte hem eerst het plan. Deeze was ten maaltyde geweest by den Hertog van Newcastle, en hadt, by het uitgaan, het zyne toegebragt, om de onbeschoftheid te voeden van een sleep Knegten, die het Voorhuis bezetten; eindelyk stak hy een Kroon in de hand van den Kok, die dezelve weder gaf, met het onbeschaamd zeggen: ‘Myn Heer! ik ontfang geen Zilver!’ - Doet gy waarlyk niet, sprak de Ridder, de Kroon in zyn zak steekende, ik geef geen Goud! - Onder de grappige staaltjes, in de Brieven van hanway, is één geval, 't welk hem zelve over kwam. Hy gaf zyne Steekpenning aan de Dienstbooden van een zyner Vrienden, by wien hy het middagmaal gehouden hadt: een voor een, zo als zy tot hem kwamen, sprak: ‘Myn Heer, uw Mantel.’ Eén Schelling. ‘Myn Heer, uw Hoed.’ Eén Schelling. ‘Myn Heer, uw Stok.’ Eén Schelling. ‘Myn Heer, uw Parasol.’ Eén Schelling. ‘Myn Heer, uw Handschoenen.’ ô, Kameraad, gy moogt myne Handschoenen wel houden, ze zyn geen Schelling waard!
Het naastvolgend voorbeeld van des Heeren hanway's Volstandigheid, in het uitoefenen der Pligten van Mensch-lievenheid, het moeilykste en in 't oogloopendste zyner onderneemingen, ten algemeenen nutte, was, het bewaa- | |
| |
ren van het Leeven der Kinderen van de Parochie-Armen. Alleen, van niemand bygestaan, bezogt hy de toen ongezonde verblyfplaatzen der Parochie-Armen, in de volkryke Steden, in welke de tedere Longen der Kinderen waren blootgesteld, aan de verderflyke lugt der Ziekenkamers, in de Besteedelinghuizen, en gaf een volledig verhaal, van het inwendig bestuur van elk Besteedelinghuis, in en by de Hoofdstad.
Op zyne reize na Parys, en door Holland, hadt hy alle Huizen, tot huisvesting der Armen geschikt, bezogt, en alles opgetekend wat hy dagt, dat zou kunnen strekken, om die in Engeland te verbeteren. Van den Jaare MDCCLVII tot den Jaare MDCCLXII, bevlytigde hy zich voornaamlyk, om de Werkhuizen in die Steden te bezoeken; en daar hy het onmogelyk vondt, op ééns, eene volkomene hervorming te wege te brengen, bepaalde hy zyne aandagt tot de Besteedelinghuizen der Kinderen. Hy gaf zyne waarneemingen, zo als hy ze gedaan hadt, in 't licht; doch zyne berigten waren van zo bedroevenden aart, dat men 'er, in 't algemeen, geen geloof aan kon staan; om geloof te krygen, voegde hy 'er by eene opgave van alle de byzonderheden, door hem waargenomen, met de naamen der Persoonen, onder wier gebrekkig opzigt veele Kinderen verwaarloosd en gestorven waren.
De Heer hanway doorreisde het grootste gedeelte van Engeland, om de Sterslysten, van de Bestedelinghuizen op 't Land, met die in de Hoofdstad, te vergelyken, en werd daar door overtuigd, dat het meerderdeel der dooden, in de Steden, daar uit ontstondt, dat de Lugt, in de eerstgemelde, te onzuiver was voor de Longen der eerstgebooren Kinderen. Hy poogde vervolgens te bewerken, dat alle Parochie-Kinderen gezonden werden na het Vondeling-Hospitaal: een groot aantal werd daar onder opzigt genomen, en bleef behouden. In den Jaare MDCCLXI hadt hy eene Parlements-Acte verworven, welke ieder Parochie in Londen verpligtte, een Jaarlyks Register te houden van alle de Kinderen, die aangenomen, uitgeleverd, of gestorven waren; uit deeze Registers, 's jaarlyks uitgegeeven, verzamelde hy, van tyd tot tyd, het geen hem kon dienen, om allen van de noodzaaklykheid eener veranderinge in deezen te overtuigen. Eindelyk verwierf hy, door zyne eigene onaflaatende poogingen, en geheel op zyne eigene kosten, eene Acte,
| |
| |
welke beval: ‘Dat alle de Parochie-Kinderen, behoorende tot de Parochien, binnen de Sterflysten begreepen, niet zouden opgekweekt worden in de Besteedelinghuizen; maar gezonden aan eene Minne, eenige mylen buiten de Stad, tot zy zes jaaren bereikt hadden, onder de zorge gesteld van Oppassers, die om de drie jaaren zouden gekoozen worden, tot het waarneemen van die post.’ Deeze Acte geregtigde desgelyks de Parochie-Officieren, in de gemelde uitgestrektheid, om de Jongens te houden tot hun één en twintigste jaar, in stede van tot hun vier en twintigste, 't welk voorgaande Wetten vorderden; een voorregt, zints over geheel het Koningryk uitgestrekt.
Was het getal bekend der Kinderen, wier leeven, volgens de Registers der laatste vyf jaaren, bewaard gebleeven is, ingevolge van deeze Acte, men zou het nauwlyks gelooven. De Armen noemden deeze Acte: De Acte om de Kinderen in 't leeven te houden. Duizenden, nu nog leevenden, mogen hun Leevensduur dank weeten aan de verstandige tusschenkomst van deezen braaven Man. Men moge zich hem verbeelden, 's morgens van het eene Werkhuis na het ander gaande, en 's naamiddags van het eene Parlementslid na het ander; dag aan dag hier in voortgaande, met onverbeeldlyk geduld, verdraagende alle afwyzing, beantwoordende elke tegenwerping, en zich naar elks geaartheid schikkende, om, dus doende, zyne welmeenende goede inzigten tot stand te brengen. - Onder verscheide voorbeelden van verzuim, die te zyner kennisse kwamen, zag hy, dat zeker Opzigter weigerde, aan de Moeder van een eerstgebooren Kind meer te geeven dan één Schelling en zes Stuivers in de week, tot opvoeding van 't zelve. Hy gaf deezen te kennen, dat die Gifte minder was dan hy aan vreemde Voedsters gaf. ‘'t Is waar,’ zeide de Opzigter, die een zeer nauw geweeten moet gehad hebben; ‘doch gy neemt niet in aanmerking, dat deeze Vrouw haar eigen Kind zal kweeken, en wy 'er dus langen tyd voor zullen moeten zorgen, terwyl wy van dat eener vreemde Minne mogelyk naderhand niet meer hooren.’
(Het Vervolg by de naaste gelegenheid.)
|
|