| |
Verslag eener reize van den heer Marc Theodore Bourrit, door de ys-valei Montanvert, den 28 augustus MDCCLXXXVII.
(Journal de Paris.)
‘De Naam des Bergbeklimmers, wiens Reize dit Opschrift aanduidt, is onzen Landgenooten bekend, door een Werkje, eenige jaaren geleden, by den Drukker deezes, yntema, uitgegeeven, behelzende het Verhaal eener Reize na de Tsbergen van het Hertogdom Savoye. In 't zelve spreekt hy breedvoerig van de Ysvalei Montanvert; doch werd, op zyn toenmaaligen tocht, belet, dezelve geheel door te gaan. Thans een Berigt aantreffende van dien overtocht, welke op zichzelven zeer merkwaardig is, en, tot opheldering van het in dit dubbel leezenswaardig Werkje voorkomende, kan dienen, twyfelden wy geen oogenblik, om het der Vertaalinge, en eene plaats in ons Mengelwerk, waardig te keuren. Het zal den geenen, die 't gemelde Reisverhaal geleezen hebben, byzonder gevallen, indien zy het thans ondervondene daar mede vergelyken, en waarschynlyk anderen opwekken, om het keurig Verhaal, dier schaars bezogte Oorden, zich eigen te maaken.’
Eene gewigtige ontdekking voor de Liefhebbers van 't
| |
| |
Gebergte is die eens doortochts van Chamouni in Piemont, door de Ys-valei van Montanvert, door twee Gidsen van Chamouni dit Jaar gevonden: deeze Gidsen, cachat le geant en alexis tournier, hebben 'er onlangs den Heer bourrit, en diens tweeden Zoon, een Jongeling van veertien Jaaren, doch afgerigt in het Bergbeklimmen, gebragt.
Deeze Reisgenooten vertrokken van Chamouni den 27 Aug., om op Montanvert te overnagten, het weer was met Sneeuwjagt, en de Thermometer stondt 2 Graaden boven o.
Den 28 trokken zy, met maaneschyn, voorby de Pontets, zeer moeilyk beklimbaare rotzen, voor die 'er niet aan gewoon zyn, en kwamen met het aanbreeken van den dag by 't Ys. Ten zeven uuren bereikten zy den voet van Govasse, en begonnen ten acht uuren de hoogte der Ysbedding van Tacul te beklimmen. Zy hadden een ladder, twaalf voeten lang, mede genomen, om over de spleeten te komen, waar van zy de noodzaaklykheid wel ras ondervonden; het water in de spleeten was bevroozen, en de Ysbedding met tusschen de drie en vier duimen versch gevallen sneeuw bedekt. - Ten negen uuren hadden zy veel moeite om voort te geraaken, en over de gaapende spleeten te komen: de weg werd verschriklyk; zy bevonden zich op hoogten, zo vervaarlyk en steil, en onder uithoolingen zo schrikbaarend overhangend, dat zy niet wisten hoe 'er uit te geraaken: zy moesten kruipen langs randen, omzet met eislyke steilten, en deeze randen, van welken het gezigt zo ontzettend was, hadden dikwyls slegts één voet breedte. De byl, om brokken weg te hakken, kwam hun niet min te stade dan de ladder en het touw, waar van zy zich by gelegenheid bedienden. Van tien tot één uuren hadden zy acht en dertig maalen de ladder moeten nederleggen.
Vervolgens kwamen zy op zeer gladde plaatzen, doorsneeden van spleeten, zo diep, dat men 'er geen grond van kon zien, en zo wyd, dat de ladder nauwlyks van den eenen tot den anderen kant kon reiken; in de langte strekten zy zich meer dan eene myl uit, en was het daarom ondoenlyk om ze om te loopen.
Omtrent één uur benamen dikke Nevels het gezigt der Bergtoppen, de Wind waaide uit alle hoeken, en de Koude nam toe. Ten twee uuren zagen zy geen Gezigteinder: de Yszee, waar op zy liepen, scheen onbegrensd;
| |
| |
zy bevonden zich als op het Ys onder de Poolen; de Wolken scheenen 'er een gedeelte van te maaken: een vertoon, zo grootsch als schriklyk.
De ongerustheid der Reizigers vermeerderde, door de verbaazend groote spleeten, door zeer dun sneeuw bedekt: zy zouden daar in omgekomen weezen, zonder behulp van het touw, waar aan zy zich vastbonden; de Gids cachat viel 'er in, en zou, zonder de ladder, dien hy droeg, 'er niet uit hebben kunnen komen, zyn hoofd stak tusschen de sporten door.
Ten drie uuren werd hun toestand allerontrustendst: naardemaal zy dagten den Doortocht, welken zy zogten, om in Piemont te komen, voorby gegaan te weezen, en zy stonden gereed, om weder te keeren langs denzelfden weg, schoon wind en sneeuw de voetstappen half hadden uitgedelgd. De Koude klom tot een ondraaglyken Graad, de Thermometer stondt 6 Graaden onder o, hunne hairen, en zelfs de randen der sluiers, die zy voor hun aangezigt droegen, om 't zelve voor den aanval des sneeuws te beveiligen, waren vereierd met randen van ys; de sluier van den jongen bourrit hadt dusdanig een rand van een half duim breed. Deeze jonge Heer, die, als 't ware, handen noch voeten voelde, droeg dit leed met moed: toen de Thermometer tot 7 Graaden onder o daalde bevroozen hunne kleederen, en het overleer hunner schoenen.
De Gidsen, die zich verzekerd hielden, dat zy verder dan den beoogden Doortocht gegaan waren, liepen rondsom zwerven, even als lieden, die, een schipbreuk ontkomen, zich der baaren zoeken te onttrekken, met van rots op rots te klimmen; zy zogten, om ergens een weg te vinden, die hun redde uit deezen hachlyken stond; terwyl de Heer bourrit en zyn Zoon, die hem steeds bybleef, reeds het ontwerp beraamden, om liever den nagt op die plaats door te brengen, dan verder af te dwaalen; zy overleidden den ladder aan stukken te breeken, daar van een vuur te stooken, de beenen te steeken in de voorraadzakken der Gidsen, en digt by elkander te blyven zitten; maar de Gidsen, die het onmogelyk oordeelden, de koude des nagts en het ongunstig weer uit te staan, hadden beslooten, hoe veel moeite het hun mogt kosten, dien veegen toestand te ontworstelen.
Middelerwyl nam men den Barometer waar, die op 18
| |
| |
Duimen en 5 linien stondt. De Thermometer was thans 7½ Graad onder o.
By vlaagen scheen het dat de lugt zou opklaaren, naa de veelvuldige sneeuwontlastingen; op andere tyden scheen de dikheid der nevelen den nagt te zullen vervroegen. Zodanig was hun hachlyke toestand, wanneer een sterke vlaag wind, die de nevels verdreef, hun eenige Bergtoppen ontdekte, en zy onderscheiden zagen, dat het sneeuwveld, waar op zy zich bevonden, hellende afliep; deeze omstandigheid gaf hun weder moed; door een tweede vlaag wind kreegen zy 't volle gezigt der eerst ontdekte rotzen, en bespeurden ze ook aan hunne regterhand. Terstond kondigde een vreugdegeroep dit goede nieuws aan de verst afgezworvene Gidsen: allen sloegen zy dien weg op, en betraden denzelven, en deeze Rotzen, die den rug uitmaaken van een Berg, welks voetstuk te Piemont is, draagen den naam van les Rochers Sauveurs: of de Rotzen van Behoudenis. Zy waren het met de daad: dewyl zy van daar onder hun oog hadden geheel Val d'Aost, en Cormayeur aan hunne voeten. De zon scheen 'er met helderen glans, de toppen van St. Bernard aan den eenen, en die van Tarentaise aan den anderen kant; veele Bergtoppen, met sneeuw en ys bezet, schitterden, door de zuiverste zonnestraalen bescheenen.
In deezer voege kwamen zy, uit den verlegensten toestand, schielyk in den allergewenschten; zy wenschten elkander onderling geluk, en de jonge Heer bourrit, wien de moed niet ontzonken was, en gedeeld had in alle de ongerustheden en smerten der Gidsen, zonder zich nutlooze klagten te laaten ontvallen, ontving de streelendste loftuitingen.
De schoonheden van deeze Reis evenaarden de verschriklykheden van dezelve; de heerlyke Rotzen van Géant en van Charmos, die men omging, de Mont Blanc zelve, en de onderscheide Ys-beddingen, welke 'er van afloopen, de Obelisquen en Pyramiden, zo van Ys als van Granit, derzelver grootsch voorkomen, stoute en scherpe afknottingen, de Ys-bedding van Tacul, derzelver wendingen, en spitzen, tusschen de drie en vier hondert voeten in de langte verheeven, derzelver boogen als in de lugt opgehangen, de vervaarlyke diepten daar onder, zyn voorwerpen, die alle verbeelding, de rykste en vrugtbaarste zelfs, te boven gaan.
Onder den weg vernamen zy brokken Granit, welke
| |
| |
hun de schoonste Crystalschietingen, zonder eenige breuke of spleet, vertoonden: zy ontmoetten geen Chamois, of Berggeiten; doch zagen de voetstappen deezer geruste bewoonderen van het Alpische Gebergte versch in de sneeuw gedrukt. Zy hebben eene Ysbedding waargenomen, die van een der toppen van Mont Blanc asliep: deeze Ysbedding scheen hun toe in 't opperste gemeenschap te hebben met die van Chamouni: zy hoopten, in een volgend jaar, deeze gemeenschap nader te onderzoeken, als welke den overgang een goede helft zou verkorten.
By de Rochers Sauveurs lieten zy den ladder blyven, die denzelven droeg hadt 'er zich al eerder van willen ontlasten; doch zulks zou zeer onvoorzigtig geweest zyn: dewyl de gevaarlykste spleeten, door sneeuw overdekt, op de Ysbedding Tacul gevonden worden. By de Rochers Sauveurs ontdekten zy eene uitspringing van de Ysbedding, welke zy overgeloopen hadden, en waar van zy waarschynlyk zouden afgetuimeld weezen, indien de nevels by aanhoudenheid hunnen weg hadden blyven bedekken; de steilte was verschriklyk, zy gisten dezelve op niet minder dan honderd voeten.
Hun tocht op het Ys duurde twaalf uuren, het afdaalen na Cormayeur vyf uuren, en zy waren dien dag zeventien en een half uur op de been. In het nederklimmen volgden zy de randen van Mont Truitier, welke vergeleeken mogen worden met die der Naalden van Gouté, by Chamouni: deeze beweeglyke rotzen ontglippen de handen, en rollen van onder de voeten weg; maar, naa 't geen zy dien dag reeds gedaan hadden, kwam, 't geen hier te doen stondt, hun kinderspel voor, schoon 'er zeer steile plaatzen waren; ten half tien uuren bereikten zy Cormayeur, onder de begunstiging van een helderen maaneschyn.
Den negen en twintigsten sloegen zy op weg na Cité, de Hoofdstad van Val d'Aost. waar zy 's avonds aankwamen; de Kleeding der Gidsen, hunne lange, met yzer beslaagene, stokken, de bylen, welke zy op schouder droegen, en hunne lederen zakken, maakten dat zy in 't oog liepen, en gehouden werden voor Werkers in de Crystal-mynen.
Op den dertigsten beklommen zy den grooten St. Bernard in zeven uuren, en toogen van daar na 't Vlek St. Pierre, drie mylen laager dan de Herberg gelegen, waar zy veel sneeuws en 't gezigt van den Winter hadden.
| |
| |
Eindelyk daalden zy af te Martigni, beklommen den Trian, en den ingang van Balme, en bereikten Chamouni: dit was een tocht van vyftien uuren.
Men wagtte aldaar de Reizigers reeds met ongerustheid, en hun wederkomst schonk vreugde aan de Inwoonders. De Heer bourrit pryst alle zyne Gidsen, maar geeft den grootsten lof aan cachat le geant, dien hy den bynaam van Sans Peur gegeeven heeft. - Twee dagen laater vertrok hy na Geneve, van deezen gedenkwaardigen Tocht de zonderlingste afbeeldingen mede brengende, en de eer van in één Dag na Piemont gereisd te zyn, te midden van duizend gevaaren; doch die te zyner voldoening strekten, door de bedenking, van 't geen de menschen kunnen doen, wanneer de nieuwsgierigheid tot zo vreemde voorwerpen, en de zugt na roem, hun bezielen.
|
|