Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 588]
| |
De Beroerten in de Vereenigde Nederlanden, van den jaare 1300 tot op den tegenwoordigen tyd, geschetst ter waarschuwinge van derzelver tegenwoordige Burgers en Leden van Regeering: het VII, VIII en IX Deel. Te Amsterdam, by P. Conradi, en te Harlingen, by V. van der Plaats, 1788. In gr. octavo.In agtervolginge van het verhaal, waar mede het zesde Deel van dit Werk, (van welks aanleg en bedoelde wy onlangs verslag gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*),) ten einde liep, behelst het zevende Deel een kort berigt van het voorgevallene te Vlaardinge, Hellevoetsluis, Zutfen, Arnhem, Thiel, Leerdam en Middelburg, verder eene uitvoeriger beschryving van het gebeurde, by de verhinderde reize van Haare Koninglyke Hoogheid, Mevrouwe de Gemaalinne van Nederlands Erfstadhouder; met de daarop gevolgde onderhandeling, tusschen Zyne Pruissische Majesteit en Hunne Ed. Gr. Mog. deswegens. En voorts eene onderscheiden melding van 't merkwaardigste dat Wyk by Duurstede te beurte viel, zins het in den jaare 1783 deel nam in de geschillen, wegens de uitgebreidheid van het gezag van den Heere Prinse Erf-Stadhouder, en 't geen daaraan wyders verknogt was, tot op den 6 July 1787, toen, met het intrekken van Krygsvolk, alles weder op den voorigen voet gebragt wierd. De twee overige Deelen, of het achtste en negende, zyn geschikt ter ontvouwinge der Utrechtsche Geschiedenisse, met betrekkinge tot de Staats- en Stadsverschillen, geduurende de jaaren 1783-1787; tot dat men, den 15 September des laatstgenoemden jaars besloot de Stad, gewillig en zonder tegenstand, aan de tegen dezelve aanrukkende krygsmagt over te geeven. Het gevolg hier van was, dat ze 'er den naastkomenden dag in trok; waarop alles, op eene dergelyke wyze als te Wyk, ook te Utrecht, weder op den ouden voet hersteld werd. - De Opsteller van dit Geschrift gedraagt zig, overeenkomstig met het bedoelde van zynen arbeid, alleenlyk als Historieschryver, zonder zig in Staatkundige bedenkingen over het voorgevallene uit te laaten; en hy heeft dit, in 't geheele beloop, zo wel in 't oog gehouden, dat zyn verhaal, een genoegzaam volledig verslag van het gebeurde behelzende, met | |
[pagina 589]
| |
regt onpartydig genoemd moge worden. Het gewigt hier van by uitstek bezeffende, toen hy de Utrechtsche Geschiedenise stond te boeken, vond hy het daarom geraaden, den Leezer zyn bedoelde nogmaals uitdrukkelyk te verklaaren. ‘Ik herhaale, (zegt hy,) myne meer gedaane betuiging, dit ik in 't geheel geen oogmerk hebbe, om, onder de thans heerschende beschreienswaardige verdeeldheid, de eene of andere Party in de hand te werken; maar alleen om in eenen bondel te verzamelen de hier en daar verspreide berigten wegens Utrecht: deels, om voor tydgenooten en naakomelingen te schetzen eene reeks van gebeurtenissen, om derzelver byzonderheid, wel waardig, naauwkeurig geweeten en in 't geheugen bewaard te worden; deels, om, volgens het opschrift myner Verzamelinge, naar myn vermogen, iets toe te brengen, 't welk kan dienen ter waarschuwinge der thans leevende Burgers en Leden van Regeering.’ |
|