Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 585]
| |
Waarschynlyke Gevolgen van den tegenwoordigen Turkschen Oorlog, en derzelver invloed op de Staaten van Europa, door den Heer De Volney. Uit het Fransch vertaald door J.D.P. Te Dordrecht, by A. Blussé en Zoon, 1788. In gr. 8vo. 100 bladz.De Heer de volney, eenige korte Aanmerkingen hebbende laaten vooraf gaan, over de woede en hardnekkigheid, met welke de tegenwoordige oorlog der Turken tegen de Russen waarschynelyk staat gevoerd te worden, en over de kunst van door gissingen het toekomende te voorzien, stelt zich twee Vraagstukken ter beantwoordinge voor. Het eerste is: Welke zullen waarschynlyk de gevolgen zyn van de geschillen der Russen met de Turken? En hierover wordt gehandeld van bladz. 5 tot bladz. 43. Het tweede: Wat brengt het belang van Frankryk mede, en hoedanig moet dat Ryk zig gedraagen omtrent Turkye? De beantwoording deezer Vraage beslaat het overige des Werks. In het eerste gedeelte, vinden wy eene vergelyking van den wederzydschen toestand der Turken en der Russen, van beider Geldmiddelen, Legermagt, Krygskunde enz. De Schryver besluit uit de verbastering der Turken, vooral van derzelver Sultans, welke hunnen tyd niet, zo als hunne krygshaftige voorzaaten, in het midden der Legers, maar in de weelde en ledigheid van het Serrail doorbrengen; uit den deerniswaardigen staat der uitgemergelde Landschappen van het Turksche Gebied; uit de hardnekkige aankleevinge des Volks aan zyne oude gewoonten, niettegenstaande de zo zeer verbeterde krygskunde der Christenen; uit deszelfs trotze verachtinge van de geenen, welken het ongeloovigen noemt; uit de nederlaagen, welke die Natie, in den voorigen oorlog tegen de Russen, heeft geleden, en uit de afstanden, welke zy toen heeft moeten doen om den vrede te verkrygen: hy besluit uit dit alles, dat de overwinning zich gewisselyk voor Rusland zal verklaaren; en in het vervolg des Werks geeft hy duidelyk zyne verwachting te kennen, dat de tyd naby is, waarin de Turken uit Europa staan verdreven te wordenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 586]
| |
Het is niet onwaarschynelyk, dat veelen, omtrent een jaar geleden, wanneer de Heer de volney zyn Werk begon op te stellenGa naar voetnoot(*), met hem van gedachten zyn geweest, dat Rusland, vooral daar het ondersteund werd door den Duitschen Keizer, weinig moeite met de Turken zoude hebben, maar dezelven schielyk zo verre vernederen, dat zy blyde zouden zyn, indien zy op eenigzins draagelyke voorwaarden den vrede konden koopen. Reeds zedert veele jaaren heeft men, in het algemeen, de Turken beschouwd, als niet meer bestand tegen een der beide Keizerryken. Men is in die gedachten bevestigd, door het gedrag der eerstgemelden in den jongsten oorlog; en die gedachten zyn nog nader bekrachtigd door de berichten, welke de Gedenkschriften van den Baron de tott, en andere Schryvers, ons, raakende het Turksche Ryk, hebben gegeven. Onze Schryver behoeft zich, derhalven, der te leurstellinge niet te schaamen, welke hy gemeen heeft met zo veele anderen. De onvertzaagdheid, en het beleid, welke de Turksche Bevelhebbers en Gemeenen in deezen veldtocht hebben doen blyken, overtreft aller verwachting, en waarschynelyk allermeest die van de Mogendheden, welke zo gereed geweest zyn met de wapens tegen hen op te vatten. Daarenboven gebruikt de Heer de volney de voorzichtigheid, van niet te willen ‘verzekeren, dat de val van het Turksche Ryk volstrekt onvermydelyk zy, en dat het zedelyk onmogelyk zy dien af te wenden’Ga naar voetnoot(†). Hy erkent, dat groote Staaten ‘zelden met ongeneeslyke wonden getroffen worden: maar (zegt hy) de geneezing vordert tyd en kunde’Ga naar voetnoot(§). Deeze twee voorwaarden ontbreeken hier, zyns oordeels. Misschien vergeet hy een derde middel, het geen den val van een groot Volk veeltyds vertraagen, en den voortgang van deszelfs verbastering voor eenigen tyd stuiten kan, eene geweldige geestdrift, bestuurd door eenen man van moed en bekwaamheid. En dit kan hier het geval zyn, zelfs al staat men alles toe, wat onze Schryver, en anderen voor hem, tot nadeel der Turken gezegd hebbenGa naar voetnoot(‡). Maar in het algemeen mag men aan- | |
[pagina 587]
| |
merken, dat de schryftrant van den Heere de volney wat heel beslissende is. Van de tweede Vraag, welke zich de Schryver ter beantwoordinge voorstelt, zullen wy alleenlyk zeggen, dat, naar zyne gedachten, Frankryks handel eerder voordeel zoude trekken, dan nadeel lyden, by het overgaan der Turksche bezittingen in Europa in de handen der Oostenrykers en Russen. Hy spreekt hier veel van de trotsheid, waar mede de Europeaanen, zelfs Gezanten van groote Mogendheden, in Turkye behandeld worden, van de belemmeringen, welke de Koophandel aldaar ondergaat, door de wyze, waar op hy gedreven wordt, en van veele andere redenen, tot welker onderzoek wy ons niet zullen inlaaten. Wy erkennen, dat wy geene genoegzaame kundigheid van deeze zaaken hebben, om over een onderwerp van dat gewigt met grond te kunnen oordeelen. Of de Heer de volney 'er toe in staat zy, willen wy niet bepaalen. Maar ééne aanmerking kunnen wy niet nalaaten nog te melden, dat wy gaarne wat meer bewys en wat minder beslissende uitspraak gezien hadden, dan de Schryver bezigt ten opzichte van groote Staatsmannen, den Hertog de choiseul, en den Graaf de vergennesGa naar voetnoot(*). - Ook is hy wel eens in de war met zyne tydrekeninge: ten minsten, indien het waar is, dat de Vizier kiouperli, welken hy in het jaar 1683 Weenen doet belegerenGa naar voetnoot(†), reeds in 1661 gestorven was, gelyk anderen verzekeren; doch het geene wy tegenswoordig niet kunnen nagaan. Over het geheel is het Werkje in eenen leevendigen en aangenaamen trant geschreeven; maar de Schryver had wel wat meer tyd tot onderzoek mogen neemen, en met meer bezadigdheid alles overweegen. |
|