Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeschouwende en Werkende Pharmaceutische, Oeconomische en Natuurkundige Chemie; door P.J. Kastelyn, Apothekar en Chimist te Amsterdam, en Lid van de Bataafsche en Utrechische Genootschappen van Kunsten en Weetenschappen. Tweede Deel, Eerste Stuk. Te Amsterdam, by W. Holtrop, 1788. In gr. 8vo. 342 bladz.Na dat de Heer kastelyn in het Eerste DeelGa naar voetnoot(*) van dit Werk de algemeene gronden der Scheikunde heeft voorgedraagen, gaat hy in dit Tweede Deel over tot de nadere beschouwing der Werkende Scheikunde, en handelt bepaaldelyk in het Eerste Stukje over de Pharmaceutische, of Artzenymengkundige, Chemie. - Het is voorzeker moeijelyk, zo als de kundige Schryver te recht aanmerkt, om dit gedeelte der Scheikunde naar een wel ingerigt plan te behandelen: doordien men by de verschillende rangschikkingen der daartoe betrekking hebbende onderwerpen, zeer verschillende, en voor den min geoeffende niet geringe, zwaarigheden ontmoet. - En het komt ons voor, dat de weg, welken onze Schryver heeft ingeslaagen, (om namentlyk, volgens den aart der bewerkingen, en de daardoor ten voorschyn te brengene Geneesmiddelen,) aan de minste onvolkoomenheden onderhevig is. - De bewerkingen dan, welke in dit Eerste Stuk voorkomen, zyn de volgende: de gedestilleerde Wateren; - de gedestilleerde weezentlyke Oliën; - de brandige Oliën; - de verfyning der brandige Oliën; - de uitgeperste Oliën; - de Balsemen; - | |
[pagina 391]
| |
de Harssen; - de Extracten; - de vloeibaare Uittreksels; - de geestryke Vloeistoffen; - en de door Vitrioolzuur bewerkte Wyngeest. - De Heer kastelyn, wiens inzichten, zo wel in het bespiegelende als beoefende gedeelte der Scheikunde, niemand in twyfel zal trekken, behandelt alle de opgenoemde Onderwerpen met eene ongemeene nauwkeurigheid; overal ontdekt men een Man, die met de nieuwste ontdekkingen in de Scheikunde bekend is, en de beste Schryvers met oordeel geleezen heeft. De menigvuldigheid der Onderwerpen verbied ons by de behandeling zelven te blyven stille staan; en daar de Schriften van deezen Heer (zo wy hoopen en vertrouwen) reeds by den beminnaaren der Scheikunde in ons Land genoegzaam bekend zyn, zo oordeelen wy het niet noodig, om hunne aandacht, tot dit voor ons Land zo onontbeerlyk Werk, door eene onnoodige Lofspraak, nader te bepaalen. |
|