Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 372]
| |
den aangeboden; doch, om onbekende Staatkundige redenen, op denzelven niet vertoond. De Geschiedenis, daarin ten grondslag gelegd, is genomen uit de Kruistogten naar het H. Land, alwaar Eduard, omtrend den jaare 1272, door een Moorder, op welken hy zich betrouwde, wierdt omgebragt; doch denzelven, met dezelfde vergiftigde ponjaard, ook het leven benam. In het Treurspel wordt zy op de volgende wyze voorgesteld: De Engelsche Kroonprins Eduard. zyn Leger voor Jaffa, eene Stad op de Kust van Palestina, nedergeslagen hebbende, wordt aldaar, door eenen afgezant van Sultan Selim, met een vergiftigde dolk in den arm gewond. Schoon deze daad den Verraader het leven kost, brengt die wond echter ook den Vorst tot op den rand des Grafs, alwaar men niets dan zynen dood te gemoete ziet. Eene gevangene Arabische Princes, Daraxa, Minnaresse van Selim, en vertrouwde van Eduards Echtgenoote, Eleonora, geeft, in deze zorgelyke omstandigheid, den verschrikkelyken raad, het verspreidend gif uit de wond te zuigen, als het eenige middel om den Engelschen Vorst te behouden. Eleonora zelve stelt dit in 't werk, daar toe den slaap van Eduard te baat neemende; waarop het verspreidde vergif tot haar overgaat, en haar in even zulk een toestand brengt, als Eduard ontkomt; het welk verscheidene gevoelige Tooneelen oplevert. Selim, door den dweepzuchtigen Moorder misleid, die daad willende herstellen, komt, in de kleeding van eenen Dervis, in Eduards Leger: geneest, door de hulp van Daraxa, de reeds stervende Vorstin, en ontdekt zich daar na, zo wel op de grootmoedigste als verrassendste wyze, aan Eduard: welke daad de ontknooping van dit Treurspel uitmaakt. Op de Tooneelschikking zyn eenige Aanmerkingen te maaken; zelfs vindt men eene gaaping tusschen het Vyfde en Zesde Tooneel des Vierden Bedryfs: dan soortgelyke feilen kunnen niet opweegen tegen de edele gevoelens, die overal in dit Stuk doorstraalen, dat met deze Versen, door Selim, geslooten wordt.
De hoogste Wysheid, die niets zonder oogmerk doet,
Wrocht zulk een onderscheid in 't menschelyk gemoed,
Dat hy, die blindling zich geen denkwyze op laat dringen,
Verschillend denken moet met andre stervelingen:
Het oordeel lyd geen dwang; het houd zich altoos vry.
Dat dit dan 't middenpunt van overeenkomst zy:
Men bann' vervolgzucht en geloofshaat uit de zinnen;
't Verstand moog' twisten, maar het hart moet vrede minnen;
En 't gantsche menschdom vinde alom zyn heil en vreugd
In de oefening van recht, van menschenliefde, en deugd.
|
|