was om verder te komen. Zo leed als het my doet, om een enkel scheutje van het gezaaide te vertrappen, het welk den boer zo veel moeite én inspanning van krachten kost, zag ik my thans evenwel genoodzaakt, om over het bezaaide veld te ryden, en zo de vruchten der naarstigheid van veele boeren te vernielen.
Maar ik had naauwlyks eenige honderd stappen gereeden, of een man greep myn paard in den teugel, die de schrikkelykste vloeken en bedreigingen uitbraakte. Wat d.....! riep hy, zie je niet, myn Heer! dat dit veld bezaaid is? Wie heeft u gezegd, dat gy hier ryden zult?
Ik. De nood, myn lieve Vriend!
Hy. Wel, wat nood, wat nood! Ziet gy niet, dat de weg breed genoeg is, kunt gy niet op den weg blyven?
Ik. Dit zou ik gaarne doen. Maar gy ziet immers wel, dat het onmogelyk is, om 'er door te komen. Het paard zakt tot den buik in de modder. Man en paard moeten hier immers vergaan.
Hy. Wat raakt my dat! Ik ben veldbewaarder, ik ben 'er toe aangesteld, om de akkers van de boeren te bewaaren. De boer moet zich het geheele jaar door genoeg plaagen, dat hem dikwils byna het bloed onder de nagels uitspringt, moet daarenboven schatting en ongelden betaalen, - daar vraagt dan geen mensch: hebt gy geoogst of niet geoogst? Wanneer de dag daar is, dan is het: betaal, boer! En nu wilt gy, myn Heer, hem de vrucht....
Ik. Dit is allès waarheid; maar wanneer de boer zyne vrucht behouden wil, moet hy ook betere wegen bezorgen.
Hy. Wel, wat bekommert zich de boer over de wegen. Dit is de zaak van den Landsheer. En, om kort van de zaak te komen.....
Ik. Wat moet ik doen?
Hy. Te rug ryden naar Zinkleven, en negen Guldens boete aan den Schout betaalen.
Ik. Dat is wat veel.
Hy. Dat is nog gratie. Linksom, myn Heer! of my zal die en die haalen, zo ik u niet met dit instrument op den kop slaa, dat 'er de harssens zullen uitvliegen.
Ik. Wees dan redelyk! Wat zal ik u geeven, zo gy my laat verder ryden?
Hy. Wel nu! Eigenlyk moet gy wederom te rug, en negen Guldens boete betaalen. Maar wat zal ik met u beginnen? Myn Heer is immers vreemd. Wat wilt gy my geeven?
Ik. Een halven daalder.
Hy. Geef hier! (Toen hy het geld had.) Ryd nu in Gods naam recht uit! Daar by de galg komt een moeras, sla dan maar links om, en volg het spoor; dan kunt gy niet missen.