wel eens mogen herinneren. - Aan 't einde van haar verhaal komende, vervolgt zy in deezer voege.
‘Hy [de Heer Spiritus] verzogt my honderdmaal verschooning over zyne agterdogt, en ik hem over myne onbedagtzaamheid. Voorts deed ik door myn vriendlyk aandringen hem ook beloven, dat hy my zyne waarschuwingen, die ik altoos met de grootste dankbaarheid, als de kragtigste bewyzen zyner vriendschap, en zorge voor mynen wezenlyken welstand, erkennen zoude, nooit weder door eenigen agterdogt of wantrouwen, maar door rondborstige openhartigheid, en niet zydelings of door dubbelzinnige onderrigtingen, geliefde te kennen te geven: en dat ik hem dan altoos rekenschap geven kon, en niet ligt hierin mistasten zoude.
En inderdaad dit is, waarde broeder, altoos myne manier van denken, en ik ben verzekerd, dat menige partyschappen, en menige verkoeling in vriendschap, alleen uit dergelyke misvattingen ontstaan; als men namelyk niet regt voor de vuist zegt zo als men het meent. Zulk soort van mokken, pruilen en mompelen, of zo als men 't noemen wil, vergelyk ik by het gedrag dier twee oude wyven, die elkander in 't donker in een bosch ontmoeteden. De een hield de ander voor een toverheks of spook, en dus wilden zy elkander niet voorby gaan, voor dat het dag wierd. Hadden zy elkander toegeroepen, “wie zyt gy, waar moet ge heen, of hoe komt ge hier?” dan hadden zy geweten wat zy aan elkander hadden, en elk had gerust zyns weegs konnen gaan.
Eenigen tyd geleden, was zekere Dame uit de stad by ons, die onze moeder kwam spreken, en die, door soortgelyk mokken of pruilen, met eene harer vriendinnen in onmin geraakt was. Deze was namelyk in een winkel gekomen, waar zy een stuk zyden stof zag, daar zy grooten zin in had, des zy heen gaande besloot, om, des anderen daags, daar van een kleed voor haar te kopen. Hare vriendin komt toevallig op dien morgen wat vroeger in dezelfde winkel, en kiest, daar zy van het voornemen der andere geen woord wist, juist dat zelfde stuk. De eerste, wederkomende, vindt dat het stof verkogt is, en ziet niet lang daar na hare vriendin te voorschyn komen met dat kleed aan. Hierop beeldde zy zich vast in, dat de andere, iets van haar voornemen geweten hebbende, haar dit heimelyk ontfutseld had. In plaats van hare vriendinne hier over te onderhouden, begint zy te pruilen, laat haar bezoek telkens afwyzen, is stekelig tegen haar in gezelschappen: kortom men houdt in 't geheel op, elkander te zien, en leeft in volslagen vyandschap, zonder dat de eene de oorzaak hiervan ontdekken kan, tot dat eindlyk de persoon, die zich beledigd achtede, dezelve aan myne moeder openbaarde; die daarop aannam de andere hierover te zullen onderhouden, en dus komt de gar-