| |
| |
| |
Volledig Leerstelsel van Opvoeding, ontworpen door eenige beroemde Geleerden in Duitschland, en uitgegeeven door J.H. Campe. Derden Deels, Eerste Stuk. Te Amsterdam, by de Erven Meijer en G. Warnars, en de Wed. J. Dóll, 1787 In 8vo.
Leesboek voor Kinderen, met Plaaten. Tweede Deels, Tweede Stuk. Te Amsterdam, als boven. In 8vo. 150 bladz.
Twee Verhandelingen, die tot elkander eene nauwe betrekking hebben, en in het Stelzel der Opvoedinge van het uiterste gewigt zyn, maaken het Derden Deels, Eerste Stuk, van dit alleszins hoogst aanpryzens Werk, uit. - De eerste bevat Voorschriften van Leefregelen voor Zwangere Vrouwen. - De tweede draagt Leefregels voor aan Zoogende Vrouwen. De eerste is men verschuldigd aan den Heer j.ch. unzer, door zyn Arts onzen Landgenooten bekend: de ander aan den Heer k. fr. uden, en hebben, naar luid des Voorberichts van den Vertaaler, deeze Opstellers, Mannen, die in hunne Weetenschap uitneemenden roem verwierven, elkanders arbeid nagezien, en dus onderling getragt daar aan de hoogstmogelyke volmaaktheid te geeven. - Men mag zeggen, dat zy daar in geslaagd zyn; en dat de Schoone Sexe, in die beide gewigtige Leevensomstandigheden, waar toe zy door de Natuur verordend is, hier de beste, duidelykste, onderrigtingen ontvangt, Lessen, van Vooroordeelen en Wanbegrippen gezuiverd, en rechtstreeks daar tegen aangekant. De tastbaare baarblyklykheid, waar mede de geagte Schryvers zich tegen deeze Monsters verzetten, zal, hoopen wy, voldoende weezen, om dezelve, hoe gedugt, te vermeesteren: en dat zy even gelukkig zullen slaagen in het bestryden van de grilligheden der Mode, die over de Sexe, in de beide gevallen, haar yzeren schepter heeft opgeheeven. Menschkunde, niet min dan Geneeskunde, heeft de pen deezer Schryveren bestuurd: en de nutste Lessen dezelve doen uitstorten.
De Hoogleeraar unzer, van de Hartstogten in zwangere Vrouwen spreekende, neemt de gelegenheid waar, om alleen dat geen te zeggen, 't welk hy veeltyds aan één niet mogt zeggen. Hoogstwaarschynlyk komt deeze Aankondiging wel onder 't oog van de zodanigen, die anders
| |
| |
deezen Arts niet hooren: ten haaren dienste, het volgende.
‘Ik wil hier geenszins den misnoegden speelen, geenszins de berisper van den tegenwoordigen tyd weezen: en welke Geneesmeester zou aan den anderen kant niet ook veel vinden, om onze tyden, die zo veel gewonnen, onze Vrouwen, die zo menig vooröordeel verlaaten hebben, te roemen: maar men vergunne my uit enkele trekken, welke ik maar al te dikwerf, hoewel gelukkig niet alle by één, zag, het beeld te schetzen van zulk een Dame, die, met den wensch om moeder te worden, zich berooft van alle eigenschappen, welke daar toe vereischt worden, en, door buitenspoorige driften en hartstogten, alle de voordeelen van de nauwkeurigste opvolging der overige voorschriften tot eene geregelde Leevenswyze verbeurt.
Met onregelmaatige begeerten naar dingen, waar van zy gedroomd, en welke zy zelve geschaapen heeft, met begeerten, welke in haare uitgestrektheid nooit vervuld zyn, nooit kunnen vervuld worden; met de hoop en het voorneemen, om door haar vernuft of verstand alles naar haare bedoelingen te leiden, alle haare bedoelingen, zelfs de onverstandigsten van eene onbedreevene jeugd te bereiken; met de dwaaze verwagting van een herders-leeven, het welk nooit op aarde plaats hadt, of van een reeks van dagen van ongestoorde vrolykheid, welke geen mensch kunnen ten deel vallen, die zich met andere weezens verbindt, of met een vertrouwen, dat menschen, tyd, elementen, en de loop der waereld, zich naar haare begeerte zullen voegen, treedt zy in 't huwelyk. En wanneer dit alles nu geheel anders is, of wanneer nu zelfs schielyk de kennis ontwaakt, dat het nooit weezen zal, gelyk zy heeft gedroomd, dan vergiftigt de misnoegdheid alle de geneugten van het leeven en van den moederstaat, en ondermynt allengskens de gezondheid van de geheele Familie. Want menschen, tyd, elementen, en de loop der waereld, voegen zich naar de menschen, en dus moeten alle kunstgreepen, welke het vernuft aanbiedt, opgezogt worden, om zich zelven een tyd lang te bedriegen, en anderen tot zyn oogmerk te noodzaaken. Dan zien wy de Vrouw, die, in plaats van een zachtmoedig en gerust gedrag, zonder het welke niet één eene gelukkige Moeder zyn kan, in plaats van natuur en gelykmaatigheid in het oog en de ziel te draagen, haar karakter met duizend vreemde dingen zodanig beschilderd heeft, als zy haar
| |
| |
aangezicht met een zieklyk roode kleur bemaalt, die, wars van de vervulling van alle haare waare pligten, in één oogenblik verzaadigd van bevochtene verstrooijingen, onverduldig in het verdraagen van de minste ongemakken des ligchaams en des gemoeds, onverdraagzaam jegens alle menschen, die haar van naby zien, ongestadig en ongelyk in daaden, woorden, gebaarden, wenschen, lof, berisping, liefde en haat; door eene gemaakte houding, die zich gemeenlyk eerst by de dienstboden, vervolgens voor de familie, en eindelyk voor de waereld ontdekt, zich en de haaren alle geneugten ontsteelt, waarmede de hemel den huisselyken staat heeft gezegend.
En wanneer nu deeze Vrouw met haare uit duizend grillighedens saamengeflanste neigingen, en manieren, met flaauwtens en kramptrekkingen, ter bereikinge van haare geheim gehoudene bedoelingen, met eene zogenaamde gevoeligheid, met onverstaanbaare woorden, welke alleen door den klank aandoen, maar nogthans ook altyd aandoen, met voorgewende of nagebootste schrik, bevreesdheid, moed, drift, gevoeligheid, verdriet, met traanen, welke men zich door de hebbelykheid ligtelyk weet uit te perssen, wanneer men slechts aan eenige aandoenelyke spreekwyzen denkt, met krakeelzugt en wangunst, waar aan men den theaternaam van jaloersheid geeft, met eene onbeperkte eigenliefde, welke zelfs niet eens altyd by Keizerinnen en kinderen bevredigd wordt, met een mannelyken toorn in het eene, en tedere vapeurs in het ander oogenblik; wanneer deeze Vrouw zwanger is, wat zal de vrucht, welke zy in haaren schoot draagt, en met haare in beweeging gebragte sappen voedt, met alle deeze hartstogten beginnen? Hoe kan deeze plant, welke slechts in rust groeijen moet, en aan welke de natuur tot dat einde de beslootenste plaats heeft aangeweezen, by alle deeze stormen volmaaktheid krygen? Want de wind beweegt de plant, hy mag komen van waar hy wil, en hartstogten schokken, zy mogen geveinsd en gemaakt, of natuurlyk zyn. Dan wordt niet alleen de maatschappy bevolkt met kinderen, die zwak en verbleekt daar heenen treeden, die de hun ingeplante weeklykheid, aangeërfde zenuwtrekkingen, en het zaad van alle ziekten, andere geslachten wederom inplanten: maar ook de moeder zelve, (want meenige moeders bekommeren zich niet over zulk eene verre toekomst,) maakt zich niet slechts het aankweeken van deeze in het stookhuis uitge- | |
| |
broeide vruchten, maar ook den geheelen tydkring van haare zwangerheid en verlossing lastig.
De natuur der zaak, en elk onderwys in de Zedeleer, leert ons, hoe veel de gemoedsrust toebrengt tot het verdraagen van alle bezwaarlykheden, maar hier byzonder, waar niets met overhaasting, niets met ongeduld, moet verricht worden; hier, waar alle Geneesmeesters geduld, rust en zachtmoedigheid meer dan geneesmiddelen aanpryzen; waar men uit dagelyksche voorbeelden weet, hoe veele onheilen de hartstogten in Kraam- en Kinderkamers aanrechten, hier behoorde men, voor dat men moeder wordt, te leeren, zich met alle de voorrchten der wysheid bekend te maaken, dat alleen eene onwrikbaare gelykmaatigheid, eene alle toevallen verduurende zagtmoedigheid, en de zo vereerenswaardige waarheid, de waare moederlyke gesteldheid schenken.’
Dat deeze taak zo moeilyk niet is als meenige Vrouw mogelyk wel denkt, toont de Hoogleeraar unzer, op eene kragtige wyze, die in de Verhandeling zelve moet gezogt worden: waar in hy ‘Eene zuivere lugt, eene goede keuze in eeten en drinken, omzichtige herhaalde beweegingen, het vroege slaapen gaan, gemakkelyke kleeding, zindelykheid, vermyding van alle hartstogten, onderhouding van eenen natuurlyken afgang, uitgewerkt aanpryst, als de beste voorbereidingen tot het uur der verlossing, het welk niet gevreesd, maar ook niet zorgloos moet vergeeten worden: want ontrusting, gepaard met achtloosheid, is een van de vreeselykste hartstogten.’ ‘Voorbereid tot alles,’ dus luidt het slot dier Lesse, ‘wat bevalling en Kraambed vereischen, gezond, welgemoed, vol hoop en geduldig, ga dan, gy Medeschepster van een nieuw Weezen, het welk u eerlang Moeder noemen zal, het uur te gemoet, het welk u tot uwe verordening en tot een reeks van nieuwe pligten inwydt.’
Een der eersten van deeze Pligten schetst de Hoogleeraar uden, als hy handelt, over de noodzaaklykheid aan den kant der Moeders, om zelven haare Kinderen te zoogen; - over de Hoedanigheden der Minnen; - over den Leefregel voor zoogende Vrouwen, met een breedvoerig onderzoek van de meest bekende Voedzels, naar derzelver waardy, voor zoogende Vrouwen, als mede van de Dranken; - over de Lugt, de Beweeging, den Slaap, de Hartstogten; - over de gewone toevallen der zoogende Vrouwen, en derzelver behandeling. Dewyl de goede be- | |
| |
handeling, geduurende de Verlossing en het Kraambed, den gewigtigsten invloed heeft op het zoogen, doet hy, des betreffende, een uitstap, welke de oplettenheid van elke Moeder verdienen.
De Schryver geeft ons deeze Algemeene overziening van de Leefregelen voor zoogende Vrouwen, welke wy nog moeten plaats geeven, als in 't kort aanduidende, wat breed verhandeld te vinden is in deeze weldoordagte Leefregels. ‘(1) Eene zoogende Vrouw moet zich over 't algemeen onderwerpen aan eenen met het oogmerk overeenkomstigen leefregel; deeze moet, echter, niet zeer verschillen van de leevenswyze, waar aan zy te vooren gewoon was. (2) De spyzen, welke zy geniet, moeten voedzaam, week, ligt te verteeren; de dranken insgelyks voedzaam, verkwiklyk zyn, door de gal kunnen bedwongen worden, noch te veel ruuwe lugt in zich hebben, noch heet en scherp, of verslappende zyn. (3) Zy moet dus niet te veel vleesch, geene scherpe gekookte gezouten spyzen, geen brandewyn, punsch, sterk bier, koffy, en zeer zeldzaam wyn, nuttigen. (4) Zy moet in een zuivere gezonde, niet opgeslooten, lucht leeven. (5) Zy moet, zo niet werken, nogthans zich veel beweegen; maar zich daar by zo zeer voor verkoudheid als voor verhittingen wachten. (6) Zy moet haare borst zorgvuldig bedekt houden. (7) Zy moet, zo veel als mogelyk, des nagts rust genieten. (8) Zy moet haare hartstogten, zo veel mogelyk is, zoeken te beteugelen. (9) Zy moet, wanneer zy ziek is, het kind met ander voedzel zoeken te onderhouden, tot dat het binnen eenige dagen blyken zal, of zy kan voortgaan met zoogen dan of zy het kind moet speenen. (10) Zy moet, naa dat zy moeielykheid en schrik heeft gehad, het kind niet aan de borst leggen, maar het zog uitmelken. (11) Zy reikt het kind telkens, om de vier of vyf uuren, de borst, en wel zodanig, dat zy het altoos eenige uuren naa den maaltyd aanlegt. (12) Wanneer zy lang heeft gevast, moet zy eerst voedzel neemen, en het kind niet, dan een paar uuren daar naa, aan de borst leggen. (13) Wanneer zy geschrikt is, of moeilykheid heeft gehad, moet zy (gelyk reeds gezegd is) het zog uitmelken, en, dewyl zy nu in denzelfden staat is als eene zoogende Vrouw, die
lang heeft gevast, insgelyks eerst wederom ligt voedzel gebruiken, en dan een paar uuren daar naa het kind aanleggen. (14) Is het kind ziek, en de moeder ontvangt om die rede geneesmiddelen,
| |
| |
dan moet zy niet voor een uur daarnaa het kind aan de borst leggen. (15) Zy moet het kind nooit in zyne legerstede de borst geeven, maar het 'er uitneemen, om zich en het kind het zuigen gemaklyker te maaken, en het kind niet te vertroetelen. Is het kind verzaadigd, dan moet zy het zelve wederom in zyne legerstede neêr leggen. Droevige ondervindingen maaken deeze les noodzaakelyk, schoon dit elk van zelve behoorde te weeten. (16) Zy moet opletten, dat zy dagelyks afgang heeft, en ingevalle dit mogt uitblyven, denzelven door zachte middelen van manna en zout, of door klisteeren, bevorderen. (17) Zy moet het niet geheim houden, wanneer zy zich niet wel bevindt, dewyl de meeste ongemakken in den beginne nog kunnen geholpen worden, en eene waare ziekte, welke zy somtyds onder de leden heeft, zich toch niet laat onderdrukken, maar welhaast en met dies te meer woede uitbarst; en dan evenwel het speenen van het kind, of eene andere bezorging van hetzelve, noodzaaklyk maakt, behalven eenige gevallen, dat wel de eigenlyke Moeder (de Min nooit) dan zelfs kan voortgaan met zoogen. (18) Zy moet alle bygeloovige vooroordeelen vaarwel zeggen, welke voor haar en haaren zuigeling nadeelige gevolgen zouden kunnen hebben. By voorbeeld, dat zy geene winden van winden verwekkende spyzen te vreezen heeft, zo zy slechts eerst het kind 'er iets van laat proeven, en duizend andere soortgelyke laage en schadelyke gevoelens.
Het Leesboek, dat, naar gewoonte, dit Deeltje vergezelt, bevat eene aangenaame verscheidenheid van Leerzaame Vertoogen, op onderscheiden trant ingericht. Wy neemen 'er een der kleinste Stukjes, 't welk ten opschrift voert: de Trouw van een Vogeltje, uit over.
‘Kom hier, lieve Doortje! ik zal u wat vertellen van de trouw van een Vogeltje, dat u recht treffen zal.
Gy weet, dat 'er in den voorigen week een sterk onweer viel, verzeld van hagel. Juist was ik toen agter in den tuin, op het lustprieeltje, en moest daar de bui afwachten. Voor het venster staat een groote peereboom. Daar in had een vink zyn nestje met vyf jongen. Ik zag met een inwendig genoegen, hoe dat wyfje geduurig af en aan vloog, om zyne lieve kindertjes eeten te bezorgen. Toen het nu begon te regenen, en de hagel in de lucht zo verschrikkelyk kletterde, kwam het vinkenwyfje, schielyk, als een pyl gevloogen, - ging op zyn
| |
| |
nestje zitten, - bedekte de jongen, die angstig onder zyne vleugelen kroopen, - stak zyn kopje onder de veeren, - en liet het geduurig op zich loshagelen. Takken, bladen, alles werd van de boomen afgeslaagen. Zy bleef getrouw en stil zitten.
Toen de hagelbui voorby was, dacht ik: waarom toch het Vogeltje nu niet weg vliegt? Het zat als een muisje zo stil. Ik stiet met myn rotting uit het venster op den tak. Zy bleef even stil zitten. Toen nam ik een leder, en klom 'er naar toe.
Ach wat zag ik daar, myn Doortje? Welk een gezicht! Het hart deed my wee in 't lyf. Ik kon my van traanen niet onthouden.
De hagel hadt het Vogeltje op de jongen dood geslaagen; en de jongen piepten lustig onder hunne doode moeder. Deeze had dus liever willen omkomen, dan haare jongen laaten sterven. Door haaren dood hieldt zy hen in 't leeven.
Wat zegt gy van deeze groote trouw van een Vogeltje?
Zo getrouw meenen het ook uwe ouderen met u. En nog veel getrouwer. Zy bewaaren u, terwyl gy gerust ligt te slaapen, en als 'er een ongeval ontstaat, draagen zy u uit den slaap naar eene veilige plaats. Zo getrouw zorgen uwe ouderen voor u, op dat gy geene schade lydt.
Hoe veel hebt gy hen niet te danken! Erken het met een kinderlyke dankbaarheid en gehoorzaamheid!’
|
|