Verhandelingen van het Geneeskundig Genootschap, onder de Zinspreuk: Servandis Civibus. XIIIde Deel. Te Amsterdam, by P. Conradi, 1788. In gr. 8vo. 359 bladz.
In dit Boekdeel ontmoeten wy twee Verhandelingen, over de voorgestelde Vraag: ‘In hoe verre zou men, by gebrek van de Apotheek, uit Kelder en Keuken, de vereischte Geneesmiddelen, ook tegens de zwaarste Ziektens en Kwaalen, zo uit- als inwendig, kunnen bekoomen; mits uitzonderende de volgende middelen, Kina, Kwik, Opium, Staal, Delfzuuren, Rhabarber, en Ipecacuanha?’ De eerste deezer Verhandelingen, aan welken de Gouden Gedenkpenning is toegewezen, heeft tot Opsteller den Heer van der leeuw, Geneesheer te Dordrecht. - De Schryver heeft zyne Verhandeling in drie Afdeelingen gesplitst: in de eerste beschouwt hy die Ziekten, die men gewoonlyk met den naam van heete of kortstondige (acuti) bestempelt: in de tweede onderzoekt hy die Ziekten, welke onder den algemeenen naam van langduurige en kwynende (chronici) begreepen zyn; en eindelyk, in de derde Afdeeling, bepaalt hy zig tot die ongemakken en kwaalen, die uitwendig aan het Ligchaam voorkomen, en als zodanig ook uitwendig voornamentlyk moeten behandeld worden. - De tweede Verhandeling, aan welke de Gouden Eerenprys, in de tweede plaats, is toegekend, is van den Heer van der wacht, Geneesheer te Rotterdam. Na dat de Schryver vooraf de waare en eigentlyke bedoelingen van het voorgestelde wat nader ontvouwd, en door eenige Aanmerkingen opgehelderd heeft, (iets, 't welk, hoe noodzaakelyk ook, te vergeefsch in de voorgaande Verhandeling gezocht wierd,) gaat hy tot de behandeling van zyn onderwerp over, en onderzoekt, in de eerste Afdeeling, in hoe verre men, by gebrek van de Apotheek, met de opgegeeven uitgezonderde middelen, uit Kelder en Keuken, alle Koortsen kan geneezen, voor zo verre zy geneeslyk zyn. In de tweede Afdeeling gaat hy na, in hoe verre men, volgens het gegeeven plan, de
Ontsteeking-Ziekten, met derzelver gevolgen, alle Gezwellen en Zweeren, benevens de Bloedstortingen, zo uit- als inwendig kan geneezen. In de derde Afdeeling, tracht hy aan te toonen, in hoe verre de Water- en Weyvocht-Ziekten, benevens die der Zenuwen, op de vast-