Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Schouwtooneel voor jonge Lieden, door Mevrouw De Genlis. Uit het Fransch vertaald. Door E. Bekker, Wed. D. Wolff. Derde Deel. In 's Gravenhage by J. van Cleef 1787. In gr. 8vo, 403 bladz.Een zestal van Tooneelstukken, door Mevrouw de Genlis in denzelfden leerzaamen smaak als de voorigen opgesteld,Ga naar voetnoot(*) levert ons dit derde Deel. - Het eerste Blyspel, getyteld de Nieuwsgierige, boezemt der Jeugd in, een leevendig bezef van het haatlyke der Nieuwsgierigheid, gewoonlyk gepaard met Praatzugt; onder eene treffende voorstelling van de gevaarlyke gevolgen, die zulks met zig kan sleepen. Een daaraanvolgend Tooneelstuk, dat ten Opschrift heeft, het Bal der Kinderen of het Duë, schetst ons een Jongeling, driftig van gestel, en uit dien hoofde meermaals onbezonnen? doch tevens zodanig een, die in een bedaard humeur, recht ter harte neemt, de goede beginzels, welken hem ingeprent worden, door een verstandig Gouverneur, wiens poogingen de Vader, hoe sterk ook met zynen Zoon ingenomen, door eene welberaaden Liefde ten kragtigste ondersteunt: waardoor de Jongeling, meermaals in zyne onbezonnenheid gestuit, zig der Vaderlyke tederhartigheid steeds waardiger maakt, het welk den Vader tevens op zyne hoede doet zyn, en noopt om den Gouverneur in deezer voege aan te spreeken: ‘Beken, dat hy myne tederheid billykt.... Maar, myn waarde Vriend, indien echter deeze tederheid my ooit verblinde, dan bid ik u, dat gy my waarschuwt. O, 't is alleen om myn kinds belang, dat ik hier voor kan vreezen...... Bewaar my toch voor het ongeluk, dat ik dan begaan zoude, door uw en myn werk te bederven.’ - De | |
[pagina 271]
| |
naam van Vathek, zynde die des Zoons van den Calif Motassem, staat aan 't hoofd van het derde Stuk; het welk ons, byzonder in het gedrag en de handelingen van een Vizir, die zyne verheffing en 't fortuin zynes Zoons Osmin tragt te bevorderen, door Almansor, den Gouverneur van Vathek, by den Calif verdagt te maaken, en voorts geheel ten val te brengen, te toonen, hoe geschikt de Deugd zy om over de Ondeugd, niettegenstaande alle derzelver snoode listen, eindelyk te zegenpraalen. Zulks ondervond de Vizir ten laatsten, en deed hem betuigen: ‘Dit is de vrucht myner Staatkunde, myner listen; zo zegepraal ik dan over Almansor.... Hy heeft alle myne denkbeelden omgeworpen!... Moet dan de eenvoudige bestendige vroomheid altoos de diepstdoordagte verraderyen vernietigen?... Moet men dan waarlyk, om gelukkig te worden, deugdzaam zyn?... Ik heb myn Zoon by den Prins bedorven; ik zal hem voor eerst van het Hof verwyderen.... Laat ik by hem gaan.... Mogt ten minsten dit geval hem, zo zeer als my, door eene treurige ondervinding, leeren, dat de braave, de eenvoudige man altoos, in 't eind, loosheid, list en afgunst, haat en valschheid te niete doet.’ - Het Blyspel, dat ons voorts, onder 't opschrift de Blinde van Spa, medegedeeld wordt, is, naar luid van 't Voorbericht, in 't weezenlyke eene waarlyk gebeurde Geschiedenis; en verleent ons een schoon Tafreel van een wel armoedig, doch van alle zyden recht deugdzaam, Huisgezin, dat eene edelmoedige ondersteuning ontvangt; by welke gelegenheid de milddaadigheid aangepreezen wordt, wel byzonder uit hoofde van het innerlyke genoegen, dat de betragting deezer Deugd onafscheidelyk vergezelt. - In het vyfde Tooneelstuk, 't welk den naam van Cecile draagt, brengt men ons onder het oog een voorbeeld van eene aanmerkelyke opoffering van 't eigenbelang, ter bevorderinge van eens anders geluk; 't welk egter, vooral daar gunstiger omstandigheden dit betoon van hartlyke genegenheid gantsch onnoodig maakten, afgeweezen wordt, met eene minzaame erkentenis van de grootheid der beoogde opoffering; welke Cecile beantwoord, met te kennen te geeven, hoe zy niet twyfelt, of haare Zuster zou, in een omgekeerd geval, juist het zelfde, ten haaren voordeele, gedaan hebben. - Het laatste stuk, getyteld de Boekverkooper, raakt het onredelyke en schandelyke van 't drukken en verspreiden van haatlyke hekelschriften; en dient wel inzonderheid, om jonge Schryvers, die geschikt zyn, om waarlyk roem te behaalen, te wederhouden van zig te vernederen, door nietswaardige tegenschryvers te beantwoorden, en hen te hekelen. De les, door den verstandigen en bedaarden. Desormeaux aan den getergden Duval gegeeven, verdient de opmerking van alle oordeelkundige Autheuren, die zig in omstandigheden van die natuur bevinden. -. ‘Gy hebt, zegt | |
[pagina 272]
| |
hy, een werk geschreeven, dat niet alleen eere doet aan uw vernuft, maar dat ons een gunstig denkbeeld geeft van uwe zeden, uwe beginsels, uw charakter; dit schoone geschrift heeft u, en met reden, de goedkeuring van alle braave lieden verwekt, en die zal nog toeneemen, naarmaate de kwaadaartigheid u lastert Maar, zo gy u door eene blinde wraak laat verleiden, dan zult gy u in beuzelachtige verschillen wikkelen; zo gy aan uwe vyanden die zelfde bitterheid toont, die zy u toedreeven; die onrechtvaaardige spotterny toekaatst, daar zy zich van bedienden; ô dan zult gy aan hunne geschrifjes nog meer gewigt hechten, en mogelyk in gevaar zyn om de achting van het volk te verliezen. Myn Heer, herinner u de grondregels, die in uw eigen werk te vinden zyn; wilt gy in deezen de gunstige denkbeelden, die wy daaruit omtrent u opmaakten, wegwisschen? zult gy dan reden geeven om te vermoeden, of onze achting voor u wel gegrond zy of gy wel aldus uit uw eigen hart geschreeven hebt Vergeef het aan myne jaaren, en aan myne zucht voor u, dat ik zo vry spreek; maak een beter gebruik van uwe talenten. Kunt gy u wel sterker op uwe vyanden maaken, dan door hun niet met eenig antwoord te verwaardigen; dan door u boven zulke beledigingen te verheffen; dan door een nieuw werk te beginnen, dat uwen roem nog zeer zal doen toeneemen?’ Behalven dit nuttige hoofdbedoelde dus ver gemeld, behelst bykans ieder Tooneel deezer Stukken, waardoor dezelven ontvouwd worden, nog byzondere leerzaame zedelyke voorstellingen, die Mevrouw de Genlis gepast hervoort doet komen, en der Jeugd op eene inneemende wyze voor den geest brengt. |
|