Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 197]
| |
Verhandeling over twee Comeeten, uit de Berekeningen van den Heer Halley, waarvan de een, door zyne terugkomst, aan de Voorzegging voldaan heeft, en de ander verwagt word. Door J.A. Faas, A.L.M. Ph. Dr. en Lector der Wiskunde aan 's Lands Hooge School te Leyden. Te Leyden, by F. de Does, 1787. Behalven de Voorreden, 56 bladz. in gr. octavo.In de verwagting der wederkomende verschyninge van een Comeet, volgens de rekening van den Heer Halley, in 't jaar 1790, doet de Lector Faas den beoefenaaren der Sterrekunde een weezenlyken dienst, met het mededeelen zyner Berekeningen, wegens dien Comeet. - De opmerkenswaardige uitslag eener vroegere Comeetberekeninge, waar door de Heer Halley, om zo te spreeken, den weg tot eenen verderen voortgang gebaand heeft, noopt vermoedelyk den Heer Faas, om hier van, by manier van Inleiding, vooraf gewag te maaken. Hy geeft ons een kort verslag van 't geen dien beroemden Sterrekundigen opleidde tot het denkbeeld, dat de Comeeten, in de jaaren 1531, 1607 en 1682 verscheenen, geen drie onderscheiden Comeeten waren; maar dat men het diestyds waargenomene daadlyk had te houden voor de verschyning van één en denzelfden Comeet, die zyn omloopstyd in 75 of 76 jaaren volbragt, en dus omtrent het jaar 1758 wederom te verwagten stond. In die verwagting vond men zig ook niet te leur gesteld, nadien deszelfs wederkomst, in April 1759, 'er aan beantwoordde: waarmede, zynde deeze de eerste Comeet, welks terugkomst op Wis- en Natuurkundige gronden voorzegd is, de voorzegging van Halley vervuld, en te gelyk de Theorie van Newton, betreffende den aart van de Loopkringen der Comeeten, bevestigd werd. Eene soortgelyke opmerking van overeenkomst, tusschen de Comeeten waargenomen in 't jaar 1532 en 1661, bragten den Heer Halley diestyds ook tot het denkbeeld, dat ze veelligt één en dezelfde Comeet waren; doch hy dorst 'er zig niet geheel op verlaaten. Dit intusschen, gepaard met de verdere naspooringen, heeft de Sterrekundigen al van overlang de wederkomst van deezen Comeet, wiens omloopstyd van ongeveer 129 jaaren zou zyn, tegen of omtrent het jaar 1790 te gemoet doen zien. En zulks heeft den Heer Faas, terwyl hy egter nog juister | |
[pagina 198]
| |
denkbeeld nopens deszelfs Loopkring verwagt, twee Tafels, ter berekeninge van deezen Comeet, doen vervaardigen; met welker behulp hy vervolgens berekent de plaatzen van dien Comeet, uit den Aardkloot te zien, welken hy beknoptlyk aanwyst, op verschillende vooronderstellingen van den bepaalden tyd, wanneer de Comeet het naast by de Zon komt. Hy begint deeze rekening met de onderstelling, dat de Comeet door 't Perihelium gaat den 16 January, vervolgens den 16 February, enz., telkens 30 dagen voortgaande, tot 12 December; behalven in de maand July, (wanneer hy rekent op 5, 15 en 25 July,) om dat de Comeet, zo hy in die maand het digtste by de Zon komt, wegens den ongunstigen stand des Aardkloots, moeilyk zal zyn waar te neemen. Wyders heeft hy 'er nog bygevoegd eene Plaat, met de nevensgaande Verklaaring, ter duidelyker voorstellinge van den Parabolischen Loopkring deezes Comeets. - Behalven dit voorgestelde, wegens de wederkomst van den Comeet van 1661, in 't jaar 1790, herinnert ons de Heer Faas, in zyne Voorreden, de verwagting van den Heer Struyck, nopens nog een anderen Comeet in dat zelfde jaarGa naar voetnoot(*); waar over hy zig aldus uitdrukt. ‘De Comeet van 1652, wiens omloopstijd door den Heer Struyck, niet zonder waarschijnelijkheid, op zeer na 138 jaaren gesteld zijnde, wierd door Hem omtrend het jaar 1790 te gemoet gezien. Dit jaartal zou dus in de geschiedenis der Sterrekunde zeer aanmerkelyk kunnen worden, als de beide Comeeten van Halley en Struyck aan de voorzegging kwamen voldoen. De kleinder waarschijnelijkheid voor den Laatsten zou mij niet weerhouden hebben, deszelfs mogelijk schijnbaare wegen te bepaalen, als mij de tijd daartoe niet ontbrooken had.’ |
|