Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijXIII Brieven aan een Vriend, over het Geschrift van den Heer P. van Hemert, genaamd, de Handvol aanteekeningen te rug gekaatst, of de Spotter ten toon gesteld, door den Schryver van de Handvol. Te Haarlem, by C. van der Aa, 1787. In gr. octavo, 160 bladz.Voor enigen tyd van dezen Handvol en deszelfs te rugkaetzing gewagende, hebben wy de spottende schryfwyze van wederzyde afgekeurdGa naar voetnoot(*), en we bemerken, uit deze Brieven, met genoegen, dat de Schryver van den Handvol 'er van afgezien heeft. In deze zyne Brieven naemlyk houdt hy gemeenlyk een ernstiger schryftrant, en legt het 'er op toe, om inzonderheid verscheiden Verklaringen van Schriftuurplaetzen, mitsgaders Godgeleerde voorstellingen, door den Heer van Hemert te berde gebragt, tegen te gaen, 't zy door ze te wederleggen, 't zy door ze in een haetlyk licht te stellen; houdende intusschen zyne vryheid, om de door den Heer van Hemert tegen hem aengevoerde aenmerkingen al of niet te overwegen, dezelven stilzwygende voorby te gaen, of slegts ter loops met een kort woord aen te roeren. 'Er worden uit dien hoofde zeer vele byzonderheden in deze Brieven overwoogen, maer 'er word, bepaeldlyk gesproken, niets wezenlyks afgehandeld; de verscheidenheid der stoffen, en de bepaeldheid van 't bestek, liet zulks niet toe. - Indien de Heer van Hemert mogt goedvinden, dit Geschrift van den Heer Briefschryver op ene soortgelyke wyze te beantwoorden; en deze dan wederom zyne aenmerkingen indiervoege aen zynen Vriend mededeelde, zou men wel dra ene verzameling van Papieren, over en weder, verkrygen, die meer vervelende dan uitlokkende voor de Lezers zyn zou. Wy hoopen dat dit geen voortgang zal hebben, en zouden liever zien, dat het geschil over de Rede en haer Gezag in den Godsdienst, tusschen den Hoogleeraer Bonnet en den Heer van Hemert, ongestoord, bestendig met bescheidenheid voortgezet mogt worden. |
|