Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1788
(1788)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
Vaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche Onlusten, en daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot den tegenwoordigen tyd. Uit de geloofwaardigste Schryvers en egte Gedenkstukken zamengesteld. Met Plaaten. Tweede Deel. Ten Vervolge van Wagenaars Vaderlandsche Historie. Te Amsterdam, by J. Allart. Behalven den Bladwyzer 501 bladz. in gr. 8vo.Toen wy het Eerste Deel deezes Werks aankondigden, hebben wy, volgens onze gewoonte, den Aanvang ziende van een Letterarbeid, die breed kan uitloopen, alles gezegd van het Oogmerk, den Aart en Uitvoering, wat wy uit des Schryvers Voorreden, met dat Deel vergeleeken, konden bybrengen, en moeten onze Leezers derwaards verzenden.Ga naar voetnoot(*) Veel nieuws te zoeken in een Werk der Vaderlandsche Geschiedenis van de Jaaren MDCCLXXIX en MDCCLXXX bevattende, zou een ydel zoeken weezen; stondt ooit de Drukpers gereed om alles aan het licht te brengen, het was in de gemelde Jaaren, met welker Beschryving dit Deel begint en eindigt. Wy zullen onze Leezers niet ophouden met den Inhoud deezes Deels, uit Twee Boeken bestaande, op te geeven. Zy herinneren zich, de bovengemelde Jaartallen onder 't ooge krygende, hoe veel 'er over het Onbepaald Convooy te doen viel; hoe Frankryk en Engeland niets verzuimden om de Veréénigde Gewesten elk in zyne belangen over te haalen: wat 'er in Texel met den veel gerugtsmaakenden paul jones te doen viel; wat een van de capellen tot den Poll overkwam; hoe de Menschliefde van de Gebroeders narrebout uitblonk. - Welk eene zonderlinge Weersgesteltenisse, met de gevolgen daarvan, in den Jaare MDCCLXXIX stand greep; hoe byland, door fielding opgebragt, het vuur des misnoegens tegen de Engelschen bet deedt opblaaken; en de mishandelingen van dat Ryk zo in America, als de schennis van onze Kust, tot het deerlykst uiterste voortholden: hoe het plan der Gewapende Onzydigheid ter baane kwam; hoe de Papieren, by den | |
[pagina 116]
| |
Heer laurens gevonden, Amsterdam in 't haatlykst licht deeden voorkomen: en dit alles van eene Oorlogsverklaaring des Engelschen Hofs gevolgd werd. Beloofden wy, by de Aankondiging des Eersten Deels, als ons een volgend onder 't ooge kwam, daar uit eene Proeve te zullen opgeeven, wy zullen dit ons woord gestand doen, en het voornaamste, de Gewapende Onzydigheid betreffende, hier plaats geeven. ‘De Zeeroveryen en onbillyke Handelingen der Engelschen klonken de wyde Wereld door; elke Mogenheid, die 'er eenigzins de drukkende zwaarte van voorzag, of gevoelde, en 't heil haars Volks met den bloei des Lands ter harte ging, moest 'er daadlyk op bedagt weezen om zich in zulk een staat van zelfverdeediging en tegenweer te stellen, als kon strekken om de Regten der Onzydigheid te doen eerbiedigen en te handhaaven. Te zeer was de Groot Britannische Zeemagt toegenomen, te sterk het aantal der Roofschepen diens Volks, welke de Zee als bedekken, dan dat ieder Onzydige Mogenheid in Europa voor zichzelven in staat was overal genoegzaamen wederstand te bieden aan dien geessel der wateren. Niets beters of kragtdaadigers kon 'er in 't werk gesteld worden, daar elk op zichzelven te zwak was, dan een Plan om alle Zeemogenheden, niet in den Oorlog betrokken, te vereenigen, en met zamenverbondene kragten den vryen Handel en Scheepvaart te beschermenGa naar voetnoot(*). Een Plan, hoe schoon, egter met veele zwaarigheden omzet, en moeilyk in te voeren, aangemerkt de onderscheide belangen van deeze en geene Mogenheden aan den een of ander der Oorlogvoerende Vorsten verbonden, wier gunst zy zogten, of wier haat zy vreesden: hoewel zy allen een gelyk belang hadden, om voor de vryheid, veiligheid, en het ongestoord gebruik der openbaare Zee te zorgen. Catharina de II, Alleenheerscheresse der Russen, en haar toenmaaligen Staatsdienaar de Graaf nikita van panin hadden de eer om zulk een Plan, of zelfs uit te vinden, of, op het ingeeven van eene andere Mogenheid, daar in grootlyks belang hebbende, eerst aan den dag te brengen.’ | |
[pagina 117]
| |
De Hoven van Londen, Versailles en Madrid, ontvingen met Lentemaand de Verklaaring deswegen van haare Ruskeizerlyke Majesteit. Onze Geschiedschryver de Verklaaring zelve opgegeeven hebbende, voegt 'er deeze Aanmerkingen by. - ‘Niet alleen straalen, in deeze Verklaaring, de onlochenbaarste trekken door van den yver der Alleenheerscheresse aller Russen, om haare eigen Onderdaanen te beschermen, maar ook om het Ryk der Volken in 't algemeen te handhaaven. De bekwaamheid, het beleid, en 't doorzigt van den Staatsdienaar, die dit Plan bestuurde, werd van elk bewonderd, en de verklaaring aangezien voor een meesterstuk van eenvoudigheid en klaarheid, waar in de Regten der Volken in den vryen Handel en Zeevaard, vooral van onzydige Mogenheden, met betrekking tot de Oorlogenden, zo nauwkeurig en met zo weinig omslags bepaald worden, dat 'er geene uitvlugt voor gedrongene en gewrongene uitleggingen overbleef. De Regel, Vry Schip vry Goed, diende ten grondwet; alle willekeurige bepaaling van Contrabande Waaren verdreven, en of eene Haven geblokkeerd was dan niet, maakte zy met één pennetrek uit. - Geen der oorlogvoerende Mogendheden heeft 'er ook iets tegen durven inbrengen, schoon dit Plan op verre na door allen niet met hetzelfde oog werd aangezien: bovenal daar het vergezeld ging van eene uitnoodiging aan de Hoven van Koppenhagen, Stokholm, Lissabon en de Veréénigde Nederlanden, om in deeze gewapende onzydigheid deel te neemen.’ Hoe deeze verklaaring by de oorlogvoerende Mogendheden werd opgenomen, vinden wy dus geboekt. ‘Groot Brittanje, gewoon, in alle Oorlogen, zich als Gezagvoerster ter Zee te vertoonen, en andere Volken, naar goedvinden, Wetten voor te schryven, en thans ten top van gewelddaadige uitvoering dier willekeurige regelen opgeklommen, zag dien trots gefnuikt, en zich verrast door de verklaaring van eene Vorstinne, die dezelve zou doen gelden, zonder eenig ontzag voor Engeland, waar tegen dit Plan, schoon de andere oorlogende Mogendheden mede betreffende, voornaamlyk gerigt was. Wanneer in 't Parlement vervolgens over dit stuk gehandeld werd, beklaagde zich de Graaf van shelburne, ‘dat het slegt bestuur der Staatsdienaaren, den eenigen Bondgenoot van Groot-Brittanje, de Keizerin van Rusland tot een Bondgenoot van Frankryk gemaakt hadt, door het uit- | |
[pagina 118]
| |
geeven eener Verklaaringe, in welk zy andere Mogendheden verzogt deel te neemen, 't geen Engeland van de middelen, om den Oorlog te voeren, zou ontzetten. Hy hieldt de Verklaaring der Keizerinne voor het invoeren van een Nieuw Wetboek der Zee, schendende de vastgestelde Wetten der Volken; eene daad, waar over Engeland zich gevoelig moest betoonen, als eene volslaagene verbreeking der Onzydigheid.’ - Lord stormont verhief de Keizerin van Rusland tot de wolken, vergeleek haar by Koningin elizabeth, noemde haar eene Heldere Noordstar, en beweerde: ‘dat het haar belang was een Bondgenoot van Engeland te blyven, dat hy niet twyfelde aan haare vriendlyke oogmerken; doch niets stelligs wegens de bedoelingen van het Russisch Hof wilde zeggen.’ - Waar op de Graaf van shelburne hem te kennen gaf, ‘dat de Engelsche Staatsdienaars, omtrent de inzigten van het Russische Hof, dezelfde onkunde betoonden als zy gedaan hadden, wegens die van Frankryk en Spanje, en dezelfde taal van bedrieglyke gerustheid spraken als zy gevoerd hadden, eer deeze Mogenheden tot het bestaan van openlyke vyandlykheden kwamen.’ - Lord camden beweerde, ‘dat de Staatsdienaars, door hun onstaatkundig gedrag, den grondslag gelegd hadden, tot eene Verbintenis tusschen de Noordsche Mogenheden tegen Europa, dat Holland, Rusland, Deenemarken en Zweeden, Groot-Brittanje zouden noodzaaken om zich aan een Nieuw Wetboek der Zee te onderwerpen, of met alle deeze Mogenheden te oorlogenGa naar voetnoot(*).’ - Het antwoord des Londenschen Hofs, op de Verklaaring der Keizerinne, was kort, in zeer afgemeetene uitdrukkingen begreepen, en duidde genoegzaam aan, een stilzwygend misnoegen over den breidel het Zeegeweld in den mond gewrongen. ‘Geheel verschillend was de uitwerking deezer Verklaaringe ten Hove van Versailles. Zy strookten volmaakt met de inzigten van lodewyk den XVI, reeds aan den dag gelegt in zyn Reglement, aangaande de Scheepvaard der Onzydige MogenhedenGa naar voetnoot(†), en gunde hem den toegang tot het Noorden, door Groot - Brittanje dier Kroone altoos betwist, om van daar middelen te haalen, welke | |
[pagina 119]
| |
zy in een Zee - Oorlog niet kan ontbeeren. Kenmerken agterhoudenheid en stilzwygend misnoegen het antwoord des Konings van Engeland, dat des Konings van Frankryk draagt openhartigheid en gulle blydschap op 't voorhoofd. Het groot belang, 't geen Frankryk hadt by de Schikkingen en Verklaaringen van het Russisch Hof, zo geene nadere betrekking, tot het beraamen van dezelve, verwydert allen denkbeeld, dat 'er eenige vleiery schuile onder eene zo volkomene goedkeuring: het soortgelyk belang van Spanje bragt ook een soortgelyk antwoord te wege.’ - De Antwoorden dier Hoven worden in het Werk gevonden. ‘De Verklaaring des Russischen Hofs werd hier te Lande niet bekend, of door alle Vaderlandschgezinden bewonderd, of zy kreegen, bykans ten zelfden tyde, stoffe tot vreugde, die bovenal het hart der Handeldryvenden doortintelde: zy meenden grond te vinden, om vast te stellen, dat alle zwaarigheden, van den Handel niet te kunnen beschermen, waren weggenomen, dat nu de Zeeheerschappy der Britten gekortwiekt lag, en dat 's Lands Ingezetenen, zo lang geplaagd en beroofd, voortaan den Oorlog tusschen hunnen afgunstigen Nabuur en de Bourbonsche Hoven zouden zien voeren, zonder onschuldig in de rampen van denzelven te deelen:’ toen Prins gallitzin de Algemeene Staaten uitnoodigde, om 'er deel in te neemen. - ‘De kragt der Waarheid, de eisch der Billykheid, scheenen zich op eens te doen gevoelen, en gelykerhand te werken in ons Bondgenootschaplyk Gemeenebest, waar strydige inzigten en belangen, zo lang de nu ontstaane onlusten geduurd hadden, steeds in eenstemmigheid in de Besluiten baarden. Zy zelfs, die zo vaak de heilzaamste Staatsbesluiten vertraagden, of geheel verydelden, scheenen gereed, om mede te werken tot het aanneemen van den Voorslag der Keizerinne, en spoed aan 't werk by te zetten. Hoe weinig dit de yverigste Voorstanders der Engelsche Party smaakte, durfden zy, uit vreeze van voor Vyanden des Vaderlands aangezien te worden, geen ander, dan een goed, gelaad aanneemen.’ Door dezelve was voldaan aan 't verzoek des Russischen Staatsdienaars; om dit werk, zo veel mogelyk, te verhaasten. ‘Van zulk een goed begin, beloofden zich de welmeenenden in den Lande, (dus gaat hy voort,) en in 't byzonder de Koopman en Zeehandelaar, alles goeds, en | |
[pagina 120]
| |
zy zouden zich niet bedroogen gevonden hebben, indien dezelfde spoed dit werk steeds vergezeld hadt, dan zou men in dien eigen Zomer, met Deenemarken en Zweeden, gereed hebben kunnen weezen, om de Oorlogvoerende Mogenheden aan te schryven, dat de Staaten der Vereenigde Gewesten, in het Plan der Alleenheerscheresse aller Russen, traden.’ Het bleef sleepen tot in Hooimaand: wanneer men tot een Gezantschap besloot. ‘De staatlykheid van zodanig een Gezantschap moest noodwendig verwyl baaren; met dit alles, bleef de hoop op het afdoen dier zaake leevendig, schoon, by niet weinigen, dit draalen in het oog liep, die het vreemd en onbestaanbaar vonden, dat een Besluit in Grasmaand, zo volyverig en éénstemmig genomen, thans in de voltrekking eene meerdere vertraaging leedt, dan de langzaame beweeging der Regeeringsvorm van ons Gemeenebest, dikwyls onvermydelyk, te wege brengt. Hoe raadzelagtig zulk een gedrag ook mogt voorkomen, meenden zommigen dit raadzel te kunnen ontknoopen, met aan te merken, dat Engelands Vrienden in deeze Gewesten, door den onverwagten Voorslag der Keizerinne, voor een korte wyl als buiten zich zelven gebragt, bekwamen, en de nadeelige gevolgen dier Toetreedinge voor hunne Party inzagen: waarom zy tyd zogten te winnen, tot het afkeeren van een slag, die dezelve met een volslagen ondergang dreigde. Wy laaten dit aan zyne plaats. - ‘Het vertrek der benoemde Buitengewoone Gezanten na Rusland draalde, 'er kwamen zaaken tusschen beiden, die den voortgang van dit heilzaam ontwerp zodanig vertraagden, dat geheel het verlicht Europa, weetende, hoe geene Mogenheid 'er meer belangs by hadt, dan dit Gemeenebest, des verwonderd stondt. Niet weinigen, die het best van deezen Staat bezinden, vreesden, dat die Keizerin over dit marren, te veel onverschilligheids aanduidende, onvergenoegd, denzelven buiten dit Verbond zon sluiten, zo dat de Noordsche Mogenheden alleen de vrugten van hun vaardig toetreeden zouden plukken, en, tot onze schade, de voordeelen eener vrye en onbelemmerde Vaart genieten. - Het middel ter vertraaging bestondt in het aanduiden van een verregaanden schroom, of Engeland het aangaan van zodanig eene Verbintenis, ons niet zeer euvel zou afneemen; en men dus dat Ryk, langs dien weg, reden gee- | |
[pagina 121]
| |
ven, om zich op eene andere wyze, by voorbeeld, door het wegneemen onzer Buitenlandsche Bezittingen, te wreeken. Hoe zeer, by doorzigtigen, zulk een voorslag werd aangezien als een drangreden, om ten spoedigsten mogelyk, met Rusland en andere Zeemogenheden, het Verbond van onderlinge Bescherming aan te gaan, wrogt de vrees voor den aanval der Engelschen op onze Volkplantingen in de Oost- en Westindiën, geschilderd met de akeligste kleuren, zo veel uit, dat men het Aanbod der Keizerinne, voorheen, zonder eenige uitzondering, aangenomen, thans in het Hollandsch Besoigne, op den drie en twintigsten van Hooimaand, oordeelde ‘niet te moeten aanvaarden, of haare Keizerlyke Majesteit moest zich willen verbinden, om, met de verdere Onzydige Mogenheden, alle onze Vaste Bezittingen, zo binnen als buiten Europa, te guarandeeren en te verzekeren.’ Hoe veel hierop viel aan te merken: wat Amsterdam 'er tegen inbragt, alles in het Werk breed vermeld, het Gezantschap kreeg dien last, welke aan 't Russisch Hof geen ingang vondt: waarom de Gezanten op een spoedig toetreeden aandrongen ‘veel manoeuvres worden 'er in 't werk gesteld, gelyk zy schreeven, om 'er ons buiten te sluiten.’ ‘Men tragtte, naamlyk, de Keizerin diets te maaken, dat dit Plan haar in eenen Oorlog zou kunnen inwikkelen, inzonderheid, wanneer zy het Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden daar in toeliet; dat niet baatende, zogt men den eersten Staatsdienaar den Graave van panin, die aan de vinding, en het dus verre bewerkte des Verbonds zo veel deels hadt, met de somme van honderd duizend Ponden Sterlings om te koopen, tot het uitsluiten der Republiek: een aanbod, door dien eerlyken Staatsman, met de grootmoedigheid van een Romein van de hand geweezen.’ Slaagden de Engelschen niet in hunnen toeleg, om ons te Petersburg buiten het Verbond te sluiten; zy zogten het hier te doen mislukken. ‘Hoe zeer het grootste en beste gedeelte der Ingezetenen, zegt de Schryver, na de Toetreeding haakte; hoe zeer de Gezanten te Petersburg 'er op aandrongen, om, op den voet der twee Noordsche Hoven, te mogen voortgaan, te verstaan geevende, dat ook zyne Pruissische Majesteit het voorbeeld van Deenemarken en Zweeden zou volgen, hadden de twee Partyen hier te lande, die hoe langer hoe openlyker tegen elkander uitkwamen, in 't verloop van bykans zes Maanden, tyds genoeg gehad, | |
[pagina 122]
| |
om zich te versterken, en de Gewapende Onzydigheid door te zetten, of alles des betreffende, ten opzigte van deezen Staat, in duigen te doen spatten. Aan Overleggingen hadt het niet gehaperd; maar wel om aan een Besluit te komen; en de zaak in Grasmaand, met éénstemmigheid omhelsd, scheen in Wynmaand, door verdeeldheid, allen gewenscht gevolg te zullen ontbreeken, en de verwagting van 't Gemeenebest verydeld te zullen worden.’ - Holland Besluit ter Toetreeding, de Aanmerking der Ridderschap op dit Besluit, en de Staatsbesluiten der overige Gewesten, in 't Werk vermeld, wyzen dit uit, als mede hoe, met de meerderheid van ééne Stem, de Toetreeding geschiedde, en aan de Oorlogende Mogenheden werd bekend gemaakt, en kreeg dezelve, eindelyk, haar volle beslag. Hoe zeer Engeland daar tegen gewerkt hadt, tot het laatste oogenblik, wyzen de hier bygebragte Brieven der Gezanten, en die van den Resident, de swart, uit. ‘Zo veel werks en ommeslags, zegt de Schryver, hadt eene zaak in, die de wensch was der meeste Nederlanderen, en die, hadden veelvuldige vertraagingen geen plaats gegreepen, een allerkragtdaadigst middel zou geweest zyn, om ons in staat te stellen tegen allen list, en verdrukking van onzen toenmaaligen Vyand.’ - Doch genoeg hebben wy ter Proeve uit dit Deel opgegeeven. |
|