nomen, en door een oude Voorzegging, uit Vleizugt op Keizer vespasianus toegepast hebbende, tot een Romeinsch Burger verheeven. Naa Jerusalems Verwoesting, beschreef hy de Joodsche Oorlogen in VII en de Joodsche Oudheden in XX Boeken, welke laatste hy, in 't Jaar 93, ten einde bragt. Hier na volgede dit Kort Boek van zyn Leeven. Ook heeft men 'er twee van hem tegen appion, die volgen zullen agter de Boeken van de Joodsche Oorlogen. - Zyn Grieksche styl verdient grooten lof, meer dan zyne onzydigheid als Historieschryver. Hy zogt de Romeinen allerwegen te vleien; waardoor hy soms zeer benard scheen, hoe hy zich zou uitdrukken. Dikwyls hebben wy gezien, dat hy zeer bedremmeld spreekt, als het de waarheid van den Joodschen Godsdienst goldt, om dat zyne Natie alle andere Godsdiensten verwierp, en de haare voor de alleen waaragtige hieldt. En men merkt aan, dat, daar de Christlyke van de Romeinen werd aangezien voor een deel van den Joodschen, welke eerste nog sterker aandrong op het verzaaken van het Veelgodendom, josephus, om die reden, denzelven met stilzwygen heeft voorbygegaan. Een Staatkundig oogmerk bestierde dan zyne pen: dit is klaarer, dan te bepaalen, met welk een oog hy, als Jood, den Christlyken
Godsdienst beschouwd hebbe.’
Met Aantekeningen heeft de Eerw. martinet dit gedeelte van josephus Werken zo min, als het voorgaande, overlaaden; doch het eenige noodige tot opheldering van waare, en het wegneemen van schynstrydigheden, niet laaten ontbreeken; noch ook aan de zodanige die de aandagt der Leezeren opwekken, om door het staatkundig floers der Schryfwyze van josephus te doen heen zien, en bovenal dezelve te bepaalen tot den Christlyken Godsdienst, en de vervulling der Voorzeggingen onzes Godlyken Meesters, waar van de Joodsche Geschiedschryver dezelve geheel aftrok.
Dan hoe zeer josephus het vermelden daar van ontweek, kon hy niet nalaaten een en ander geval te boeken, 't welk wy in de Gewyde Schriften der Christenen desgelyks vermeld vinden. Tusschen deeze en des Joodschen Geschiedschryvers berigten, doet zich wel eens eene meerdere of mindere strydigheid op, die aanleiding geeft tot eene Aantekening des tegenwoordigen Uitgeevers; van dien aart is, de gemaakte op het verhaal van den Egyptischen Propheet door hem in deezer voege voorge-