| |
| |
| |
Nieuwe Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.
J.D. Michaelis, Nieuwe Overzetting van het Eerste Boek der Maccabeen, uit het Hoogduitsch overgebragt; uitgegeeven door Ysbrand van Hamelsveld. Te Amsterdam, by M. de Bruin, in gr. 8vo. Behalven het Voorwerk, 437 bladz.
De onvermoeide Hoogleeraar michaelis, aan wiens penne de Uitlegging der Gewyde Bladeren, in zeer veele opzigten, grooten dank verschuldigd is, hadt reeds, in den Jaare 1778, het Eerste Boek der Maccabeen Vertaald, en, met zyne Geleerde Aantekeningen vergezeld, in 't licht gegeeven. Niet agterlyk is men hier te lande geweest om den Bybel-arbeid diens Ridders den Nederlanderen vertolkt mede te deelen; doch bleef dit Boek, misschien, om dat het door de Protestanten onder de Apocryfe Boeken, en dus van min aangelegenheid gerekend wordt, onvertaald liggen. Eindelyk heeft de Eerw. willem van hamelsveld, in leeven Predikant te Westbroek en Muntendam, die ons veele Vertaalingen schonk, daar aan de hand gelegd; doch, door den dood verhinderd, het niet afgewerkt, en die taak overgelaaten aan zynen arbeidzaamen Broeder, ysbrand van hamelsveld, die dezelve afgewerkt, het geheel nauwkeurig overgezien, en ter drukpersse bevorderd heeft. Bybelminnaars in 't Vaderland zullen hun dank zeggen.
Om de waardye van dit Boek, en dus de gepastheid van den arbeid daar aan besteed, te kennen, hebbe men de Voorreden van den Hoogleeraar michaelis te raadpleegen: en zullen wy het noodige, hier toe strekkende, daar uit overneemen. - Zonder zich bepaald uit te laaten over de Regel- of Onregelmaatigheid van dit Boek, waarover de Roomsch Catholyken en Protestanten twisten, keurt hy 't zelve in een Bybelvertaaling noodzaaklyk; voor de eerstgemelden om dat hy het tot den Bybel rekent, voor de laatstgenoemden, om dat hy, zouder deszelfs behulp, veele Voorzeggen, die op den tyd
| |
| |
der Maccabeen slaan, een der gewigtigste deelen der Prophetische Schriften, niet verstaan kan. By deeze ontstaan dan by hem twyfelingen, of hy past ze toe op zaaken, daar zy volstrekt niet op slaan kunnen, misschien op iet toekomstig, en hy maakt zich, op zyn best genomen, verkeerde, misschien zelfs dweepagtige, denkbeelden van toekomende dingen.
Het Eerste Boek der Maccabeen, enkel als een Geschiedboek beschouwd, is een der gewigtigste en belangrykste. ‘Het bevat,’ op dat wy hier den Voorredenaar afschryven, ‘een tydverloop van omtrent 35 Jaaren: maar hoe gewigtig zyn nu dezelve opeengehoopte voorvallen. Een Volk, dat tot hier toe geheel niet krygshaftig geweest was, en, wegens eene wonderlyke dwaaling omtrent den Sabbath, niet eens krygshaftig zyn kon, dat, zedert eenige eeuwen bykans als Slaaven onder de Babyloniers, vervolgens 200 Jaaren als begunstigde Onderdaanen onder de zagte bescherming der Persiaanen, en dan weder onder de Egyptische en Syrische Koningen gestaan had, wordt op ééns, door eene Godsdienstvervolging, niet alleen krygshaftig maar zelfs tot helden, biedt het magtig Syrisch Ryk het hoofd, slaat deszelfs legers, ziet het geluk zomtyds tegen zich, maar vermant zich op nieuw, en is na dertig Jaaren wel geen volkomen onafhangelyke, maar egter een genoegzaam vrye Staat, omtrent op die wyze met het Syrisch Ryk verbonden als een magtig Duitsch Vorst met het Duitsche Ryk, die het regt van oorlog en vrede oefent, en zelfs wel met den Keizer kryg voert. Dit alles gebeurt in éénen menschen leeftyd, door de Zoonen van éénen enkelen Priester, die het eerst de Israëliten opgewekt hadt, om voor de vryheid van Geweeten te stryden, en één deezer Zoonen, en wel de oudste, beleeft het, naa dat zyne vier Broeders, of in Veldslagen gebleeven, of vermoord zyn, dit Volk tot de bovengemelde soort van Vryheid gebragt te zien, deszelfs Vorst te zyn, geld te laaten slaan, 't geen nog tot op deezen dag overig is, een aanzienlyk Leger en Vestingen te hebben, niet alleen Judea, maar ook eenige nabuurige Gewesten, te
beheerschen, het regt over welke hem door den Syrischen Koning betwist wordt, eene Haven aan te leggen, daar de natuur geene Haven bestemd hadt, en zulks met dat gevolg, dat eenigen tyd daarnaa uit dee- | |
| |
ze Haven Zeeroovers in Zee loopen, met welke de Romeinen te stryden hebben, en die pompejus de Groote eerst onderbrengt, en in de vier laatste Jaaren zyner Regeeringe eenen Oorlog te voeren met den grootsten Syrischen Koning, die voor hem gelukkiger afloopt dan voor de Syriers.’
In de Geschiedenis van dit belangryk Tydperk, 't geen voor de Israëliten, naar het oordeel van michaelis, het luisterrykste is, dat zy ooit gehad hebben, zelfs dat onder david en salomo niet uitgezonderd, is tevens de Geschiedenis van andere Volken ingevlogten, en wy hebben ze van eenen gelyktydigen Schryver, die in 't begin der Regeeringe van johannes hyrcanus moet geleefd hebben. Fraai heeft hy niet geschreeven; maar zyne wyze van verhaalen is getrouw, valt minder in 't wonderbaare, dan wanneer anderen, zelfs josephus, van dezelfde Geschiedenis spreeken. Een eigenlyk Wonderwerk komt in 't geheele Boek niet voor, en meer dan eens wordt erkend, dat 'er ten deezen tyde geen Propheeten waren; ook is zyne Tydrekening veel duidelyker en klaarer dan in eenig Kanonyk Boek van den Bybel. Godsdienstyver heeft wel veel gebreken in zyn verhaal willen vinden; maar die onpartydig is, zal in allen gevalle alleen in zyne verhaalen van uitlandsche zaaken onnauwkeurigheden vinden; maar de Inlandsche schynt hy volmaakt kundig te zyn. Een van de misslagen, in de uitheemsche Geschiedenis, maar die niet eens voor rekening van den Schryver komt, maakt dit Boek voor den Leezer belangryk. Ik meen de beschryving van 't geen de Israëliten van de Romeinen gehoord hadden, waar door zy verbonden werden derzelver verbintenis te zoeken. Hier zyn misslagen op misslagen; doch dit is de schuld des Schryvers niet: want al wist hy ook beter, hy moest verhaalen, niet het geen waar was, maar wat de Israëliten gehoord hadden, en die eenige Geschiedkundige nieuwsgierigheid heeft, die zal, naa 2000 Jaaren, daar op opmerkzaam weezen, hoe men zich toen de Romeinen in Asien heeft voorgesteld; zelfs de kleinste dwaaling zal hem genoegen geeven.
Met verdienden lof vermeldt de Hoogleeraar michaelis den arbeid door drusius en grotius, welk laatste het Boek der Maccabeen zeer hoog agtte, aan de uitlegging daar van besteedt. Doch zy derfden hulpmiddelen, die thans voor handen zyn, en lieten zich door eene te groo- | |
| |
te vooringenomenheid voor josephus vervoeren. Hy pryst de moeite door Pater frölsch aangewend, die in zyne Opheldering der Syrische Geschiedenis uit de Penningen, aan het Boek der Maccabeen ongemeen veel lichts byzet, 't welk hy zeer hoog stelt, en voor de zuiverste bron der Syrische Geschiedenis houdt. Wernsdorf, die tegen deezen Roomschen Schryver de pen opvatte, heeft, ondanks zyne doorsteekende partydigheid, omtrent dit Boek, het, in meer dan in een opzigt, toegelicht.
Voorts wyst hy aan, hoe men zomtyds of liever veelmaals aan deeze Geschiedenis, tegen josephus vergeleeken, eene zeer verkeerde plaats gegeeven hebbe, en zelfs wel het Boek der Maccabeen, uit het verhaal en de overeenstemming van josephus, willen bevestigen: daar dit Boek een gelyktydige oirkonde en bron der Geschiedenis is, en wel die, welke josephus gebruikt heeft op dezelfde wyze als hy de Kanonike Boeken gebruikte, en geheel niet zonder misslagen.
De Text van het Eerste Boek der Maccabeen was Hebreeuwsch, die wy bezitten is alleen eene Grieksche Overzetting; zo min vry van misstellingen als die der LXX Overzetters. Dat wy den Hebreeuwschen Text niet hebben, is voor ons een groot verlies, en wy zouden in de daad onbillyk handelen, als wy eene blykbaare geschiedkundige dwaaling, die ons in een Grieksch Boek voorkomt, op rekening van den Schryver wilden stellen; want de Overzetter kan ze begaan hebben: doch by geluk hebben wy nog twee andere over, die den Hebreeuwschen Text geleezen hebben, josephus, die uit hem zyne Geschiedenis nam, en den Syrier, die onmiddelyk uit het Hebreeuwsch vertaalde. Als men deeze by elkanderen neemt, dan kan men meermaals den Hebreeuwschen Text weder herstellen, en de fouten, die elk byzonder begaan heeft, verbeteren. - Tot de Critische en Philologische behandeling van het Eerste Boek der Maccabeen, behoort dan ongetwyfeld, dat men by eenige zwaare of twyfelagtige plaatzen, deeze drie Leezers van den Hebreeuwschen Text, den Griekschen en Syrischen Overzetter, en josephus vergelykt.
Dit heeft te wege gebragt, dat michaelis, aan deeze oirkonde het noodige licht willende geeven, niet enkel voor Ongeleerden schryven kon, gelyk hy, in zyne Aanmerkingen over de Boeken des Ouden Testaments, ge- | |
| |
daan hadt, maar 'er veel moest byvoegen dat voor de Geleerden is, en enkel voor hun.
Elke bladzyde bykans der Ophelderingen draagt hier van blyk; en schoon het Werk, uit deezen hoofde, min ten algemeenen gebruike geschikt is, zal het egter, in de schaarsheid van goede uitleggingen eens Boeks, 't welk door 't beschryven der groote omwenteling, die den hoofd-inhoud van 't zelve uitmaakt, de Gebeurtenissen des Ouden en Nieuwen Verbonds, als 't ware, aan elkander schakelt, voor elk Bybelminnaar dierbaar, en den Godgeleerden onmisbaar weezen. Weshalven deeze Letterarbeid alle aanpryzing verdiene.
Stoutheid in 't gissen en veranderen kenmerkt michaelis, dan niet minder zyne gereedheid om zulks te herroepen, als hy nader licht bekomt; een voorbeeld hier van ontmoeten wy in de vertaaling en verklaaring van het 37 vs. des VI Hoofdstuks. Elke Olyfant droeg een houten toorn, die hem tevens tot bescherming diende, en met werktuigen op hem vast gemaakt was, met twee of drie Soldaaten, die van hem schooten, en dat nog behalven den Indiaan, die hem bestuurde. In zyne aantekening schryft hy. Een zodaanigen toorn op den rug van een Olyfant, beschryft ook plinius in het VIIIste Boek der Natuurlyke Geschiedenissen, Cap. 7. Viginti Elephanti turriti cum sexagenis propugnatoribus: welke plaats echter niet zo moet verstaan worden als hadt elke Olyfant 60 man op den rug gedraagen; maar alle twintig hadden te zamen 60 man op zich. Dit heeft wylen wernsdorf zeer goed herrinnerd, en de zamenhang der woorden van plinius toont het duidelyk. - In den Text leezen wy van twee en dertig man, behalven den Indiaan. Dit getal is geheel ongelooflyk. Een Toorn, in welken 32 man plaats hadden, moest, wegens zyne hoogte, kantelen en gevaarlyk zyn. Wylen wernsdorf merkt §. 75 de fide Librorum Maccab. aan, dat 'er, volgens livius, drie of vier man in den Toorn zyn, die de Olyfant op den rug draagt. Hy verdient zelf nageleezen te worden. Maar tevens geloof ik niet, dat de Geschiedschryver der Maccabeen, waar tegen wernsdorf altyd zeer gekant is, te berispen is; maar alleen zyn Afschryver. Wy zyn by hem anders geheel niet het buitenspoorige gewoon, hy is daar by een gelyktydig in Palestina, zelf gelyk het schynt onder den Vorst simon,
schryvende Geschiedschryver, kon die zich, wegens het getal der op éénen Olyfant zit- | |
| |
tende Schutters en Verdeedigers, zo vergissen? Zelfs het getal 32 moet iemand op de gedagten brengen, dat 'er eene Schryffout begaan is: want 32 Olyfanten zyn 'er vs. 30, en nu zal elke Olyfant ook 32 Schutters draagen! Kan men zich onthouden van te gissen, dat het getal 32 uit het 30ste vers hier op de verkeerde plaats gebragt is? - Byaldien de zaak dus eens zamenhing? De Autheur zelf schreef םיינשלטש, twee of drie: want waarlyk zo veel is één Olyphant, den Indiaan 'er afgerekend zynde, gewoon te draagen: hier uit maakten de Afschryvers vroeg, naa dat de Olyfanten in Syrien door de vervolging der Romeinen onbekend en vreemd werden, ﬦיגשר םישלש, twee en dertig. De gissing is zo waarschynlyk, of veel meer noodwendig, dat ik my de vryheid genomen heb om ze in de vertaaling te volgen. De Schryffout moet intusschen zeer vroeg ingesloopen zyn; want hy staat ook in de Syrische vertaaling.
Met zo veel vertrouwen als de Ridder deeze verandering daar stelt, met zo veel kragts herroept hy dezelve, in zyn Oostersche en Uitlegk. Bibliotheek, XII. Deel, Aanh. bl. 174. schryvende: ‘De plaats, 1 Maccab. VI. 37, gaf my voor derdehalf jaar aanleiding, om de Zendelingen op Tranquebar, door middel van den Heer Professor freylinghausen, te vraagen, hoe veel Menschen een toegeruste Olyfant draagen kan? Ik ontving van hem een antwoord, te meer voldoende, om dat het eigenlyk eene vertaaling is van een antwoord, welk een man van zestig jaaren, het hoofd van alle Olyfantdryvers des Konings van Tanschaur, gegeeven heeft. Volgens 't zelve kan een toegeruste Olyfant 28 man draagen; dus is dan het 1 Maccab. VI. 37. opgegeeven getal van 32 ten minsten zo buitenspoorig niet, als het aan anderen en ook aan my was voorgekomen; en myne verandering van 32 in 2 of 3 vervalt.’ Dit geheele antwoord deelt ons de Heer Uitgeever, in zyne korte Voorreden, mede: en vinden wy opgetekend hoe deeze 28 man, ten stryde toegerust, geplaatst worden. Schoon dit Hoofd der Olyfantdryveren de onmogelykheid beweere in 'er 32 op te plaatzen, dunkt het ons met eenige verschikking zeer mogelyk. Het gevaarte, op den rug vast gemaakt, kan eene meer bevattende gedaante gegeeven, en dus de plaats voor vier man wel gevonden worden.
Onwaarschynlykheden ontbreeken by den Schryver van
| |
| |
het Eerste Boek der Maccabeen niet; zo tekent hy, by voorbeeld, in het 54ste vs. des Vden Hoofddeels op, dat judas, zyn volk in Judea wedergebragt hebbende, 't zelve met vreugde en vrolykheid ten berg Zion opging en brandoffers bragt, en dat niet één eenige van hun gebleeven was: maar zy allen te rug waren gekomen. De aantekening van michaelis luidt: ‘Dat in twee groote Veldslagen, en by het veroveren van zo veele Steden, door eenen storm, de Jooden niet één eenigen man zouden verlooren hebben, ziet 'er wat onwaarschynlyk uit: ondertusschen vertelt het josephus geheel trouwhartig na. Antiq. XII. 8, 6. Waarlyk het berigt is zo klein, gelyk men het van onzen Schryver gewoon is, dien het anders niet gebeurt om het verregaande, het ongelooflyke, het fabelagtige aan te neemen, dat ik tot de gedagten kwam, dat de woorden, het slot van dit vers uitmaakende, eene invulling konden zyn; dan, naardien zy tot hier toe in geen Grieksch handschrift vermist zyn, in de Vulgata staan, josephus de zaak ook heeft, en de yrier uit het Hebreeuwsch insgelyks; Om dat van hun geen eenige gevallen was, en zy gelukkig wederkwamen, zo moet ik ze wel voor egt erkennen. Alleen denk ik, dat de Schryver niet van de Krygslieden, die in het veld gevogten hadden, wil verstaan zyn; maar van de Inwoonderen van Gilead, die judas hadt te rug gevoerd: deeze kwamen alle gelukkig aan, en den vyanden was het niet gelukt, om op den marsch ook slegts éénen, die op buit uitging en die te rug bleef, weg te rooven.’
Ter slot deezer Aankondiginge, waar in wy geene voorbeelden van eene groote uitgestrektheid konden plaatzen, welke 'er in menigte voorkomen, zullen wy nog melden wat de Hoogleeraar michaelis van het woord Maccabeër, naar welken dit Boek en die tyden den Naam draagen, zegt, in zyne Aanmerking op het 4de vs. IIde Hoofdst, judas, met den Bynaam Maccabeus. - ‘De Naam wordt in het Hebreeuwsch יכקם geschreeven, gelyk men uit de Syrische vertaaling, en het Hebreeuwsche en Chaldeeuwsche Boek der Maccabeen, dat de Jooden hebben, ziet. Dit komt af van ב, een Hamer; zy die hem den naam geeven, vergeleeken hem, wegens zyne groote daaden in den Oorlog, by eenen Hamer, die de vyanden verpletterde en ook yzer
| |
| |
smeedt. Misschien ontleenden zy het beeld uit zach. II. 3 4. en verstondt daar ﬦי רה, gelyk men gemeenlyk doet, van smeeden. - Men heeft over 't algemeen geloofd, en ik heb ook te vooren de dwaaling gevolgd, dat de Maccabeen daar van den naam hadden, dat zy de woorden והי ﬦל כ ךומכ י Wie is 'er onder de Goden, gelyk gy, Jehovah! exod. XV. 11. in hunne Vaandels borduurden, en dat men hier van de eerste letters יבכמ heeft zamengesteld, en daar uit op eene waarlyk den Jooden geen ongewoone wyze eenen naame gemaakt, (uit MCBJ Maccabai). Dit liet zich zeer waarschynlyk aanzien, alleen is het tegen de Hebreeuwsche Orthographie van den naam. Kennicot's tweede Dissertatie, over den gedrukten Hebreeuwschen Text, heeft my eerst de gewoone dwaaling benomen, en de vergelyking der Syrische vertaaling heeft my nog meer zeker gemaakt.’
|
|