| |
| |
| |
Nederlandsche Reizen, tot bevordering van den Koophandel, na de meest afgelegene Gewesten dat Aardkloots, doormengd met vreemde Lotgevallen, en menigvuldige Gevaaren, die de Nederlandsche Reizigers hebben doorgestaan. Met Plaaten. XIIIde Deel. Te Amsterdam, by P. Conradi, en te Harlingen, by V. van der Plaats, 162 bladz. in gr. 8vo.
De Verzamelaar deezer Reistochten deelt 'er ons, in dit XIII Deel, Negen mede. De Schipbreuk van het Fluitschip de Arion, op de Reize van Japan na Batavia, in het Jaar 1714. - Den Tocht van het Oostindische Schip Barneveld, naa de Kaap de Goede Hoop, in het Jaar 1719. - Jacob bucquoy's zestienjaarige Reize, in de Jaaren 1719 tot 1735. - De Tweejaarige Reize van drie Schepen, rondom de Wereld, in de Jaaren 1721 en 1722. - De Schipbreuk van het Compagnie-Schip Blydorp, in het Jaar 1733. - Den Ongelukkigen Tocht van het Oostindische Schip Rustenwerk, in de Jaaren 1749 tot 1752. - De Rampspoedige Reize van het Oostindische Schip de Geregtigheid, van Batavia na Zeeland, in den Jaare 1754. - Adrianus mallagus
ongelukkige Scheepstocht in de Middelandsche Zee, in de Jaaren 1759 en 1760. - De Rampspoedige Reize van het Oostindische Schip Nyenburg, in het Jaar 1763.
Met soortgelyk oogmerk, met soortgelyk nut, als de voorgaande Deelen deezes Reiskundigen Werks, kan het tegenwoordige geleezen worden. Wy zullen 'er ook soortgelyk gebruik van maaken, en thans eenige byzonderheden mededeelen, het groote Eiland Madagaskar betreffende, zo als wy ze aantreffen in den Tocht van het Oostindische Schip Barneveld, volgens de opgave van ooggetuigen, die gezegd worden voorzigtig en eerbiedig der waarheid hulde gedaan te hebben.
‘In zynen omtrek beslaat Madagaskar omtrent vyfhonderd, en in de lengte tweehonderd en dertig, Mylen. De grootste breedte is acht en zestig, en de kleinste zeven Mylen. De Zuidlyke hoek legt op 26 Gr. 10 Min., en de Noordlyke op 12 Gr. Zuider Breedte. Doorgaans is het Land berg- en heuvelagtig, met veele moerassen aan den Zeekant, binnen's Lands ontmoet men veele bosschen en boomen. De grond is zandig en kleiatig, en
| |
| |
op veele plaatzen bedekt met een korst goede aarde, zeer bekwaam tot de graanteelt.
Steden vindt men 'er niet, en slegts één Dorp, by 's Konings Hof, zeer onregelmaatig gebouwd, en aan alle zyden open. Het bestaat in geringe wooningen, hier en daar als nedergeworpen; doch is zeer volkryk. Des Konings Hof is een langwerpig vierkant, omringd van eene beschanzing van afgekapte boomen, als Schanspaalen, op een zekeren afstand van elkander, in den grond geslaagen.
De Vorst, die in dit Hof zyn verblyf houdt, regeert met een onbepaald gezag over zyne onderdaanen, die zyne bevelen met een blind ontzag volvoeren, en hem weinig minder dan eenen God vreezen. De Koning heeft geen bepaald getal Soldaaten, of staande Krygsmagt, op de been; alle zyne Onderdaanen zyn gehouden, op het eerste bevel, te wapen te loopen, en tegen zyne vyanden op te trekken. Niet anders dan als zyne lyfeigenen, of slaaven, worden zy van hem aangezien en behandeld. Dit onbepaald gezag gaat niet alleen over de Persoonen en Onderdaanen, maar strekt zich ook uit tot hunne bezittingen, welke men bezwaarlyk eigendommen kan noemen, alzo hy dezelve naar goedvinden tot zich neemt.
Zeer zelden, ondertusschen, voert deeze Vorst Oorlog met zyne Nabuuren, zyne voornaamste bemoeijing is met zyne Vrouwen en Bywyven. De meeste Oorlogen hebben ten oogmerke, Slaaven op elkanderen te veroveren.
Zeer gebrekkig is de gesteldheid des Regtsbanks hier te Lande. De Koning is de eenige Regter in alle geschillen; hy heeft geene eigenlyk gezegde Raaden; de vermogendsten alleen mogen nu en dan een woord in 't midden brengen. Die de meeste vrienden heeft by den Koning, wint altoos het geding. Wanneer iemand met eene halsmisdaad wordt betigt, die den Koning eenigzins twyfelagtig voorkomt, zit hy, als 't ware, eenigen tyd, in diepe gepeinzen, om de zaak by zich zelven te overleggen. Middelerwyl luistert hy naar de gesprekken der omstanders, de meerderheid van wier uitspraaken zyn gevoelen beslist, zonder op de zaak zelve de minste agt te geeven. - Die dus veroordeeld is, moet, om zyne onschuld te bewyzen, een vergiftigen drank drinken, welke, meenen zy, hem niet zal deeren, indien hy onschuldig zy. Doch, die op deeze proeve gesteld worden,
| |
| |
moeten het meestal met den dood bekoopen. De goederen en huisgenooten, der dus omgekomenen, vervallen aan den Koning, voor wien dit een aanmerkelyk gedeelte zyns inkomens uitmaakt.
Eertyds waren hunne Wapenen Assagaaiën, of Werpspietzen; doch, zints de Europeaanen dit Eiland bezogt, en vooral de Engelschen van daar Slaaven gehaald hebben voor hunne Volkplantingen, zyn ze bekend geworden met Snaphaanen, waar mede zy zeer wel weeten om te gaan.
Drie Godsdienstige Aanhangen ontmoet men onder de Madagaskareezen. De Leden van den eersten en aanzienlyksten Aanhang, tot welken de Koning behoort, aanbidden en vereeren den Duivel, op dat hy hun geen kwaad doe. Deeze slaan veel geloof aan Tovery, voor welke zy zeer bang zyn. Om daar tegen bevryd te worden, binden zy de eerstelingen hunner Landvrugten aan bondeltjes, en hangen dezelve aan de daken hunner huizen, of aan boomen. In duistere zaaken raadpleegen zy de zielen der afgestorvenen. Zulk eene Raadpleeging geschiedde, by de komst onzer Reizigers ten Hove, op de volgende wyze. Hunne geschenken werden gebragt in een Lusthuis des Konings, en aldaar opgehangen aan een staketzel, aan 't welke zy yvoiren tanden hingen, opgevuld met een zeker ruikend vogt, by hen zeer hoog geagt. De geest des jongstvoorgaanden Konings, verbeeldden zy zich, waarde dagelyks by dit staketzel. Straks daar naa begon men den geest te vraagen, of de aangebragte geschenken zuiver, dan of ze vergiftigd of betoverd waren? Of de Koning zich op de blanke menschen kon vertrouwen, en veilig met hun in onderhandeling treeden? Door eenen ander Duivelbanner, die de kunst van Buikspreeken verstondt, en, ter domhoudinge van de onkundige Gemeente, door den Koning voorbedagtlyk werd onderhouden, werd hier op geantwoord, dat de geschenken zuiver en onbesmet, en de blanken goede en eerlyke menschen waren, op welke de Koning zich veilig mogt verlaaten.
De Leden van den tweeden Godsdienstigen Aanhang hebben, in de daad, eenige, hoewel zeer gebrekkige, kennis van christus; doch moeten eigenlyk als Mahomethaanen worden aangezien: dewyl zy den Leugen-Profeet, verre boven den waaren Godsgezant, waardeeren.
De derde Aanhang mag nauwlyks gezegd worden eenigen Godsdienst te hebben. Het eenige blyk daar van
| |
| |
bespeurt men in het toebrengen van zeker eerbewys aan de Wassende Maane.
In weerwil deezer verscheidenheid, stemmen alle de drie Aanhangen overeen, in het waarneemen der Besnydenisse, en in het houden van drie dagen ter weeke, welke kwaad en den Duivel zyn gewyd, en op welke hy nevens de Tovery regeert. Dingsdag, Vrydag en Saturdag, zyn die kwaadspellende dagen. Zy mogen op dezelve elkander bezoeken, noch ten Hove verschynen. Zo vast gaat hun overgeloof, aangaande de heilloosheid dier dagen, dat ze Kinderen, welke op dezelve gebooren worden, als Duivelskinderen aanmerken, en meestal meedogenloos om 't leeven brengen.
Tempels, of Tempeldienaars, vernamen onze Reizigers hier te Lande niet: ook, behalven de Besnydenis, geene Godsdienstplegtigheden; 't zy men de volgende gewoonte 'er voor houde. By een riviertje zagen zy eenige Landzaaten zich te water begeeven, daar in onbeweegelyk stilstaan, vervolgens hunne lippen beweegen, als prevelden zy eenige woorden, daar naa zich wasschen, en eindelyk weder opklimmen uit het water. Wanneer zy een Beest met een Snaphaan getroffen hebben, snyden zy het aanstonds den hals af, zonder te letten op de wyze, hoe, of aan welken kant, zulks geschiedde. Dan snyden zy het dier den rechter agterpoot af, en omtrent den halven staart, en gaan voorts aan 't verdeelen.
Zeer vreemd is hunne behandeling van de Kranken. Zo dra eene ziekte, welke een gevaarlyk aanzien heeft, iemand aantast, wordt hy omringd van eenige Vrouwen en Kinderen, die hun werk maaken, om op een akeligen toon te zingen. Vervolgens draagen hem dezelfde Zingers, onder het aanheffen van dit zelfde misbaar, na de plaats, alwaar hy zal begraaven worden, ingevalle hy sterve. Naa hem dezelve vertoond te hebben, keeren zy met hem te rug na zyne wooning, hem op gelyke wyze gezelschap houdende, tot dat hy den geest geeve, of tot voorgaande gezondheid hersteld worde. Onze Reizigers, ooggetuigen van deeze plegtigheid, omtrent een van 's Konings Kinderen, hadden dus gelegenheid, om te vraagen na de reden van dit bedryf. Het antwoord was, dat het zingen ten oogmerk hadt, het voorkomen, of weeren van het kwaad, welk den Lyder van den Duivel, of Toverye, zou kunnen overkomen: en dat het vertoonen van
| |
| |
het Graf geschiedde, om hem te laaten oordeelen, of zyne aanstaande legplaats goed ware.
De gestorvenen worden geleid in eene Kist, gemaakt van een zwaar stuk uitgehold hard hout, en vooraf van binnen besproeid met Ossenbloed. Het Lyk in 't graf geplaatst zynde, draagen de aanweezenden steenen aan, en bedekken het daar mede; wordende voorts van de overige steenen eene soort van vierkanten muur, rondom het Graf, opgetrokken. Naar gelang van het aanzien of vermogen des Overledenen, worden vervolgens eenige Runderen geslagt, om zynen Geest te verzoenen, en hem in 't Graf tot spyze te dienen. De Koning bekostigt de Begraafnis der Armen: waar voor zyne nagelaatene Vrouwen en Kinderen aan hem lyfeigen worden.
Uitgezonderd het Kleedje, welk de schaamte dekt, gaan de gemeene Landzaaten naakt; doch de meer aanzienlyke draagen eene soort van bruine tabberts, die tot op de knieën hangen, en op hunne hoofden zekere Mutsjes, in de gedaante van een Myter.
Ossenvleesch, nauwlyks half gaar gebraaden, is hunne gemeenste spyze. Tot eene versnapering gebruiken zy Eyeren, die bykans zyn uitgebroeid; zy slaan ze met Kuikens en al ten lyve. Ten Hove werden zulke Eyeren, als eene groote lekkerny, den onzen aangeboden, die ze welstaanshalven aannamen; doch 'er zich vervolgens van ontdeeden.
Weinig werks maaken zy van de Huwelykstrouwe, en neemen zo veele Vrouwen als zy kunnen onderhouden. Niet de oudste, maar de meestgeliefde Zoon des Konings is zyne Throonsopvolger. Dat 'er weinig Koophandel of Neering onder hun omgaat, is ligt af te leiden uit hunne eenvoudige leevenswyze.
Voorts levert het hun eene menigte van smaaklyke en verkwikkende vrugten. Boomen ontmoet men 'er, die tot de verbaazende hoogte van honderd en vyftig voeten opschieten, en van dertig tot veertig voeten in den omtrek beslaan. Zy dienen den Landzaaten, om daar van Kanoes of uitgeholde Schuitjes te maaken. Midden in de bosschen ontmoet men, hier en daar, vlakten, welke de voortreffelykste Weidlanden zouden kunnen uitleveren, met malsch en geurig gras begroeid, en doorsneeden van beekjes en riviertjes, die het aangenaamste water bevatten. De uitmuntendste Boerderyen zouden hier kunnen worden aangeleid: want zo voedend is hier het gras en kruid,
| |
| |
dat de Runderbeesten meestal van zevenhonderd tot duizend ponden weegen. Zy draagen een bult op het schoft, van veertig tot vyftig ponden; het vleesch is zeer aangenaam van smaak. Voorts levert het Gewest eene menigte van allerlei Gevogelte, en de Zee zeer goeden Visch.
Geene Europische Natie bezit hier eenige vastigheid: de Portugeezen hadden 'er, in de vroegste tyden, eene soort van sterkte aangeleid; doch zy werd van de Landzaaten gesloopt, en het volk omgebragt. Lodewyk de XIII, Koning van Frankryk, schonk naderhand dit Eiland aan den Kardinaal de richelieu, en den Maarschalk de la meiljeraie. Deeze Staatsdienaars zonden derwaards den Heer flacourt, met eenige manschap; hy stigtte aldaar eene Vesting, Daufyn genaamd, aan den Zeekant, en richtte 'er eene Volkplanting op. Doch deeze werd spoedig aangetast en verdreven door de Landzaaten, die ruim drie vierde deelen der Franschen om 't leeven bragten. De Hollanders hebben hier nooit een vastheid ondernomen, maar alleen nu en dan eenigen handel gedreven. De Engelschen hebben zich inzonderheid hier mede bemoeid, en, lang voor de komst van het Schip Barneveld, nog ruim duizend Slaaven voor de Volkplantingen gekogt.’
|
|