| |
Het leeven van Reynier de Klerk, Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indie, door Ary Huysers, Oud Koopman, in dienst der Nederlandsche Oostindische Compagnie. Met een fraaye Kaart der Platte grond van Batavia, en eenige Bylaagen. Te Utrecht, by A. van Paddenburg, 1788. In gr. 8vo. 146 bladz.
Reynier de klerk, wiens Leeven wy hier aankundigen, behoort onder die Mannen, wier afkomst hem geen uitzigt altoos gaven, om eene post te bekleeden, die in uitwendig Vertoon, zo niet in Gezagsoefening, de Vorstlyke Waardigheid zo naby komt. Als gemeen Matroos voer hy eerst na de Oostindiën, deedt andermaal die reis, en voor de derde keer, als Derde Waak, daar heen stevenende, heeft hy zyn Vaderland nooit weder gezien. Verscheide Posten, van verschillenden aart, alle met lof bekleed hebbende, klom hy tot het hoogst bewind op, en was de eerste Zeeuw, zynde van Middelburg geboortig, die als algemeen Landvoogd, de wyd uitgestrekte Volkplantingen der Nederlanden, in het Oosten, bestuurd heeft, de Opvolger zynde van jeremias van riemsdyk. Reeds hadt hy, by zyne verheffing tot dien Rang, acht en zestig jaaren bereikt, en vyftig jaaren in dienst der Maatschappye gearbeid: wel mogt hy dan dikwils zeggen. Het is Mostert naa den Maaltyd!
Geen lang Bestuur was, op 't ongezond Batavia, in zulke hooge jaaren te wagten, ook duurde het niet meer
| |
| |
dan twee Jaaren, en omtrent elf Maanden. Dan, zyn werkzaame aart bleef hem in den Ouderdom by; in zwakheid voort arbeidende, betuigde hy, dat een Gouverneur-Generaal met de Pen in de hand ten grave moest daalen.
Zyne voornaamste verrigtingen, als Landvoogd, bestonden in het bevorderen van den Godsdienst: ter gelegenheid der Antwoorden, op de Prysvraage van de Hollandsche Maatschappy te Haarlem, wegens dit stuk in 't licht gegeeven, en hem gezonden om berigt, - in het dempen van den Oorlog op Macasser, door het veroveren van Goâ, - in 't aanvaarden van de post als eerste Opper-Directeur van het Geleerd Genootschap, in den Jaare 1778 te Batavia opgerigt, - in de aanwinst van Landen voor de Compagnie, en het geheel afhanglyk en leenroerig maaken van anderen, - in gunstige schikkingen voor de Jaccatrasche of Bovenlandsche Regenten, - in het bevorderen van den Landbouw, op eene menigte onbebouwde Landen.
De Leevensbeschryver laat niet onopgetekend het veel gerugts maakend bedryf deezes Landvoogds, omtrent den Raad des Geregts; van welken hy den President en vyf Leden afzette, ‘alleen om dat zy geweigerd hadden, eenige Origineele Processen, die de Raad als een heiligdom aanmerkte, en onder den Eed van Geheimhouding begreepen waren, af te geeven.’ Eene daad, door de Bewindhebberen afgekeurd.
Voor het overige, zegt ons de Heer huysers, was de klerk een Man, nederig in zynen wandel, een vyand van allen Pragt en uiterlyke Grootheid, dit bleek hier uit, om dat hy, by zyne aanstelling tot Opper-Landvoogd, in den Raad hadt voorgeslaagen, en ook uitgevoerd, om naamlyk geene plegtigheden te ontvangen van de Vorsten en Regenten van Java's Noordoostkust, zo als de gewoonte geweest is zyner Voorzaaten; hy liet door den Landvoogd van Java op Samarang, toen de Heer johannes robbert van der burgh de hulde ontvangen, die men hem anders in persoon bewyzen moest. Schoon hy voor dit gedrag ook Staatkundige redenen hadt, ontleend van de zwakke Gesteltenis des Volks te Batavia ten dien tyde, en van zyne kennis der Javaanen, onder welken hy lang verkeerd hadt. - Dan, by zyne aanstelling gaf hy aan den Raad te verstaan, dat het zeer oneigen en onbetaamelyk was, dat de Leden van den Raad voor hem, met hunne Koetsen,
| |
| |
op 's Heeren wegen stil hielden, en begeerde dat zulks niet meer geschieden moest. Ook wilde hy niet hebben, dat men voor hem in de Kerken zou opstaan, als de Godsdienst reeds begonnen was.
Wy moeten alle de trappen, langs welken de klerk opklom, in het Leeven zelve laaten leezen; doch kunnen niet naalaaten, een geval daar uit over te neemen, 't welk hem tot groote eere strekt. De Heer elso sterrenberg, eertyds een Gunsteling van den Generaal van imhoff, was in diens ongenade vervallen, en voor vyf en twintig jaaren na het Kasteel Revenge, op het Eiland Poelo-ay, gelegen in de Provincie van Banda, gebannen. De Gouverneur van imhoff nog niet te vrede met deeze diepe vernedering van een Man, voor wien hy wel eer eene groote zugt en genegenheid gevoed hadt, bedagt nog een ander middel, om het deezen ongelukkigen zo benaauwd te maaken, dat hy, menschlyker wyze, niet lang zou kunnen leeven. - Hy wist dat de Heer de klerk, als Administrateur te Samarang, zeer veele onaangenaamheden, onder het bestuur van sterrenberg, hadt moeten ondergaan, en dat deeze, uit dien hoofde, een gezetten haat tegen hem voeden moest. Nimmer kon de Heer van imhoff derhalven gepaster middel uitdenken, om sterrenberg van kant te helpen, dan door de aanstelling van de klerk tot Landvoogd van Banda. - Men dagt toen niet anders of hy zou sterrenberg, die bereids vooruit na het Kasteel Revenge gezonden was, welhaast het leeven moede maaken, en, van hartzeer, ten grave hebben doen daalen. Sterrenberg zelve scheen hier voor genoeg bedugt. Hy zag de komst van den nieuwen Landvoogd met schrik te gemoet, dan nimmer hadt hy zich zo misgist als in dit geval.
De klerk komt in de Provincie van Banda, en, zo als hy in het opzeilen was van de Neira, ontvangt hy een Brief van den Gebannenen, van deezen inhoud: ‘Ik feliciteer Uw Ed. Agtb. met derzelver komst in deeze Provincie, hartlyk wenschende en biddende, dat het dit Land onder Uw Ed. Agtb. bestier mag welgaan; ondertusschen Uw Ed. Agtb. indagtig maakende de bekende Spreuk van solon, terwyl ik, voor het overige met agting ben. &c.’ Het antwoord van de klerk was mede naar den Laconischen Styl, en bestondt hier in: ‘Ik ben Uw Ed. zeer verpligt voor de vriendlyke
| |
| |
zegenwenschen, over my uitgeboezemd, by derzelver Brief van gisteren. Niet gewoon zynde, om tegen een gevangen Man myn Degen te trekken, kan Uw Ed. zich verzekerd houden, dat ik 'er myn Eer in stellen zal, om Uw Ed. verblyf a Costy zo draaglyk te maaken als mogelyk is. Hier nevens, by provisie, een Kas Wyn, twee Kaazen, een Vaatie Boter. Item de Vaderlandsche Nouvelles. Uw Ed. iets benoodigd hebbende, schryft het dan maar vry aan Uw Ed. Dienaar, r. de klerk.’
Men kan zich geen denkbeeld vormen van de aandoeningen, die deeze en de volgende blyken van vriendschap, op het gemoed van sterrenberg, uitwerkten. Zyn Bannissement was een aangenaam verblyf, zo lang de klerk het Bestuur aldaar in handen hadt. De vriendschap, die zy aldaar met elkander hielden, was groot, en van dat gewenschte gevolg, dat de gebannene, tot den laatsten dag van zyn verblyf, aldaar gezond en welgemoed gebleeven is, en nog eenigen tyd, naa den dood van zynen vyand van imhoff, in vryheid, zonder eenige Amptsbediening, geleefd heeft.
Op de verhaalen in deeze Leevensbeschryving, die alzins de tekens eener onopgesmukte eenvoudigheid draagt, kunnen wy in alle opzigten staat maaken. De Schryver heeft, naar luid van 't Voorberigt des Uitgeevers, schoon eerst Secretaris van de Amphioen-Societeit, en naderhand Administrateur van het Graanmagazyn, egter, tot de laatste oogenblikken van de klerk's Leeven, het Comptoirwerk, van dien braaven Indischen Regent, steeds yverig waargenomen, en is dus vyftien jaaren lang zyn beminde Huisgenoot geweest: waar door hy gelegenheid gehad heeft, om de Historie van zyn Leeven uit zyn eigen mond zelf te verneemen, alles van naby te zien en te hooren. Invoegen hy wel in staat zou geweest zyn, om zaaken van meer aanbelang, wegens den staat der O.I.C. in de Indiën, in dit Werkje in te lasschen, ware het niet dat hy zich voorgesteld hadde, om zich hier in alleen te bepaalen by zulke zaaken, die tot deeze Leevensgeschiedenis betrekking hadden.
Van deezen aart zyn ook de meeste Bylaagen, die meer dan de helft van dit Boekdeeltje uitmaaken, behelzende de Eerste, een Brief van den Gouverneur valkenier, over den Moord, in Oct. 1740, op Batavia voorgevallen, aan den Chineeschen Keizer. - De Tweede, een Ver- | |
| |
haal van een gedenkwaardig voorval op het Eiland Formosa, ten tyde, toen het gehoorde onder de Vereenigde Nederlandsche Oostindische Compagnie, tusschen den Gouverneur en twee groote Japansche Schepen, met de gevolgen van dien. - De Derde, een Ontwerp tot de Publieke Voorstelling van den Heer de klerk, als Gouverneur Generaal. - De Vierde, Vyfde, Zesde en Zevende Bylagen, behooren alle tot de Aanstelling en de Uitvaart des Generaals de klerk; en wordt alles beslooten met eene Naamlyst der Heeren Gouverneurs Generaal van Neêrlandsch Indiën, zo als dezelve in orde op elkander gevolgd zyn, nevens eene aanwyzing van de Plaatzen, waar zy zich onthouden, en den tyd wanneer en hoe lang zy geregeerd hebben.
De Eerw. Uitgeever van dit Leevensberigt, j.c. metzlar, Predikant op Batavia, thans te Beusichem, wenschte, dat, by deeze Leevensbeschryving, ook kon gevoegd worden het Leeven van den niet min beroemden Opper-Landvoogd, petrus albertus van der parra, en zou gaarne, uit eerbied voor 's Mans naagedagtenis, deeze taak op zich neemen, wanneer diens Naabestaanden konden goedvinden, hem daar toe de noodige stukken ter hand te doen stellen, in welken gevalle hy zich openlyk tot dit werk aanbiedt: en hegtte men daar nog aan het Leeven van den Gouverneur Generaal jeremias van riemsdyk, dan bezat men, in het thans uitgegeeven, en de twee nog te vervaardigen, Leevens, eene Verzameling van alle de Leevensbeschryvingen der Mannen, in die hooge buitenlandsche Waardigheid gesteld: en kon ze aanmerken, als vervolgen der Beknopte Leevensbeschryvingen van alle de Gouverneurs Generaal van Indie, voor eenige jaaren in de Fransche (en Nederduitsche) Taal in 't licht gegeeven, en eindigende met dat van den Opper-Landvoogd jacob mossel. - Doch dan behoorde men ze in een ander formaat uit te geeven, namelyk in gr. 4to.
|
|